Vroege autogeschiedenis (tot 1914): visie en het werkelijke gebruik

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 1: Regel 1:
 
'''Aanvankelijke visie'''
 
'''Aanvankelijke visie'''
  
In het openingsartikel van een van de nummers van De Kampioen van 1907 klaagde hoofdredacteur Henri Meijer, die naar we mogen aannemen namens het [[De ANWB, van wielrijdersbond naar toeristenbond|'''ANWB''']]-hoofdbestuur sprak, dat de aanvankelijke belofte van paardenvervanging door de autoproducenten niet was ingelost. Volgens Meijer was de auto "opgegroeid tot een machine die met sneltreinen in snelheid wedijvert. ... De machine, die aanvankelijk [[Afbeelding:benz_1891.jpg|330px|thumb|right|Straatbeeld met een Benz uit 1891.]]bedacht was om het paard, dat hoogstens 50 km per dag kan afleggen, overbodig te maken, omdat zij het werk beter, sneller en goedkooper zou kunnen doen, is een luxe-voorwerp geworden, soms twintigmaal duurder bij aanschaffing en in onderhoud dan een gewone [[Begrippenlijst#Equipage|equipage]]." Dat was betreurenswaardig, omdat "tal van plattelandsbewoners, dokters, notarissen, fabrieksdirecteuren, grondeigenaars, handelaars in landbouwbenoodigdheden enz., enz., die ... groote afstanden hebben af te leggen, gretige koopers zouden zijn van een vertrouwbare automobiel wanneer die beantwoordde aan de alleszins bescheiden eischen dat zij niet duurder ware dan een flink paard met een degelijk rijtuig, geschiktheid bezat om in elk jaargetijde op alle landwegen te worden gebruikt en voorzien ware van een motor van zoodanige capaciteit om het voertuig onder minder gunstige omstandigheden een snelheid van 15 à ²0 K.M. per uur mee te deelen." Meijer voorspelde met name de Franse auto-industrie zware tijden, omdat in Amerika de noodzaak van het produceren van een [[Vroege autogeschiedenis (tot 1914): Goedkopere en gebruiksvriendelijkere auto's dankzij de recessie van 1907|'''goedkope en betrouwbare auto''']] wel werd opgepakt. "Wat ons betreft, wij gelooven veeleer, dat de automobiel van den middenstand uit Amerika zal komen [[Noten H3#3-30|<sup>[30]</sup>]]." Deze sterke nadruk op het [[Begrippenlijst#Utilitair|utilitaire]] gebruik had een lange traditie binnen de ANWB. Al in 1891, tijdens de opkomst van de [[Fiets, motorfiets en auto rond 1900|'''fietsgekte''']], bleek uit een onderzoek van de [[De ANWB, van wielrijdersbond naar toeristenbond|'''ANWB''']] dat handelsagenten en handelsreizigers, [[Vroege autogeschiedenis (tot 1914): Arts en automobilisme|'''artsen''']] en fabrikanten (in deze volgorde) tot de voornaamste [[Vroege autogeschiedenis (tot 1914): De gebruiksauto|'''zakelijke gebruikers''']] behoorden, vooral in de steden [[Noten H3#3-31|<sup>[31]</sup>]].   
+
In het openingsartikel van een van de nummers van De Kampioen van 1907 klaagde hoofdredacteur Henri Meijer, die naar we mogen aannemen namens het [[De ANWB, van wielrijdersbond naar toeristenbond|'''ANWB''']]-hoofdbestuur sprak, dat de aanvankelijke belofte van paardenvervanging door de autoproducenten niet was ingelost. Volgens Meijer was de auto "opgegroeid tot een machine die met sneltreinen in snelheid wedijvert. ... De machine, die aanvankelijk [[Afbeelding:benz_1891.jpg|330px|thumb|right|Straatbeeld met een Benz uit 1891.]]
 +
bedacht was om het paard, dat hoogstens 50 km per dag kan afleggen, overbodig te maken, omdat zij het werk beter, sneller en goedkooper zou kunnen doen, is een luxe-voorwerp geworden, soms twintigmaal duurder bij aanschaffing en in onderhoud dan een gewone [[Begrippenlijst#Equipage|equipage]]."  
 +
 
