Aanmelden
Inhoudsopgave
Willekeurige pagina
Over TIN
Toon brontekst
Van Techniek in Nederland
voor
Melk is goed voor elk
Ga naar:
navigatie
,
zoek
[[Afbeelding:05_G357_V_6_4.JPG|thumb|400px|right|Met behulp van een propagandaoffensief trachtte de zuivelindustie de afnemende consumptie van melk in de jaren zestig een halt toe te roepen.]] Ondanks het consumentenonderzoek wist de zuivelindustrie lang niet altijd de consumenteneisen goed in te schatten. Toen Nederlandse consumenten een voorkeur voor halfvolle en magere levensmiddelen begonnen te ontwikkelen, wist de Nederlandse zuivelindustrie hier niet onmiddellijk op te reageren. Integendeel, nog in 1960 verhoogden ze het melkvetgehalte van 2,5 naar 3% en in 1968 zelfs naar 3,2 % om de Nederlandse consument waar voor zijn geld te geven. Voor de zuivelindustrie was vette melk waardevolle melk.[[Noten TIN20-3-H6#6-47|<sup>[47]</sup>]] Het door de zuivelfabrikanten in 1950 opgerichte Nederlands Zuivelbureau (NZB) kreeg tot taak de smakelijkheid van melk onder de aandacht van het publiek te brengen en het drinken van melk te stimuleren. Net als haar voorganger het crisiszuivelbureau in de jaren dertig, richtte het NZB zich direct op de consument, door het bureau gedefinieerd als ‘huisvrouwen’. '''Voorlichting voor huisvrouwen''' Het organiseerde voorlichtingsbijeenkomsten voor huisvrouwen, ‘zuivelkeukens’ (demonstratieruimten, die zelfs in mobiele vorm werken ingericht zodat het land kon worden rondgereisd), avonden in huishoudscholen en zuivelfabrieken. Het stelde weekmenu’s samen ten bate van de redacties van dag- en damesbladen, plaatste [[Media, reclame, marketing|'''advertenties in damesbladen''']], gaf ‘zuivelkookboeken’, brochures en folders uit, stelde korte TV-filmpjes samen, maakte [[begrippenlijst#Propaganda|propaganda]] voor Nederlandse zuivel in het buitenland, en organiseerde tentoonstellingen en [[begrippenlijst#Congres|congressen]].[[Noten TIN20-3-H6#6-48|<sup>[48]</sup>]] Zo vond op 20 oktober 1966 een ‘zuiveldag voor consumenten’ plaats, georganiseerd in samenwerking met de Nederlandse Huishoudraad.[[Noten TIN20-3-H6#6-49|<sup>[49]</sup>]] De ‘zuiveldag’ wilde de consumenten voorlichten over zuivelproducten en hoe en wanneer deze konden worden geconsumeerd.[[Noten TIN20-3-H6#6-50|<sup>[50]</sup>]] Met de komst van de [[De invloed van de supermarkt op eetpatroon en keukeninrichting|'''‘supermarkt’ ''']]was de consument uit het blikveld van de winkelier verdwenen en was de moderne huisvrouw aangewezen op haar eigen oordeel. De zuiveldag wilde haar hierbij helpen. '''Op jongeren gerichte campagnes''' In zijn reclame voor melk maakte het NZB onder andere gebruik van Joris Driepinter, een sportief stripfiguurtje uit de koker van Dimitri Frenkel Frank. Andere grote campagnes van de gezamenlijke zuivelindustrie waren de M-Brigade, Met melk meer mans en Melk is verrukkulluk, een variant op de titel van Remco Camperts boek Het leven is verrukkulluk. De campagnes van de zuivelindustrie waren gericht op tieners die ze ‘in hun eigen taal’ wilde benaderen, op jongeren die melk ‘als sportieve, dorstlessende, frisse drank’ zou aanspreken en op slanke lijners. Wat betreft de laatste doelgroep stelde het NZB dat magere melkproducten als karnemelk en magere yoghurt ‘sterk in de belangstelling’ stonden.[[Noten TIN20-3-H6#6-51|<sup>[51]</sup>]] Aan de keuze voor de doelgroepen lag het idee ten grondslag dat de melkdrinker van nu ook de melkdrinker van morgen zou zijn.