Ingenieurs en de aanleg van de Staatsspoorwegen
Van Techniek in Nederland
Regel 1: | Regel 1: | ||
− | Een overheidsorganisatie die een werk van een omvang als de aanleg van de staatsspoorwegen kon aanpakken, bestond op dat moment niet en moest dus uit de grond worden gestampt. Er was alleen een bureau spoorwegen, [[begrippenlijst#Ressorterend| | + | Een overheidsorganisatie die een werk van een omvang als de aanleg van de staatsspoorwegen kon aanpakken, bestond op dat moment niet en moest dus uit de grond worden gestampt. Er was alleen een bureau spoorwegen, [[begrippenlijst#Ressorterend|ressorterend]] onder de minister van Binnenlandse Zaken, waarin Van der Kun leiding gaf aan een kleine staf van waterstaatsingenieurs. Van der Kun's taak was tot nog toe vooral een adviserende en controlerende geweest: advies geven aan de minister over aangevraagde concessies en controle van verleende concessies, vooral op hun technische en ook wel financiële [[begrippenlijst#Merites|merites]]. Nu ging het echter om het ontwerpen en aanleggen van een 800 km spoorlijn, waarin overbruggingen van alle grote rivieren, een onderneming waarvoor men tot op dat moment altijd was teruggedeinsd.[[Noten TIN19-2-H7#7-68|<sup>[68]</sup>]] [[Afbeelding:Rotterdam_Openen_spoorlijn.jpg|thumb|450px|right|Opening van de spoorlijn te Rotterdam]] |
Bij K.B. van 24 augustus 1860 werd een commissie benoemd die de voorbereiding en de uitvoering van en het toezicht op de aanleg op zich moest nemen. Van der Kun werd voorzitter, leden werden C.T. van Meurs, generaal-majoor van de "Grote Staf", het militaire opperbevel dus, en van huis uit genie-officier, en baron L.A.W.J.Sloet, voorzitter van de pas opgerichte Raad van Toezicht op de Spoorwegdiensten. Sloet werd in 1861 opgevolgd door de genie-officier J.P. de Bordes, tot dan toe secretaris van de commissie. De nieuwe secretaris werd jhr.G.J.G.Klerck, ook een officier van de genie. | Bij K.B. van 24 augustus 1860 werd een commissie benoemd die de voorbereiding en de uitvoering van en het toezicht op de aanleg op zich moest nemen. Van der Kun werd voorzitter, leden werden C.T. van Meurs, generaal-majoor van de "Grote Staf", het militaire opperbevel dus, en van huis uit genie-officier, en baron L.A.W.J.Sloet, voorzitter van de pas opgerichte Raad van Toezicht op de Spoorwegdiensten. Sloet werd in 1861 opgevolgd door de genie-officier J.P. de Bordes, tot dan toe secretaris van de commissie. De nieuwe secretaris werd jhr.G.J.G.Klerck, ook een officier van de genie. |