 +
Dat was betreurenswaardig, omdat "tal van plattelandsbewoners, dokters, notarissen, fabrieksdirecteuren, grondeigenaars, handelaars in landbouwbenoodigdheden enz., enz., die ... groote afstanden hebben af te leggen, gretige koopers zouden zijn van een vertrouwbare automobiel wanneer die beantwoordde aan de alleszins bescheiden eischen dat zij niet duurder ware dan een flink paard met een degelijk rijtuig, geschiktheid bezat om in elk jaargetijde op alle landwegen te worden gebruikt en voorzien ware van een motor van zoodanige capaciteit om het voertuig onder minder gunstige omstandigheden een snelheid van 15 à 20 K.M. per uur mee te deelen."  
 +
 
 +
Meijer voorspelde met name de Franse auto-industrie zware tijden, omdat in Amerika de noodzaak van het produceren van een [[Vroege autogeschiedenis (tot 1914): Goedkopere en gebruiksvriendelijkere auto's dankzij de recessie van 1907|'''goedkope en betrouwbare auto''']] wel werd opgepakt. "Wat ons betreft, wij gelooven veeleer, dat de automobiel van den middenstand uit Amerika zal komen [[Noten H3#3-30|<sup>[30]</sup>]]."  
 +
Deze sterke nadruk op het [[Begrippenlijst#Utilitair|utilitaire]] gebruik had een lange traditie binnen de ANWB. Al in 1891, tijdens de opkomst van de [[Fiets, motorfiets en auto rond 1900|'''fietsgekte''']], bleek uit een onderzoek van de [[De ANWB, van wielrijdersbond naar toeristenbond|'''ANWB''']] dat handelsagenten en handelsreizigers, [[Vroege autogeschiedenis (tot 1914): Arts en automobilisme|'''artsen''']] en fabrikanten (in deze volgorde) tot de voornaamste [[Vroege autogeschiedenis (tot 1914): De gebruiksauto|'''zakelijke gebruikers''']] behoorden, vooral in de steden [[Noten H3#3-31|<sup>[31]</sup>]].   
  
  
 
'''Het werkelijke gebruik'''
 
'''Het werkelijke gebruik'''
  
Het was een historisch toeval dat de bruikbaarheid van de auto voor andere dan louter ?sportieve? doeleinden al vroeg definitief op de nationale agenda plaatste. Met de spoorwegstaking van 1903 werd het land in één klap afhankelijk van de moderne transportmiddelen fiets en auto [[Noten H3#3-32|<sup>[32]</sup>]].  In een vaderlandslievende actie had het NAC-bestuur zijn leden telegrafisch verzocht hun auto's aan leger en politie ter beschikking te stellen. Alleen al in Amsterdam en Den Haag waren dadelijk 26 auto's beschikbaar. Met snelheden die normaal absoluut niet toegestaan waren, de begeleiders gewapend met een "rijksrevolver", raceten de nieuwe helden nu in het algemeen belang door Nederland. Het was, zo stelde Peugeot-importeur Verwey & Lugard tevreden vast in een brochure (die pas een jaar later werd uitgebracht om geen "wonden ... open te rijten"), één "Reuzen-betrouwbaarheidsrit" [[Noten H3#3-33|<sup>[33]</sup>]].  Verbaasd kwam de Kampioen achteraf tot de vaststelling: "(D)at duizenden "tegenstanders" in deze dagen vrienden van het rijwiel en de automobiel geworden zijn, dat honderden vreesachtigen hun vrees thans [[Begrippenlijst#Ridicuul|ridicuul]] vinden, ja, dat zelfs de hoogste autoriteiten, die door strenge wetten het automobilisme onder den duim hielden, thans bij het automobilisme hun toevlucht in de[[Afbeelding:benz_bus_1895.jpg|350px|thumb|left|Achtpersoons bus van Benz uit 1895.]] benauwdheid van het gestoord verkeer hebben gezocht, dat was zoo verrassend door zijn volkomen nieuwheid, dat niemand het had kunnen voorspellen [[Noten H3#3-34|<sup>[34]</sup>]]."  Ook het Handelsblad was lovend over "de reddende automobiel" [[Noten H3#3-35|<sup>[35]</sup>]].  Dat laatste was opmerkelijk, omdat juist het Handelsblad zich aanvankelijk een voorstander betoonde van het superbeschaafde avontuur van de [[Vroege autogeschiedenis (tot 1914): Vooroorlogse elektrische auto's|'''elektrische auto''']] en geen goed woord overhad voor de parvenu's van het vroege automobilisme [[Noten H3#3-36|<sup>[36]</sup>]].  
+
Het was een historisch toeval dat de [[De gebruiksauto|'''bruikbaarheid van de auto''']] voor andere dan louter ?sportieve? doeleinden al vroeg definitief op de nationale agenda plaatste. Met de spoorwegstaking van 1903 werd het land in één klap afhankelijk van de moderne transportmiddelen fiets en auto [[Noten H3#3-32|<sup>[32]</sup>]].  In een vaderlandslievende actie had het NAC-bestuur zijn leden telegrafisch verzocht hun auto's aan leger en politie ter beschikking te stellen. Alleen al in Amsterdam en Den Haag waren dadelijk 26 auto's beschikbaar. Met snelheden die normaal absoluut niet toegestaan waren, de begeleiders gewapend met een "rijksrevolver", raceten de nieuwe helden nu in het algemeen belang door Nederland. Het was, zo stelde Peugeot-importeur Verwey & Lugard tevreden vast in een brochure (die pas een jaar later werd uitgebracht om geen "wonden ... open te rijten"), één "Reuzen-betrouwbaarheidsrit" [[Noten H3#3-33|<sup>[33]</sup>]].   
 +
Verbaasd kwam de Kampioen achteraf tot de vaststelling: "(D)at duizenden "tegenstanders" in deze dagen vrienden van het rijwiel en de automobiel geworden zijn, dat honderden vreesachtigen hun vrees thans [[Begrippenlijst#Ridicuul|ridicuul]] vinden, ja, dat zelfs de hoogste autoriteiten, die door strenge wetten het automobilisme onder den duim hielden, thans bij het automobilisme hun toevlucht in de
 +
 
