De teelt van bieten na 1870
Van Techniek in Nederland
Regel 5: | Regel 5: | ||
De fabrikanten probeerden met allerlei middelen zowel produktiekosten als grondstofkosten te reduceren. De bietenprijs kregen ze echter met geen mogelijkheid beneden de 9 per ton, wat voor de boeren het absolute minimum was waarvoor ze nog wilden telen. Een andere oplossing voor de fabrikant zou zijn om het rendement aan suiker per ton bieten te verhogen. De industrie streefde daar al jaren naar en bereikte dat onder meer door zelf zaad van zeer suikerrijke bietenrassen aan de boeren te leveren. Bieten van andere rassen werden door de fabriek niet geaccepteerd. De fabrikanten wilden echter nog meer suiker per ton bieten, maar dat zou alleen lukken als de boeren hun uiterste medewerking verleenden bij het bemesten en bewerken van de velden. | De fabrikanten probeerden met allerlei middelen zowel produktiekosten als grondstofkosten te reduceren. De bietenprijs kregen ze echter met geen mogelijkheid beneden de 9 per ton, wat voor de boeren het absolute minimum was waarvoor ze nog wilden telen. Een andere oplossing voor de fabrikant zou zijn om het rendement aan suiker per ton bieten te verhogen. De industrie streefde daar al jaren naar en bereikte dat onder meer door zelf zaad van zeer suikerrijke bietenrassen aan de boeren te leveren. Bieten van andere rassen werden door de fabriek niet geaccepteerd. De fabrikanten wilden echter nog meer suiker per ton bieten, maar dat zou alleen lukken als de boeren hun uiterste medewerking verleenden bij het bemesten en bewerken van de velden. | ||
Met de bijster slechte verhoudingen van de jaren tachtig en negentig werd de discussie over gewas- en algemene produktieverbetering door bietentelers niet constructief gevoerd. Geldgebrek en onvrede overheersten de belangstelling voor verbetering in grote delen van de akkerbouw. Ook met de graanteelt ging het slecht en er was weinig uitzicht op betere tijden. Een doorbraak betekende de [[begrippenlijst#Gehaltebetaling|gehaltebetaling]] die fabrikant J.F. Vlekke in 1895 invoerde. Uit het voorbeeld van zijn zogenaamde [[begrippenlijst#Participatiecontract|participatiecontract]] blijkt, dat boeren en industriëlen bereid waren om wetenschappelijke onzekerheden op de koop toe te nemen, wanneer er maar sprake was van wederzijds vertrouwen. [[Afbeelding:Stoomsuikerraf_werkzaamh_24,4,4.jpg|thumb|300px|right|Werkzaamheden in een stoom-suikerraffinaderij, 1856.]] | Met de bijster slechte verhoudingen van de jaren tachtig en negentig werd de discussie over gewas- en algemene produktieverbetering door bietentelers niet constructief gevoerd. Geldgebrek en onvrede overheersten de belangstelling voor verbetering in grote delen van de akkerbouw. Ook met de graanteelt ging het slecht en er was weinig uitzicht op betere tijden. Een doorbraak betekende de [[begrippenlijst#Gehaltebetaling|gehaltebetaling]] die fabrikant J.F. Vlekke in 1895 invoerde. Uit het voorbeeld van zijn zogenaamde [[begrippenlijst#Participatiecontract|participatiecontract]] blijkt, dat boeren en industriëlen bereid waren om wetenschappelijke onzekerheden op de koop toe te nemen, wanneer er maar sprake was van wederzijds vertrouwen. [[Afbeelding:Stoomsuikerraf_werkzaamh_24,4,4.jpg|thumb|300px|right|Werkzaamheden in een stoom-suikerraffinaderij, 1856.]] | ||
− | Al in de jaren tachtig werd er in Duitsland, Frankrijk en België over gedacht om de bietenrpijs te regelen naar het suikergehalte. De industrie was over het algemeen geneigd om strafkortingen te gebruiken indien het gehalte onder de gestelde norm bleef, vanuit landbouwkringen werd eerder gedacht aan een bonus bij hoog gehalte. Men kwam er niet uit. Aan gehaltebetaling moest noodzakelijk gehaltebepaling voorafgaan. Daar zaten drie problemen aan vast die rond 1890 in Nederland omstandig besproken werden: | + | Al in de jaren tachtig werd er in Duitsland, Frankrijk en België over gedacht om de bietenrpijs te regelen naar het suikergehalte. De industrie was over het algemeen geneigd om strafkortingen te gebruiken indien het gehalte onder de gestelde norm bleef, vanuit landbouwkringen werd eerder gedacht aan een bonus bij hoog gehalte. Men kwam er niet uit. Aan gehaltebetaling moest noodzakelijk gehaltebepaling voorafgaan. Daar zaten drie problemen aan vast die rond 1890 in Nederland omstandig besproken werden: |
− | + | ||
- de analyse van de bietenmonsters; | - de analyse van de bietenmonsters; | ||
- de organisatie rond de monstername; | - de organisatie rond de monstername; | ||
- het vertrouwen. | - het vertrouwen. |