Aanmelden
Inhoudsopgave
Willekeurige pagina
Over TIN
Toon brontekst
Van Techniek in Nederland
voor
Voeding in de 19e eeuw
Ga naar:
navigatie
,
zoek
Een kaartje voor "De Tentoonstelling voor Voedingsmiddelen" in Amsterdam, 1887.Gedurende de zomermaanden van 1887 vond in Amsterdam de Tentoonstelling van voedingsmiddelen plaats, waar het nieuwe kennen en kunnen op het gebied van voeding met trots en verve werd gedemonstreerd. In zijn openingsrede motiveerde A.J.C.J.S. Bergsma, namens de Maatschappij van Nijverheid, de tentoonstelling door te wijzen naar het probleem van de volksvoeding. De organisatoren wilden "de kennis van de voedingsstoffen" bevorderen, en "de vooroordelen die dikwijls het gebruik van nuttige stoffen in de weg staan" bestrijden.[[Noten TIN20-3-H1#1-1|<sup>[1]</sup>]] [[Afbeelding:05_G357_V_1_1c1.JPG|thumb|250px|right|Een kaartje voor "De Tentoonstelling voor Voedingsmiddelen" in Amsterdam, 1887.]] De organisatoren hoopten dat die arbeid vruchten zal kunnen dragen van volkswelvaart, tevredenheid, huiselijke voorspoed en geluk (…), een der beste geneesmiddelen tegen de kanker onzer tegenwoordige samenleving, de sociale ontevredenheid". Op de tentoonstelling was de agrarische sector vertegenwoordigd met de meest uitgelezen soorten groenten en fruit. Op het "Oudhollandsch Marktplein", dat door [[begrippenlijst#Ultramodern|ultramoderne]] elektriciteit werd verlicht, konden de bezoekers in vele [[begrippenlijst#Etablissement|etablissementen]] proeven van mosselen en oesters, gebak (bereid met behulp van een stoommachine), wafels en andere moderne snacks zoals chocolade. Daarnaast konden ze genieten van vele soorten dranken: bier in vele varianten (onder meer het heldere ondergistende bier van Heineken en De Koninklijke Nederlandse Beyersche Bierbrouwerij), mineraalwater, melk (van de Amsterdamse Melkinrichting), Rhijnse wijn, warme chocolademelk en diverse merken koffie en thee. Verder konden bezoekers kennis maken met de industriële productie van brood en melk door middel van tentoongestelde apparaten en toestellen; ze konden zich aldus overtuigen van de waarde van de nieuwe machinale en daarmee hygiënische bewerkingen van grondstoffen tot voedingsmiddelen. De conservenindustrie toonde ingeblikte waren uit binnen-en buitenland. Reclamemateriaal vestigde de aandacht op luxeproducten als chocolade, potjes vleesextract van Kemmerich en koekjes van de Nederlandsche Biscuitsfabriek Amsterdam. De ‘[[Kooklerares tijdens de Eerste Wereldoorlog|'''Tijdelijke Kookschool''']]’ demonstreerde nieuwe manieren van voedselbereiding, gebaseerd op moderne wetenschappelijke inzichten over voedingswaarde.[[Noten TIN20-3-H3#3-2|<sup>[2]</sup>]] Vervalsing en gebrekkige hygiëne waren belangrijke [[begrippenlijst#Euvel|euvelen]]. P.F. van Hamel Roos toonde zijn collectie vervalste voedingsmiddelen. Van Hamel beschikte over instrumenten om zulke vervalsingen op te sporen, bezoekers konden hun levensmiddelen door hem laten onderzoeken. Producenten speelden in op het verlangen naar "gezonde" voeding[[Noten TIN20-3-H3#3-3|<sup>[3]</sup>]] en adverteerden met slogans als "mikroskopisch en chemisch onderzocht" (Van Ockhuyzen’s kindermeel) en "bereid zonder [[begrippenlijst#Salicyl| salicyl]] of toevoeging van kleurstoffen" (vruchtensiropen van de firma Kraepelien en Holm te Zeist), "uitmuntend van smaak en aanbevolen door de Medische Faculteit" (Minerva-water) of "Chemisch zuiver Kristal-Blok-IJs, geleverd door de Amsterdamsche Kristal-IJsfabriek". Alles bijeen gaf de tentoonstelling een indruk van het aanbod op het gebied van voeding rond 1890. [[afbeelding:05_G357_V_1_13.JPG|thumb|450px|left|Deze schoolkinderen in Oldenzaal werden in 1929 door de franciscanessen bijgevoed.]] Het getoonde aanbod lag echter buiten het bereik van de meeste Nederlanders. Aan het begin van de twintigste eeuw heerste in Nederland weliswaar geen nijpende voedselschaarste meer, maar daarmee was ook alles gezegd. Een of twee generaties eerder was [[begrippenlijst#Schraalhans| schraalhans]] nog met regelmaat keukenmeester geweest, met als dieptepunt de "zwarte jaren" in de tweede helft van de jaren veertig (1845-1849).[[Noten TIN20-3-H3#3-4|<sup>[4]</sup>]] In deze periode leden delen van de bevolking honger door de mislukte aardappeloogst en heersten epidemische ziekten; in 1847 stierven meer mensen dan er werden geboren.[[Noten TIN20-3-H3#3-5|<sup>[5]</sup>]] In het preïndustriële tijdvak kwamen de periodiek terugkerende ernstige schaarste en honger hier te lande minder vaak voor dan elders in Europa, maar met name in de negentiende eeuw was de voedselsituatie in Nederland problematisch. Tijdens de hongercrises van de achttiende en de eerste helft van de negentiende eeuw waren aardappelen dikwijls levensreddend basisvoedsel voor het volk. De economische groei van na 1870 veranderde dit. De dagelijkse maaltijd was in 1890 [[Voedingswaarde en kwaliteit van voedsel|'''kwantitatief en kwalitatief''']] beter samengesteld dan in 1840, maar van veel variatie of luxe was geen sprake. Ook rond 1900 was een groot deel van de bevolking afhankelijk van aardappelen voor het dagelijks maal, terwijl rogge en tarwe, in tegenstelling tot boekweit, een belangrijker plaats waren gaan innemen in het menu.(zie grafiek 1.1)[[Noten TIN20-3-H3#3-6|<sup>[6]</sup>]] Aardappelen en brood of pap bleven voorlopig dus het voornaamste volksvoedsel. De groepen met de laagste inkomsten aten het meest eenzijdig. Het op de tentoonstelling gepresenteerde [[begrippenlijst#Assortiment|assortiment]] gaf een geheel andere indruk; het toonde vooral de keuzemogelijkheden voor de [[begrippenlijst#Gefortuneerd| gefortuneerde]] stadsbewoners.
Terug naar
Voeding in de 19e eeuw
.