De moeizame weg naar een staatsspoorwegbedrijf
Van Techniek in Nederland
Regel 7: | Regel 7: | ||
Daarom kwam de regering in september 1859 met een voorstel de [[begrippenlijst#Concessie|concessie]] voor dit Zuidernet aan de heren J.P.Bredius, secretaris van de gemeente Dordrecht, en jhr. J.W. van Sypesteyn, offcier van de genie, te verlenen. Ook in dit geval zou de overheid de onderneming steunen, en wel speciaal voor de bruggen bij Rotterdam, Dordrecht en Moerdijk en Venlo (12 miljoen) en voor de afdamming van de Oosterschelde en een brug over het Sloe nog eens 3,6 miljoen. Op verzoek van de Kamer werd ook nog een oostelijke rivierovergang opgenomen in het plan, waarvoor nog 8 miljoen extra werd uitgetrokken. | Daarom kwam de regering in september 1859 met een voorstel de [[begrippenlijst#Concessie|concessie]] voor dit Zuidernet aan de heren J.P.Bredius, secretaris van de gemeente Dordrecht, en jhr. J.W. van Sypesteyn, offcier van de genie, te verlenen. Ook in dit geval zou de overheid de onderneming steunen, en wel speciaal voor de bruggen bij Rotterdam, Dordrecht en Moerdijk en Venlo (12 miljoen) en voor de afdamming van de Oosterschelde en een brug over het Sloe nog eens 3,6 miljoen. Op verzoek van de Kamer werd ook nog een oostelijke rivierovergang opgenomen in het plan, waarvoor nog 8 miljoen extra werd uitgetrokken. | ||
Twee weken lang werd er in de Tweede Kamer uitvoerig en verhit gedebatteerd over de regeringsvoorstellen. Iedereen meende zijn zegje te moeten doen en voor- en tegenstanders sloegen elkaar met argumenten om de oren; lange tijd was het onzeker of de voorstellen het zouden halen, maar bij de stemming op 19 november 1859 werden de voorstellen met een krappe meerderheid aangenomen. | Twee weken lang werd er in de Tweede Kamer uitvoerig en verhit gedebatteerd over de regeringsvoorstellen. Iedereen meende zijn zegje te moeten doen en voor- en tegenstanders sloegen elkaar met argumenten om de oren; lange tijd was het onzeker of de voorstellen het zouden halen, maar bij de stemming op 19 november 1859 werden de voorstellen met een krappe meerderheid aangenomen. | ||
+ | |||
''' ''Kabinetscrisis om spoorwegkwestie.'' | ''' ''Kabinetscrisis om spoorwegkwestie.'' | ||
Regel 16: | Regel 17: | ||
''' ''Nieuw kabinet met voorstel netwerk.'' | ''' ''Nieuw kabinet met voorstel netwerk.'' | ||
− | + | Het nieuwe kabinet dat direct daarna aantrad was geformeerd door Mr.F.A. van Hall (1791-1866), die zelf minister van Financiën werd, terwijl Mr.S. baron van Heemstra Binnenlandse Zaken kreeg. Van Hall was geen vreemdeling in spoorwegland, want hij was als juridisch adviseur van Brade c.s. en later van de hijsm zeer vertrouwd geraakt met de spoorwegproblematiek. Bovendien was zijn jongere broer Cornelis jarenlang [[begrippenlijst#Adjunct|adjunct]] van Conrad bij de HIJSM geweest. Ook had hij zelf al eerder (in 1843) als minister van Financiën naam gemaakt met het rigoureus terugbrengen van de veel te zwaar drukkende staatsschuld. Nu was het aan hem en aan zijn collega Van Heemstra om de spoorwegkwestie op te lossen. Ze hadden in ieder geval het tij mee, omdat de Indische baten in die jaren ruimer begonnen te vloeien, zodat er geld in kas was. [[Afbeelding:TIN19II_blz151.jpg|thumb|420px|left|De brug bij Culemborg bijna gereed]] | |
Hoewel Van Hall van huis uit de liberale denkbeelden was toegedaan, was hij geleidelijk aan meer in conservatieve richting opgeschoven en zag hij nu in dat de staat wel moest ingrijpen. En hij huldigde de oud-Hollandse koopmanswijsheid: geef geld als er om gevraagd wordt, maar blijf nooit borg.[[Noten TIN19-2-H7#7-65|<sup>[65]</sup>]] | Hoewel Van Hall van huis uit de liberale denkbeelden was toegedaan, was hij geleidelijk aan meer in conservatieve richting opgeschoven en zag hij nu in dat de staat wel moest ingrijpen. En hij huldigde de oud-Hollandse koopmanswijsheid: geef geld als er om gevraagd wordt, maar blijf nooit borg.[[Noten TIN19-2-H7#7-65|<sup>[65]</sup>]] |