[[Noten TIN20-3-H6#6-52|<sup>[52]</sup>]] '''Schoolmelk''' De zuivelindustrie was al in de jaren dertig, gesteund door de overheid, met [[Crisis, overheid en collectieve propaganda|'''schoolmelk ''']] begonnen. Behalve om [[begrippenlijst#Propagandistisch|propagandistische]] redenen was ze hiermee indertijd ook begonnen om het melkoverschot kwijt te raken. De zuivelindustrie maakte er propaganda voor bij scholen, voedingsinstanties en de overheid. De productie van schoolmelk was alleen lonend wanneer de overheid deze subsidieerde. De overheid was echter niet altijd even [[begrippenlijst#Scheutig|scheutig]] met subsidies. Toen de Voedingsraad in 1957 adviseerde schoolmelk te subsidiëren om het melkverbruik te stimuleren, legde de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid dit advies naast zich neer.[[Noten TIN20-3-H6#6-53|<sup>[53]</sup>]] Met de verlening van omvangrijke Europese subsidies in 1977 ging de schoolmelk echter opnieuw een bloeiperiode tegemoet. [[Afbeelding:05_G357_V_6_10.JPG|thumb|380px|left|In Nederland kon in de jaren dertig de verstrekking van schoolmelk totstandkomen, wat ook na toetreding tot de EG bleef bestaan.]] Het Centraal Schoolmelkcomité, het Productschap Zuivel en het bedrijfsleven plaatsten gezamenlijk op basisscholen koelkisten, waardoor de bezorging tot tweemaal per week kon worden gereduceerd. Betrokkenen waren ervan overtuigd dat het drinken van melk de leerprestatie van de kinderen gunstig zou beïnvloeden, aangezien veel schoolkinderen nauwelijks zouden ontbijten.[[Noten TIN20-3-H6#6-54|<sup>[54]</sup>]] In de jaren negentig was levering van gesubsidieerde schoolmelk - als volle en halfvolle melk en chocolademelk - ook mogelijk aan scholen voor voortgezet onderwijs, maar desondanks liep de consumptie terug. Het Productschap Zuivel, verantwoordelijk voor het uitvoeren van de schoolmelkregeling, liet daarom in 1998 het Nederlands Zuivelbureau een [[begrippenlijst#Promotiecampagne|promotiecampagne]] uitvoeren gericht op ouders en scholen. [[begrippenlijst#Commercial|Radiocommercials]] ‘rondom het koffiemoment van de moeder’, advertenties in magazines en schoolvakbladen, aanwezigheid op de Nationale Onderwijs Tentoonstelling alsook een sport-en-spelcompetitie moesten een halt toeroepen aan de omzetdaling van bijna 18 miljoen liter in 1991/1992 naar minder dan 12 miljoen liter in 1997/1998.[[Noten TIN20-3-H6#6-55|<sup>[55]</sup>]] '''Melk is goed voor elk?''' In hoeverre bestaan er overeenkomsten tussen de melk die de Nederlandse consument anno 1990 dronk en die van een eeuw daarvoor? De naam van het product ‘melk’ is gelijk gebleven en melk wordt nog steeds geproduceerd door koeien, maar daarmee houdt de gelijkenis zo goed als op. [[De verwerking van koemelk tot consumptiemelk|'''De melk uit 1890''']] was wisselend van samenstelling, hygiënisch onbetrouwbaar en kon alleen in gekookte vorm worden gedronken, tenzij men dure gepasteuriseerde of gesteriliseerde flessenmelk kocht. De inhoud van die flessen smaakte weliswaar niet naar melk, maar ze was wel bacterievrij en dat leek voor de jonge kinderen, de enige echte melkdrinkers, een pluspunt. Toen zuigelingen niet goed bleken te groeien op deze flessenmelk, waren er weinig redenen om niet gewoon de losse melk van de boer te kopen. Melk drinken deed een gezond mens immers toch niet; melk drinken was voor kinderen en zieken. In 1990 was de situatie totaal anders. De rekken van de supermarkt zijn gevuld met een onafzienbare rij van melk en melkproducten: magere melk, halfvolle melk, volle melk, eiwitrijke melk, melk met extra mineralen, goedkope melk, dure melk, melk in flessen, pakken en kunststof bekers. Het wordt allemaal gekocht en gedronken. In honderd jaar ontstond het kwalitatief hoogwaardige en uniforme massaproduct ‘consumptiemelk’ uit het samenspel van een groot aantal maatschappelijke groeperingen in de ontwikkeling van kwaliteits- en producteisen.
Terug naar
Melk is goed voor elk
.