Aanmelden
Inhoudsopgave
Willekeurige pagina
Over TIN
Toon brontekst
Van Techniek in Nederland
voor
De praktijk van de zuivelleraar
Ga naar:
navigatie
,
zoek
In de provincies Gelderland en Overijssel moest de zuivelconsulent echter nog zijn uiterste best doen om duidelijk te maken dat het anders moest en dat het anders kon. De Geldersch-Overijselsche Maatschappij van Landbouw besloot om de secretaris van de Afdeling Kampen, J.J. van Weydom Claterbos, in de winter¬maanden van 1889/90 te steunen bij een rondgang langs alle afdelin¬gen waarbij hij propa¬ganda voor een zuivelschool van de Maat¬schappij zou maken. Het zou een niet-plaatsgebon¬den cursus wor¬den. De nog aan te stellen leraar zou vier of zes weken op een ter beschikking gestelde boerderij ver¬blijven, en de nodige moderne hulp¬middelen meebrengen. De plaatsen waar hij in de zomer zou zijn, werden vast¬gesteld op aanvraag van cursisten. De leraar zou in staat moeten zijn om aanschouwe¬lijk praktisch en een beetje theoretisch onderricht te geven aan <boerenmeisjes die niet anders dan gewoon lager onderwijs hadden genoten>. Van Weydom Cla¬terbos was direkteur van de Melk¬inrich¬ting in Kampen, had in Gro¬ningen de Landhuis¬houdkundige School bezocht en had les gegeven in Wageningen. Hij zou de eerste zuivelleraar in de regio worden. Maar op zijn eerste cursus in de buurt van Kampen verscheen helemaal niemand, ondanks de ruime vooraankondiging. <Heeft nu de boterberei¬ding op het Kampereiland zulk een hoogen trap van vol¬maaktheid bereikt, dat er niets meer te leren en te verbeteren valt?> De Commissie der Vakzuivel¬scholen van de Geldersch-Overijselsche Maatschap¬pij meende dit te mogen betwijfelen op grond van de bedroevende kwaliteit van de boter die men van dat eiland naar zuivelten¬toonstellingen instuurde. De volgende cursus, die in juli werd gegeven in de kelder van een boer¬derij bij Laren (Gld.), had bedui¬dend meer succes. Zesentwintig vrouwelijke leerlingen, sommige van wel anderhalf uur gaans verwijderd, kwamen ge¬middeld drie maal per week lessen bijwonen. 's Middags hield Van Weydom Claterbos altijd open huis, en in vier weken tijd kwamen ruim 150 boeren en boerinnen kijken en luisteren naar de uitleg die hij gaf. Het was dankbaar werk, want er was hoegenaamd geen <nieuwe ken¬nis> aanwezig en het overgro¬te deel van de cursisten en van de belang¬stellenden was buitengewoon nieuwsgierig. Zelfs in streken waar de leraar een <tamelijke vasthou¬dendheid van denkbeelden> ont¬moette, of <eene groote ingenomen¬heid met de eigen kundigheden en gebruikelijke handelwijze>, slaag¬de hij erin, weliswaar met veel moeite en gesteund door onmisken¬baar goede resul¬taten, om zijn leer¬lin¬gen enthousi¬ast te krijgen. In sommige streken <vond men alle gegevens om slechte boter te ma¬ken, nl. boerderijen met een gering aantal melkkoeien, geheel afwij¬kende begrippen omtrent zindelijk¬heid, gemis aan kennis van eene goede boterberei¬ding, vooral ten opzichte der tempera¬tuur, daar men in plaats van de melk af te koelen, haar in potten boven vuur verhitte tot 30 C, en dan nog bij het karnen heet water toevoegde.> Maar de belangstelling bleef en werd steeds groter. Zijn cursisten waren bijna zonder uitzondering meisjes en vrouwen, soms getrouw¬de vrou¬wen. Claterbos consta¬teerde dat het geleerde op de ouderlijke boer¬de¬rijen inderdaad werd overge¬no¬men. Hij kreeg bestellingen voor thermometers, verbeterde melkze¬ven, roombussen, kneedplanken en andere voorwerpen. 's Winters hield de leraar inspectiereizen door het gebied waar hij de afgelopen zomer cursus had gegeven en bezocht zijn oud-cursis¬ten, beantwoordde vra¬gen en evalueerde het resultaat van zijn cursus. Zuivelbereiding was een vrouwentaak. Dat hield in dat uitgaven voor verbetering tussen boer en boerin besproken moesten worden. De boerin had hierbij een doorslaggevende stem, want haar vakkennis bepaalde nog altijd de onmisbare inkomsten uit boter. Dat was zo in Friesland. Echter ook de Gelders zuivelconsulent wist dit, want <de meeste toepas¬singen van het geleerde zijn aan¬gebracht door de getrouwde vrou¬wen die de cursussen bijwoonden en dus de macht hadden naar haar goedvinden te handelen; wat niet altijd het geval is bij de dochters, die aan hoogere, dikwerf conserva¬tieve, autoriteit onder¬worpen zijn.>
Terug naar
De praktijk van de zuivelleraar
.