De pioniers van de margarineindustrie

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 10: Regel 10:
 
In de periode van 1871 1878 had Jurgens op eigen initiatief de hierboven genoemde verbeteringen aangebracht en de kwaliteit van het produkt verbeterd. Succes in de nieuwe industrie hing ook voor een belangrijk deel af van de beschikbaarheid en kwaliteit van de benodigde grondstoffen. Goede melk was in Oss en omgeving in voldoende mate aanwezig. Maar de belangrijkste grondstof, de oleomargarine of 'oleo', werd in Nederland niet gemaakt, behalve korte tijd in 's Hertogenbosch. Voor de produktie van dit veredeld rundvet zou een omvangrijke slacht industrie aanwezig moeten zijn, maar die bestond hier niet. De slachterijen in de steden waren veel te klein om op grote schaal vet te kunnen leveren.
 
In de periode van 1871 1878 had Jurgens op eigen initiatief de hierboven genoemde verbeteringen aangebracht en de kwaliteit van het produkt verbeterd. Succes in de nieuwe industrie hing ook voor een belangrijk deel af van de beschikbaarheid en kwaliteit van de benodigde grondstoffen. Goede melk was in Oss en omgeving in voldoende mate aanwezig. Maar de belangrijkste grondstof, de oleomargarine of 'oleo', werd in Nederland niet gemaakt, behalve korte tijd in 's Hertogenbosch. Voor de produktie van dit veredeld rundvet zou een omvangrijke slacht industrie aanwezig moeten zijn, maar die bestond hier niet. De slachterijen in de steden waren veel te klein om op grote schaal vet te kunnen leveren.
 
Voor de belangrijkste grondstof waren de eerste fabrikanten daarom afhankelijk van het buitenland. In maart 1872 had Jurgens via zijn zakenpartner uit de boterhandel, Beveridge uit Leith (Schotland), een octrooi aangevraagd voor de behandeling van schape  en rundervet.[[Noten H2#2-21|<sup>[21]</sup>]]  In twee fabrieken in Groot Brittannië werd het vet, afkomstig uit slachterijen in de grote steden, gesmolten en gezuiverd. Dit gezuiverd vet werd vervolgens naar 's Hertogenbosch gezonden, waar een laatste behandeling plaatsvond.[[Afbeelding:Oss_Jurgens_margarinefabr_walsmachines_1914.jpg|thumb|380px|right|Walsmachines]]
 
Voor de belangrijkste grondstof waren de eerste fabrikanten daarom afhankelijk van het buitenland. In maart 1872 had Jurgens via zijn zakenpartner uit de boterhandel, Beveridge uit Leith (Schotland), een octrooi aangevraagd voor de behandeling van schape  en rundervet.[[Noten H2#2-21|<sup>[21]</sup>]]  In twee fabrieken in Groot Brittannië werd het vet, afkomstig uit slachterijen in de grote steden, gesmolten en gezuiverd. Dit gezuiverd vet werd vervolgens naar 's Hertogenbosch gezonden, waar een laatste behandeling plaatsvond.[[Afbeelding:Oss_Jurgens_margarinefabr_walsmachines_1914.jpg|thumb|380px|right|Walsmachines]]
In de 'fabriek van stearine en elaïne' van [[Eeen Nederlandse fabrikant voor de Engelse rechter|'''Cordeweener & Cie''']]. in deze stad werd door middel van 'koude persen' de elaïne (oleomargarine) gescheiden van de stearine.[[Noten H2#2-22|<sup>[22]</sup>]]  De fabriek beschikte over een stoommachine van 8 pk voor de aandrijving van de persen en verwerkte in 1872 wekelijks voor f 12.000 aan grondstoffen.[[Noten H2#2-23|<sup>[23]</sup>]]  Gedurende de jaren 1872, 1873 en 1874 leverde Cordeweener de oleomargarine aan de kunstboterfabriek van Jurgens in Oss. Aan de samenwerking tussen Jurgens en Cordeweener werd in 1872 vorm gegeven door de oprichting van een gezamenlijke firma, Cordeweener & Cie, waarin deelnamen: J. Peeters, W. en J. Cordeweener en de gebroeders Jurgens uit Oss.[[Noten H2#2-24|<sup>[24]</sup>]]  
+
In de 'fabriek van stearine en elaïne' van [[Een Nederlandse fabrikant voor een Engelse rechter|'''Cordeweener & Cie''']]. in deze stad werd door middel van 'koude persen' de elaïne (oleomargarine) gescheiden van de stearine.[[Noten H2#2-22|<sup>[22]</sup>]]  De fabriek beschikte over een stoommachine van 8 pk voor de aandrijving van de persen en verwerkte in 1872 wekelijks voor f 12.000 aan grondstoffen.[[Noten H2#2-23|<sup>[23]</sup>]]  Gedurende de jaren 1872, 1873 en 1874 leverde Cordeweener de oleomargarine aan de kunstboterfabriek van Jurgens in Oss. Aan de samenwerking tussen Jurgens en Cordeweener werd in 1872 vorm gegeven door de oprichting van een gezamenlijke firma, Cordeweener & Cie, waarin deelnamen: J. Peeters, W. en J. Cordeweener en de gebroeders Jurgens uit Oss.[[Noten H2#2-24|<sup>[24]</sup>]]  
 
