Bouwers van een nieuwe haven

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
 
Regel 1: Regel 1:
3.  Bouwers van een nieuwe haven
 
 
 
De actoren die betrokken waren bij de vestiging van nieuwe regimes in het massagoed, waren grotendeels relatieve nieuwkomers in de Rotterdamse haven. In de loop van de negentiende eeuw was er een nieuwe elite ontstaan van cargadoors en stoomvaartreders. Stoomvaartreders zagen het rederijbedrijf niet als verlengstuk van de handel, maar primair als een vervoersbedrijf. De komst van grote, snelle, maar vooral ook kostbare stoomschepen die deels met vaste afvaartschema’s voeren en zo kort mogelijk in de haven moesten blijven, riep de behoefte op aan een veel snellere lading en lossing dan tot dusver gebruikelijk was. Rond 1890 werd Rotterdam door ongeveer veertig stoomvaartlijndiensten aangedaan, waaronder die van zijn thuisrederijen Rotterdamse Lloyd (opgericht in 1883) en de Holland-Amerika Lijn (HAL, opgericht in 1873). Alhoewel de stoomvaart sterk toenam en hierdoor de overslag groeide, was Rotterdam in de eerste plaats een centrum voor de wilde vaart. De vrachtschepen van de wilde vaart waren tot diep in de negentiende eeuw vooral zeilschepen, die niet volgens vaste schema’s voeren, maar door hun rederijen naar die plaatsen werden gedirigeerd waar tegen aantrekkelijke prijzen lading te vergaren was. In de havens werd het los- en laadwerk door de rederijen meestal gedelegeerd aan hun agenten, de cargadoors, die daarnaast ook hielpen met noodzakelijke administratie, proviandering en reparaties. Cargadoors gingen in de loop van de negentiende eeuw echter steeds meer eigen schepen exploiteren, vooral in de wilde vaart. Zij werden een belangrijke actor in de Rotterdamse haven.  
 
De actoren die betrokken waren bij de vestiging van nieuwe regimes in het massagoed, waren grotendeels relatieve nieuwkomers in de Rotterdamse haven. In de loop van de negentiende eeuw was er een nieuwe elite ontstaan van cargadoors en stoomvaartreders. Stoomvaartreders zagen het rederijbedrijf niet als verlengstuk van de handel, maar primair als een vervoersbedrijf. De komst van grote, snelle, maar vooral ook kostbare stoomschepen die deels met vaste afvaartschema’s voeren en zo kort mogelijk in de haven moesten blijven, riep de behoefte op aan een veel snellere lading en lossing dan tot dusver gebruikelijk was. Rond 1890 werd Rotterdam door ongeveer veertig stoomvaartlijndiensten aangedaan, waaronder die van zijn thuisrederijen Rotterdamse Lloyd (opgericht in 1883) en de Holland-Amerika Lijn (HAL, opgericht in 1873). Alhoewel de stoomvaart sterk toenam en hierdoor de overslag groeide, was Rotterdam in de eerste plaats een centrum voor de wilde vaart. De vrachtschepen van de wilde vaart waren tot diep in de negentiende eeuw vooral zeilschepen, die niet volgens vaste schema’s voeren, maar door hun rederijen naar die plaatsen werden gedirigeerd waar tegen aantrekkelijke prijzen lading te vergaren was. In de havens werd het los- en laadwerk door de rederijen meestal gedelegeerd aan hun agenten, de cargadoors, die daarnaast ook hielpen met noodzakelijke administratie, proviandering en reparaties. Cargadoors gingen in de loop van de negentiende eeuw echter steeds meer eigen schepen exploiteren, vooral in de wilde vaart. Zij werden een belangrijke actor in de Rotterdamse haven.  
 
Het daadwerkelijk laden en lossen van een schip werd in het tijdperk van de zeilvaart vooral gedaan door de bemanning van een schip. Met name door de komst van (grote) stoomschepen, die een veel kleinere bemanning hadden, kwam de uitvoering van de overslag echter deels in handen van gespecialiseerde, in de haven gevestigde partijen, die in Rotterdam werden aangeduid als stuwadoors. Zij ronselden hun arbeiders in kroegen en andere gelegenheden. Stuwadoors waren aanvankelijk niet meer dan onderaannemers van de rederijen en cargadoors. Over eigen terreinen met recht op een vaste ligplaats konden zij lange tijd niet beschikken, omdat de gemeente dit recht sinds 1883 voorbehield aan lijnrederijen en cargadoors.  Dit veranderde in 1900 na de herziening van de kadegeldverordening. In 1907 was P. Thomsen & Co. de eerste stuwadoor die een terrein in huur kreeg van de gemeente. Stuwadoors ontwikkelden zich zo tot zelfstandige ondernemingen met hun eigen terreinen en kranen.  
 
Het daadwerkelijk laden en lossen van een schip werd in het tijdperk van de zeilvaart vooral gedaan door de bemanning van een schip. Met name door de komst van (grote) stoomschepen, die een veel kleinere bemanning hadden, kwam de uitvoering van de overslag echter deels in handen van gespecialiseerde, in de haven gevestigde partijen, die in Rotterdam werden aangeduid als stuwadoors. Zij ronselden hun arbeiders in kroegen en andere gelegenheden. Stuwadoors waren aanvankelijk niet meer dan onderaannemers van de rederijen en cargadoors. Over eigen terreinen met recht op een vaste ligplaats konden zij lange tijd niet beschikken, omdat de gemeente dit recht sinds 1883 voorbehield aan lijnrederijen en cargadoors.  Dit veranderde in 1900 na de herziening van de kadegeldverordening. In 1907 was P. Thomsen & Co. de eerste stuwadoor die een terrein in huur kreeg van de gemeente. Stuwadoors ontwikkelden zich zo tot zelfstandige ondernemingen met hun eigen terreinen en kranen.  

Versie op 10 apr 2007 15:26