Koeling in de Nederlandse brouwerijen
Van Techniek in Nederland
Regel 11: | Regel 11: | ||
[[Afbeelding:TIN19_blz204.jpg|thumb|300px|left|Een schematische weergave van de koeling van een kleine brouwerij met een machine]] | [[Afbeelding:TIN19_blz204.jpg|thumb|300px|left|Een schematische weergave van de koeling van een kleine brouwerij met een machine]] | ||
Op grond van deze calculatie meende het bedrijf, dat het mogelijk was de investering in de ijsmachine binnen een jaar terug te verdienen. Maar dat viel lelijk tegen. Vooral bij warm weer werkte het apparaat niet naar behoren. Dat kwam voornamelijk omdat dan het grachtwater dat in ijs moest worden omgezet, een te hoge temperatuur had en bovendien brak en ernstig vervuild was. Het rendement was derhalve veel lager dan voorzien. Verder kwamen er zowel in Amsterdam als Rotterdam voortdurend mechanische storingen voor. Door een constructiefout ontplofte in Amsterdam zelfs eenmaal de [[begrippenlijst#Amoniak|amoniakketel]]. Er vielen geen slachtoffers, maar omdat de brouwerij in Rotterdam juist kampte met een verstopping in een koelslang, moest voor veel geld elders ijs worden gekocht. | Op grond van deze calculatie meende het bedrijf, dat het mogelijk was de investering in de ijsmachine binnen een jaar terug te verdienen. Maar dat viel lelijk tegen. Vooral bij warm weer werkte het apparaat niet naar behoren. Dat kwam voornamelijk omdat dan het grachtwater dat in ijs moest worden omgezet, een te hoge temperatuur had en bovendien brak en ernstig vervuild was. Het rendement was derhalve veel lager dan voorzien. Verder kwamen er zowel in Amsterdam als Rotterdam voortdurend mechanische storingen voor. Door een constructiefout ontplofte in Amsterdam zelfs eenmaal de [[begrippenlijst#Amoniak|amoniakketel]]. Er vielen geen slachtoffers, maar omdat de brouwerij in Rotterdam juist kampte met een verstopping in een koelslang, moest voor veel geld elders ijs worden gekocht. | ||
− | [[Het Beiers bier in Nederland|'''Feltmann''']], die toen in Rotterdam directeur was maar tevens voor Amsterdam optrad als technisch adviseur, vernam dan ook in de zomer van 1879 met opluchting dat de koelmachines van [[Engeland als voorloper bij de | + | [[Het Beiers bier in Nederland|'''Feltmann''']], die toen in Rotterdam directeur was maar tevens voor Amsterdam optrad als technisch adviseur, vernam dan ook in de zomer van 1879 met opluchting dat de koelmachines van [[Engeland als voorloper bij de temperatuurregeling|'''Linde''']] het stadium van experimenten achter de rug hadden. Via zijn relaties in vooral de Duitse brouwwereld was hij goed op de hoogte van de gang van zaken daar. In het najaar vertrok hij naar Kopenhagen om in de Carlsbergbrouwerij van zijn zakenrelatie, de Deense brouwer Jacobsen, twee daar geplaatste Linde-machines no. v - het eerste in serie vervaardigde type - in de praktijk te kunnen bekijken. Hij bleef er acht dagen en keerde enthousiast terug. Bij enkele volgende bezoeken nam dit enthousiasme alleen maar toe. 'Die beiden Linde Maschinen arbeiten brillant in Copenhagen,' schreef hij na zo'n bezoek aan zijn vriend Sedlmayer.[[Noten TIN19-1-H6#6-85|<sup>[85]</sup>]] |
In de Carlsbergbrouwerij maakte Feltmann eveneens kennis met het daar toegepaste systeem om de gistkelders te koelen. Hierbij gebruikte men vermoedelijk net als in Triëst een in de hoeken bevestigd en door ijswater gekoeld metalen element in combinatie met een ventilator, die de koude lucht door de kelders blies. Deze wijze van werken vond Feltmann, waarschijnlijk in verband met de isolatie, toch minder geschikt en in samenwerking met Linde ontwierp hij een koelsysteem voor de gistkelders in Rotterdam, dat was gebaseerd op aan de zoldering bevestigde buizen. Hierdoor liet men een zoutoplossing met een temperatuur van min 3 à 4<sup>o</sup>C circuleren. De temperatuur in de gistkelders bleef op deze wijze constant op 2 à 5<sup>o</sup>C boven nul. In het voorjaar van 1880 werd het systeem in de gistkelders in Rotterdam aangebracht. Als koudebron gebruikte men overigens de al aanwezige Carré-machine van Vaass und Littmann. [[Afbeelding:Arnhem_oplumus_koelbak_zij.jpg|thumb|350px|left|Koelbak (van zijkant)]] | In de Carlsbergbrouwerij maakte Feltmann eveneens kennis met het daar toegepaste systeem om de gistkelders te koelen. Hierbij gebruikte men vermoedelijk net als in Triëst een in de hoeken bevestigd en door ijswater gekoeld metalen element in combinatie met een ventilator, die de koude lucht door de kelders blies. Deze wijze van werken vond Feltmann, waarschijnlijk in verband met de isolatie, toch minder geschikt en in samenwerking met Linde ontwierp hij een koelsysteem voor de gistkelders in Rotterdam, dat was gebaseerd op aan de zoldering bevestigde buizen. Hierdoor liet men een zoutoplossing met een temperatuur van min 3 à 4<sup>o</sup>C circuleren. De temperatuur in de gistkelders bleef op deze wijze constant op 2 à 5<sup>o</sup>C boven nul. In het voorjaar van 1880 werd het systeem in de gistkelders in Rotterdam aangebracht. Als koudebron gebruikte men overigens de al aanwezige Carré-machine van Vaass und Littmann. [[Afbeelding:Arnhem_oplumus_koelbak_zij.jpg|thumb|350px|left|Koelbak (van zijkant)]] | ||
Omdat deze laatste machines vooral wat betreft de ijsbereiding gebrekkig bleven functioneren, stelde Feltmann eind 1880 de commissarissen van de Heineken nv voor om over te gaan tot de aankoop van een Linde-machine voor de brouwerij in Amsterdam. In een uitvoerig rapport wezen de directieleden G.A. Heineken en H.F. Hoyer, van de Amsterdamse vestiging, en Feltmann zelf op de garanties die Linde persoonlijk voor een goede werking had gegeven. Voor de aankoop van de koelmachine, een stoommachine en enkele ketels en de verbouwing werd een bedrag begroot van f 65.000. De werkelijke kosten zouden echter fr 21.000 hoger uitvallen.[[Noten TIN19-1-H6#6-86|<sup>[86]</sup>]] | Omdat deze laatste machines vooral wat betreft de ijsbereiding gebrekkig bleven functioneren, stelde Feltmann eind 1880 de commissarissen van de Heineken nv voor om over te gaan tot de aankoop van een Linde-machine voor de brouwerij in Amsterdam. In een uitvoerig rapport wezen de directieleden G.A. Heineken en H.F. Hoyer, van de Amsterdamse vestiging, en Feltmann zelf op de garanties die Linde persoonlijk voor een goede werking had gegeven. Voor de aankoop van de koelmachine, een stoommachine en enkele ketels en de verbouwing werd een bedrag begroot van f 65.000. De werkelijke kosten zouden echter fr 21.000 hoger uitvallen.[[Noten TIN19-1-H6#6-86|<sup>[86]</sup>]] |