Aanmelden
Inhoudsopgave
Willekeurige pagina
Over TIN
Toon brontekst
Van Techniek in Nederland
voor
Wegwerpverpakkingen
Ga naar:
navigatie
,
zoek
Met de opkomst van de zelfbedieningswinkels en de supermarkten - en daarmee de toenemende behoefte aan verpakte producten - nam tussen 1966 en 1990 het aandeel van kunststoffen in de totale food en non-food verpakking toe van 8,5 naar 25%. Kunststoffen worden vervaardigd uit organische materialen als aardolie, steenkool, cellulose, rubber en eiwitten. Het zijn synthetische, [[begrippenlijst#Macromoleculair| macromoleculaire]] stoffen en ze omvatten materialen met zeer uiteenlopende eigenschappen en toepassingsmogelijkheden. Eén van de belangrijkste verpakkingsmaterialen werd polyethyleen (PE) - thans polyetheen genoemd - dat in 1933 was ontwikkeld in het laboratorium van het ICI-concern in Engeland. PE werd vooral toegepast als [[begrippenlijst#Folie|folie]], als coating van papier (onder andere het melkpakpapier) en aluminium (onder andere de roomboterverpakking), als ‘flessenmateriaal’ en na 1970 als ‘krimpfolie’, een nauwsluitende stofvrije en vochtvrije verpakking van in een bakje gelegen groente, fruit en vlees. Een ander kunststof verpakkingsmiddel dat veel werd gebruikt, was [[begrippenlijst#Pvc|PVC]] of [[begrippenlijst#Polyvinylchloride| polyvinylchloride]]. Vanaf 1958 werd het vooral toegepast in bakjes en als folie voor vacuüm verpakte voedingsmiddelen. In 1946 werd plastic beschouwd als een tovermiddel dat moeiteloos in het moderne dagelijkse leven zou kunnen worden toegepast. Ondanks een snelle acceptatie kreeg plastic spoedig een ongunstig imago als goedkoop en weinig solide materiaal. In de jaren veertig werd plastic nogal eens gemaakt uit ondeugdelijke grondstoffen of toegepast voor doeleinden waarvoor het niet geschikt was. In 1948 werd mede daarom de Nederlandse Vereniging Federatie voor Kunststoffen (NVFK) opgericht om de verantwoorde productie van plastic te stimuleren en om het slechte imago van plastic te verbeteren . In de jaren zestig werd het technologisch mogelijk kunststoffen in steeds grotere variëteiten als verpakking van voedingsmiddelen toe te passen. Toch verliep die toepassing niet altijd vlekkeloos, zoals bleek bij de introductie van de kunststof melkverpakking in Nederland. De toepassing van de kunststof melkverpakking - veelal plastic genoemd - startte in de jaren zestig met de verpakking van yoghurt in [[begrippenlijst#Polystyreen| polystyreen]] bakjes en bekers. De zuivelindustrie onderzocht hierop of dit type verpakking ook voor andere zuivelproducten kon worden gebruikt. In 1965 introduceerde Van Grieken Melk N.V. te Rijswijk na acht jaar ontwikkelingswerk , maar zonder praktijk- en testervaring, een koelkastpak ter vervanging van de glazen melkfles. Het bestond uit een door Menken geproduceerd polyethyleen (‘plastic’) zakje met een inhoud van één liter gevuld met gepasteuriseerde melk. De koper diende het zakje te plaatsen in een meegeleverd ‘plastic’ schenkkannetje, waarin het ook in aangebroken vorm in de koelkast kon worden geplaatst Het zakje (27 x 14 cm) had een witte buitenzijde en een zwarte binnenzijde, waardoor een lichtbescherming van 100% werd verkregen. De keuze voor deze kleurencombinatie was gebaseerd op het idee van onderzoekers en producenten dat consumenten een zwarte melkverpakking zouden afwijzen. Ze kozen daarom voor een zwarte polyethyleen film die aan de buitenkant wit zou zijn. De productie van een tweekleurenfilm was op zichzelf geen probleem: er waren al kunststoffen in de handel die waren samengesteld uit lagen van verschillende plastics, de zogenaamde [[begrippenlijst#Laminaten|laminaten]]. Het probleem was echter dat er nu sprake was van een [[begrippenlijst#Buisfilm|buisfilm]] die men zonder lasnaad wilde vervaardigen hierdoor had de lamineertechniek nog geen oplossing. Na proeven met een speciaal ontwikkeld (Reifenhauser) procédé in het Shell Plastics Laboratorium, lukte het uiteindelijk echter nog een tweekleurige en tweelagige lasnaadvrije polyethyleen melkverpakking te maken. Hiervoor werd een vul- en sluitmachine van de polyethyleen melkzakken ontwikkeld van Zwitsers fabrikaat (‘Officine Bertoglio S.A.’) in de verwachting dat kunststof verpakking zou gaan concurreren met papier. De introductie van het plastic ‘Menken’ melkzakje ondervond echter onvoorziene problemen. De zakjes bleken minder sterk dan gedacht, terwijl de bedrukking van de folie, waarbij de kleurstof van