 +
[[Afbeelding:benz_bus_1895.jpg|350px|thumb|left|Achtpersoons bus van Benz uit 1895.]] benauwdheid van het gestoord verkeer hebben gezocht, dat was zoo verrassend door zijn volkomen nieuwheid, dat niemand het had kunnen voorspellen [[Noten H3#3-34|<sup>[34]</sup>]]."   
 +
Ook het Handelsblad was lovend over "de reddende automobiel" [[Noten H3#3-35|<sup>[35]</sup>]].   
 +
Dat laatste was opmerkelijk, omdat juist het Handelsblad zich aanvankelijk een voorstander betoonde van het superbeschaafde avontuur van de [[Vroege autogeschiedenis (tot 1914): Vooroorlogse elektrische auto's|'''elektrische auto''']] en geen goed woord overhad voor de parvenu's van het vroege automobilisme [[Noten H3#3-36|<sup>[36]</sup>]].  
  
  
 
Ondanks deze opsteker voor de Nederlandse autobranche, echter, leek Meijer vier jaar later een roepende in de woestijn met zijn pleidooi voor een [[Begrippenlijst#Utilitair|utilitair]] gebruik. Zelfs de artsen, waarop de [[De ANWB, van wielrijdersbond naar toeristenbond|'''ANWB''']] in navolging van het buitenland zijn hoop had gevestigd, leken aanvankelijk Meijers oproep niet te volgen. In Nederland lijken de artsen zich in eerste instantie vooral van de motorfiets te hebben bediend, waarvan het park tot ver in de jaren twintig dat der auto's overheerste [[Noten H3#3-37|<sup>[37]</sup>]].
 
Ondanks deze opsteker voor de Nederlandse autobranche, echter, leek Meijer vier jaar later een roepende in de woestijn met zijn pleidooi voor een [[Begrippenlijst#Utilitair|utilitair]] gebruik. Zelfs de artsen, waarop de [[De ANWB, van wielrijdersbond naar toeristenbond|'''ANWB''']] in navolging van het buitenland zijn hoop had gevestigd, leken aanvankelijk Meijers oproep niet te volgen. In Nederland lijken de artsen zich in eerste instantie vooral van de motorfiets te hebben bediend, waarvan het park tot ver in de jaren twintig dat der auto's overheerste [[Noten H3#3-37|<sup>[37]</sup>]].

Versie op 7 mei 2008 09:30