De Nederlandse margarine industrie een eigenaardige ontwikkeling
Van Techniek in Nederland
Regel 1: | Regel 1: | ||
− | Bij een terugblik op de geschiedenis van de margarine, de margarinefabricage en het margarinebedrijf in het Nederland van het laatste kwart van de 19e eeuw, is het meest opvallende de zeer schoksgewijze ontwikkeling die de bedrijfstak in die tijd doormaakte. De beste illustratie hiervoor is het [[De pioniers: de outsiders|'''aantal fabrieken''']] dat gedurende deze periode werd opgericht: binnen enkele jaren kwamen er tientallen bij, maar even snel of nog sneller verdwenen de meeste weer. Het beeld dringt zich op van een bedrijfstak waarin goudzoekers, zonder de benodigde know how en onkundig van de marktverhoudingen, hun geluk beproefden. | + | Bij een terugblik op de geschiedenis van de margarine, de margarinefabricage en het margarinebedrijf in het Nederland van het laatste kwart van de 19e eeuw, is het meest opvallende de zeer schoksgewijze ontwikkeling die de bedrijfstak in die tijd doormaakte. De beste illustratie hiervoor is het [[De andere pioniers: de outsiders|'''aantal fabrieken''']] dat gedurende deze periode werd opgericht: binnen enkele jaren kwamen er tientallen bij, maar even snel of nog sneller verdwenen de meeste weer. Het beeld dringt zich op van een bedrijfstak waarin goudzoekers, zonder de benodigde know how en onkundig van de marktverhoudingen, hun geluk beproefden. |
Toch is er wel enige structuur te ontdekken in de ontwikkeling van de margarine industrie in de periode 1871 1900. Er zijn drie fasen te onderscheiden, waarin telkens de aanblik van de bedrijfstak ingrijpend veranderde. Allereerst was er de pioniersfase, die in 1871 begon met de oprichting van de eerste fabriek van Jurgens in het Brabantse Oss. Een klein aantal ondernemers, waaronder opvallend veel boterhandelaren, volgde zijn voorbeeld. Sommige van hen konden rekenen op actieve steun van Jurgens, die vooral van belang was in verband met de toevoer van de belangrijkste grondstof, de oleomargarine.[[Afbeelding:TIN19_blz167.jpg|thumb|390px|left|Voltallig personeel van Anton Jurgens' Margarinefabrieken]] | Toch is er wel enige structuur te ontdekken in de ontwikkeling van de margarine industrie in de periode 1871 1900. Er zijn drie fasen te onderscheiden, waarin telkens de aanblik van de bedrijfstak ingrijpend veranderde. Allereerst was er de pioniersfase, die in 1871 begon met de oprichting van de eerste fabriek van Jurgens in het Brabantse Oss. Een klein aantal ondernemers, waaronder opvallend veel boterhandelaren, volgde zijn voorbeeld. Sommige van hen konden rekenen op actieve steun van Jurgens, die vooral van belang was in verband met de toevoer van de belangrijkste grondstof, de oleomargarine.[[Afbeelding:TIN19_blz167.jpg|thumb|390px|left|Voltallig personeel van Anton Jurgens' Margarinefabrieken]] | ||
Opmerkelijk is de continuïteit die er bestond tussen de Brabantse boterhandel in de jaren zestig van de 19e eeuw, en de beginnende margarine industrie. Niet alleen waren veel margarine pioniers van origine boterhandelaar, het nieuwe produkt wist schijnbaar moeiteloos via dezelfde handelskanalen de Engelse consument te bereiken. In de pioniersfase was de rol die de Osse fabrikant Jurgens en zijn compagnon Cordeweener speelden prominent. Cordeweener haalde de uitvinding van de kunstboter naar Nederland, terwijl Jurgens erin slaagde in Europa een wijdvertakt netwerk van oleo leveranciers op te zetten. | Opmerkelijk is de continuïteit die er bestond tussen de Brabantse boterhandel in de jaren zestig van de 19e eeuw, en de beginnende margarine industrie. Niet alleen waren veel margarine pioniers van origine boterhandelaar, het nieuwe produkt wist schijnbaar moeiteloos via dezelfde handelskanalen de Engelse consument te bereiken. In de pioniersfase was de rol die de Osse fabrikant Jurgens en zijn compagnon Cordeweener speelden prominent. Cordeweener haalde de uitvinding van de kunstboter naar Nederland, terwijl Jurgens erin slaagde in Europa een wijdvertakt netwerk van oleo leveranciers op te zetten. |