de drukinkt ook aan de binnenkant van de verpakking terechtkwam, voor smaakafwijkingen zorgde. Ook de schenkkan bleek de smaak van de melk te beïnvloeden. Menken ging hierop over op de verwerking van [[begrippenlijst#Transparant|transparante]] folie. Voor Van Grieken was de maat vol en er werd gezocht naar een alternatief voor het melkzakje. In 1967 begon men met de voorzichtige introductie van een nieuwe polystyrene bekerverpakking afgesloten door een kleurige aluminium capsule. Van Grieken paste deze beker achtereenvolgens toe bij de verpakking van yoghurt, vla, pap, gehomogeniseerde melk en karnemelk. De beker werd geaccepteerd door de consument. Kunststof verpakkingen kennen een relatief gering gewicht vergeleken met glas en blik. Toen de consument in de jaren zestig in toenemende mate boodschappen begon te doen in zelfbedieningswinkels, was dit een groot voordeel. Kunststof verpakkingen zijn bovendien meestal eenvoudig te openen en ze zijn goedkoper dan traditionele verpakkingsmaterialen als glas en blik. In 1965 waren veel kunststoffen 30 tot 50% goedkoper dan tien jaar daarvoor, terwijl papier en karton gemiddeld 10% in prijs waren gestegen. Onder invloed hiervan groeide het marktaandeel van de kunststof verpakking in de jaren zestig. Tegelijkertijd groeide ook de maatschappelijke kritiek op het toenemende gebruik van ‘wegwerpverpakkingen’ en de effecten daarvan op het milieu. ‘Plastic’ met name PVC werd symbool voor de [[begrippenlijst#Perfide| perfide]] wegwerpverpakking. Tijdens de productie van PVC kwamen giftige stoffen in het milieu en volgens milieuorganisaties kwam bij de verbranding ervan niet alleen zoutzuur maar ook [[begrippenlijst#Dioxine| dioxine]] vrij. In 1989 ondernamen de Consumentenbond en organisaties als de Vereniging Milieudefensie acties tegen het gebruik van PVC als verpakkingsmiddel. Ze bestempelden PVC als de ‘smerigste’ kunststof. De kritiek vond veel weerklank, ook omdat milieuargumenten met gezondheidsrisico’s verknoopt raakten: naast dioxines zouden ook ‘PVC-weekmakers’ kankerverwekkende eigenschappen hebben. De acties kregen veel aandacht in de media, consumenten raakten ongerust en de detailhandel, met Ahold en het Centraal Bureau voor de Levensmiddelenhandel voorop, besloot over te schakelen op ander verpakkingsmateriaal. Hiertoe konden ze besluiten omdat in de Verenigde Staten - in een reactie op de PVC-discussie aldaar - de schone PET (polyetheentereftalaat) fles was ontwikkeld. Dergelijke processen leerden de industrie dat maatschappelijke wensen en eisen belangrijk waren. Producenten van verpakkingsmateriaal trachtten via consumenten- en marktonderzoek in een vroegtijdig stadium maatschappelijke ontwikkelingen, trends, eisen en wensen te traceren. Dit leidde soms tot onverwachte ontdekkingen en mogelijkheden voor productontwikkeling. Toen de industrie in de jaren tachtig ‘ontdekte’ dat consumenten in toenemende mate een voorkeur vertoonden voor verse producten, leidde dit tot de ontwikkeling van de kunststofverpakkingen MAP (Modified Atmosphere Packaging) en AP (Active Packaging). MAP voegt aan een verpakt voedingsmiddel een bepaalde gassamenstelling toe om de versheid en de houdbaarheid te vergroten. AP-verpakkingen bieden mogelijkheden om de interne omstandigheden te beheersen en te reguleren door bepaalde componenten van de verpakking actief te laten reageren op veranderingen van de gassamenstelling of het vochtgehalte. Het idee hierbij is dat het [[begrippenlijst#Micromilieu|micromilieu]] in de verpakking lang constant zal blijven en daardoor de houdbaarheid zal bevorderen. Een andere ontwikkeling was de introductie van verpakkingen waarin verpakt rauw voedsel tevens kan worden bereid. Zo introduceerde Albert Heijn op het einde van de jaren negentig plastic dozen voorzien van een ovenventiel die in de magnetron kunnen worden geplaatst en waarbij het ventiel dienst doet als kookwekker. Deze nieuwe manier om voedsel te verpakken en bereiden vergde een magnetron en leidde tot een nieuwe manier van koken. Gebruikten consumenten de magnetron voordien veelal voor het opwarmen van gerechten, na de introductie van de nieuwe verpakking konden ze ook op een eenvoudige en snelle wijze voedsel bereiden. Dit voorbeeld laat zien dat de aansluiting van nieuwe producten bij bestaande gebruikspraktijken - voedselopwarming met de magnetron - van groot belang is in zowel de ontwikkeling als het marktsucces van die producten.
Terug naar
Wegwerpverpakkingen
.