Aanmelden
Inhoudsopgave
Willekeurige pagina
Over TIN
Toon brontekst
Van Techniek in Nederland
voor
Vernieuwing uit Engeland
Ga naar:
navigatie
,
zoek
Engeland was in de achttiende en een deel van de negentiende eeuw de bakermat van enkele belangrijke, deels technische vernieuwingen op het terrein van de bierbereiding. In de eerste plaats ontwikkelde men er rond 1740 een nieuw type bier, porter geheten, dat door het hoge alcoholpercentage en de ruime toepassing van hop veel beter houdbaar en vervoerbaar was dan de bestaande lichtere biersoorten, die werden aangeduid met de verzamelnaam ale. De introductie van porter, dat met zijn rijpingstijd van ongeveer een jaar veel kapitaal vergde van de brouwers, is in Groot-Brittannië van groot belang geweest voor de concentratie in de biernijverheid.[[Noten H2#2-18|<sup>[18]</sup>]] Op het continent werd echter slechts betrekkelijk weinig porter gedronken en voor zover bekend nauwelijks gebrouwen. Er zal hier dan ook verder geen aandacht aan deze biersoort worden besteed.[[Afbeelding:Breda_Smiths&Co_Stoommouterij_1885.jpg|thumb|left|380px|Inzending wereldtentoonstelling van Smits & Co]] Van meer algemeen belang was de toepassing van stoomkracht, zoals die in het laatste deel van de achttiende eeuw in de Engelse brouwerijen tot stand kwam. In kringen van de grote, kapitaalkrachtige bierbrouwers met een in het brouwseizoen min of meer continue produktie, zoals die op dat moment al dankzij het brouwen van porter in Groot-Brittannië bestond, had men direct grote belangstelling voor deze ontwikkeling. Veel brouwerijen gebruikten rosmolens om mout te malen en om het bier en water op te pompen. Grotere bedrijven hielden er wel zo'n twintig dieren op na, die bij toerbeurt de molen gaande hielden. De paarden voor de rosmolens waren niet duur in aanschaf. Het waren meestal oudere beesten die vaak blind of blind gemaakt waren en in de molens hun laatste jaren sleten. Maar ze moesten wel gestald, verzorgd en gevoederd worden en dat kostte naar verhouding veel geld. Al spoedig nadat in 1784 de eerste stoommachines in de Londense brouwerijen van H. Goodwyn en S. Whitbread waren geïnstalleerd, bleek dat zij goed voldeden. Niet alleen werkten zij goedkoper dan de paarden, maar ook waren geen grote veranderingen aan de aan te drijven werktuigen nodig.[[Noten H2#2-19|<sup>[19]</sup>]] Tussen 1790 en 1800 werden de mogelijkheden tot toepassing van de stoommachines zodanig uitgebreid, dat naast het oppompen van water, het malen van mout en het van de ene naar de andere ketel pompen van bier ook het roeren van de wort machinaal kon gebeuren. Tevens ging men het hete water gebruiken om de bierketels mee schoon te maken. Toen het mogelijk was de temperatuur nauwkeurig te regelen werd stoom bovendien toegepast om de ketels te verwarmen. In het begin van de negentiende eeuw waren vrijwel alle werkzaamheden in bierbrouwerijen die daarvoor in aanmerking kwamen met een stoommachine gemechaniseerd. Samen met de mijnbouwondernemingen en de textielindustrie behoorde de biernijverheid toen tot de bedrijfstakken in Engeland waar de toepassing van stoomkracht het verst was doorgevoerd.[[Noten H2#2-20|<sup>[20]</sup>]] De introductie van stoomkracht in de Britse biernijverheid was dus een succes. Voor 1800 hadden al vijftien brouwerijen een dergelijke machine aangeschaft. Waarschijnlijk zouden het er nog wel meer zijn geweest als ruimteproblemen enkele brouwers geen parten hadden gespeeld.
Terug naar
Vernieuwing uit Engeland
.