De hoeveelheid geleverde oleomargarine bleek echter onvoldoende te zijn en Jurgens en Cordeweener zochten in Frankrijk nieuwe voorraden.[[Noten H2#2-25|<sup>[25]</sup>]]  Juist buiten de Parijse stadspoorten en op enkele honderden meters van het reusachtige abbatoir La Villette, aan de noord-oostkant van de stad, stichtte de Fransman Salomon Beleys in 1874 een fabriek die op grote schaal oleomargarine fabriceerde. Jurgens was de belangrijkste afnemer van deze [[begrippenlijst#Société Anonyme d'Alimentation|Société Anonyme d'Alimentation]] en in hoeveelheden van 30 à 40 ton per week werd de oleo naar Oss getransporteerd. Desondanks bleef Jurgens kampen met een tekort en Henri Jurgens, de leider van de firma, ging in Frankrijk op zoek naar nieuwe oleo leveranciers. Hij benaderde alle grote abattoirs in Bordeaux, Lyon en Marseille en probeerde de eigenaars te overreden oleomargarine te gaan maken. Velen waren geïnteresseerd en kwamen naar Aubervilliers, waar ze de know how opdeden en de benodigde machines konden bestellen. Verder legde Jurgens contact met de Parijse vetsmelters en kaarsenmakers, de grote concurrenten bij de aankoop van abattoirvet, en bood ook hen aan dat de geproduceerde oleo tegen een maandelijks vastgestelde prijs door Jurgens zou worden afgenomen.
 
De hoeveelheid geleverde oleomargarine bleek echter onvoldoende te zijn en Jurgens en Cordeweener zochten in Frankrijk nieuwe voorraden.[[Noten H2#2-25|<sup>[25]</sup>]]  Juist buiten de Parijse stadspoorten en op enkele honderden meters van het reusachtige abbatoir La Villette, aan de noord-oostkant van de stad, stichtte de Fransman Salomon Beleys in 1874 een fabriek die op grote schaal oleomargarine fabriceerde. Jurgens was de belangrijkste afnemer van deze [[begrippenlijst#Société Anonyme d'Alimentation|Société Anonyme d'Alimentation]] en in hoeveelheden van 30 à 40 ton per week werd de oleo naar Oss getransporteerd. Desondanks bleef Jurgens kampen met een tekort en Henri Jurgens, de leider van de firma, ging in Frankrijk op zoek naar nieuwe oleo leveranciers. Hij benaderde alle grote abattoirs in Bordeaux, Lyon en Marseille en probeerde de eigenaars te overreden oleomargarine te gaan maken. Velen waren geïnteresseerd en kwamen naar Aubervilliers, waar ze de know how opdeden en de benodigde machines konden bestellen. Verder legde Jurgens contact met de Parijse vetsmelters en kaarsenmakers, de grote concurrenten bij de aankoop van abattoirvet, en bood ook hen aan dat de geproduceerde oleo tegen een maandelijks vastgestelde prijs door Jurgens zou worden afgenomen.
 
Maar ook de Franse aanvoer bleek niet voldoende en Henri Jurgens reisde door heel Europa om meer leveranciers te vinden. In korte tijd had hij een Europees netwerk van oleo fabrieken opgebouwd: van Schotland, Engeland, Oostenrijk Hongarije tot zelfs in Rusland toe. De bedrijfsleiders van deze fabrieken kregen in Frankrijk hun opleiding en de noodzakelijke apparatuur. Omstreeks 1875 had Jurgens de grondstoffenvoorziening op bevredigende wijze geregeld.
 
Maar ook de Franse aanvoer bleek niet voldoende en Henri Jurgens reisde door heel Europa om meer leveranciers te vinden. In korte tijd had hij een Europees netwerk van oleo fabrieken opgebouwd: van Schotland, Engeland, Oostenrijk Hongarije tot zelfs in Rusland toe. De bedrijfsleiders van deze fabrieken kregen in Frankrijk hun opleiding en de noodzakelijke apparatuur. Omstreeks 1875 had Jurgens de grondstoffenvoorziening op bevredigende wijze geregeld.

Versie op 1 okt 2007 16:10