De reincultuur
Van Techniek in Nederland
Regel 5: | Regel 5: | ||
Tot zijn dood in 1909 zou hij zich bezig houden met microscopisch onderzoek naar biergist.[[Noten TIN19-1-H6#6-105|<sup>[105]</sup>]] In navolging van onderzoekers als Pasteur, de Duitser Robert Koch en de Deen C.J. Salomonsen ging Hansen zich nu bezig houden met het kweken van een zuivere gistsoort uit één cel. Hij slaagde er al spoedig in verschillende van deze 'pure', dat wil zeggen niet-verontreinigde soorten, te kweken in daarvoor speciaal vervaardigde glazen kolven.[[Afbeelding:TIN19_blz207.jpg|thumb|300px|left|Gist onder de microscoop]] | Tot zijn dood in 1909 zou hij zich bezig houden met microscopisch onderzoek naar biergist.[[Noten TIN19-1-H6#6-105|<sup>[105]</sup>]] In navolging van onderzoekers als Pasteur, de Duitser Robert Koch en de Deen C.J. Salomonsen ging Hansen zich nu bezig houden met het kweken van een zuivere gistsoort uit één cel. Hij slaagde er al spoedig in verschillende van deze 'pure', dat wil zeggen niet-verontreinigde soorten, te kweken in daarvoor speciaal vervaardigde glazen kolven.[[Afbeelding:TIN19_blz207.jpg|thumb|300px|left|Gist onder de microscoop]] | ||
− | Hansens grote kans kwam in november 1883. Toen bleek namelijk dat de gist die Jacobsen in 1845 had meegebracht uit München en waarmee sindsdien was voortgekweekt, verontreinigd was geraakt door 'wilde' gistsoorten. Dit leverde troebel bier op met de beruchte bittere smaak. Bij wijze van experiment mocht Hansen nu eenmaal bierbrouwen met de gist die hij in zijn laboratorium had gekweekt. Het resultaat was uitstekend en vanaf dat moment was Jacobsen, die eerst sterk twijfelde of de in het laboratorium gekweekte gist geschikt was voor de nagisting op fust of in de fles, gewonnen voor de [[begrippenlijst#Reincultuur|'reincultuur']].[[Noten TIN19-1-H6#6-106|<sup>[106]</sup>]] Hij was er nu van overtuigd, schreef hij in mei 1884 aan zijn vriend [[Beieren zet de toon|''Gabriël Sedlmayer'']] in München, die hij ook een monster 'zuivere gist' zond, | + | Hansens grote kans kwam in november 1883. Toen bleek namelijk dat de gist die Jacobsen in 1845 had meegebracht uit München en waarmee sindsdien was voortgekweekt, verontreinigd was geraakt door 'wilde' gistsoorten. Dit leverde troebel bier op met de beruchte bittere smaak. Bij wijze van experiment mocht Hansen nu eenmaal bierbrouwen met de gist die hij in zijn laboratorium had gekweekt. Het resultaat was uitstekend en vanaf dat moment was Jacobsen, die eerst sterk twijfelde of de in het laboratorium gekweekte gist geschikt was voor de nagisting op fust of in de fles, gewonnen voor de [[begrippenlijst#Reincultuur|'reincultuur']].[[Noten TIN19-1-H6#6-106|<sup>[106]</sup>]] Hij was er nu van overtuigd, schreef hij in mei 1884 aan zijn vriend [[Beieren zet de toon|'''Gabriël Sedlmayer''']] in München, die hij ook een monster 'zuivere gist' zond, |
'' 'dass die Hefen in allen Brauereien mehr oder weniger von wilden Hefearten inficiert sind, weil man jetzt fast überall in den gefährlichen Sommermonaten siedete und dass das unendliche Hefewechseln deshalbs nichts nutzt.' '' [[Noten TIN19-1-H6#6-107|<sup>[107]</sup>]] | '' 'dass die Hefen in allen Brauereien mehr oder weniger von wilden Hefearten inficiert sind, weil man jetzt fast überall in den gefährlichen Sommermonaten siedete und dass das unendliche Hefewechseln deshalbs nichts nutzt.' '' [[Noten TIN19-1-H6#6-107|<sup>[107]</sup>]] |