De jaren na 1976

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 11: Regel 11:
  
 
[[afbeelding:grafiek_concurrentie_vervoersmodaliteiten.jpg|thumb|400px|right|De ontwikkeling van de concurrentie in vervoerde massa tussen de drie belangrijkste [[Begrippenlijst#Vervoersmodaliteiten|vervoersmodaliteiten]] in het naoorlogse goederenvervoer.]]
 
[[afbeelding:grafiek_concurrentie_vervoersmodaliteiten.jpg|thumb|400px|right|De ontwikkeling van de concurrentie in vervoerde massa tussen de drie belangrijkste [[Begrippenlijst#Vervoersmodaliteiten|vervoersmodaliteiten]] in het naoorlogse goederenvervoer.]]
In de derde plaats gelden de langzame vervoermiddelen zoals de fiets en het lopen als een bijzonder [[Mobiliteit tijdens de Tweede Wereldoorlog en de Wederopbouw|kenmerk van het Nederlandse naoorlogse verkeerslandschap]]. Wat de fiets betreft: eind jaren zeventig gebruikte een derde deel van de beroepsbevolking de fiets om naar het werk te reizen (en een evengroot deel de auto). In het boodschappenverkeer was dit aandeel zelfs 56% (tegen slechts 17% voor de auto). Toen de overheid halverwege de jaren zestig zich een beeld wilde vormen van het verplaatsingsgedrag van de Randstedeling en de Commissie Openbaar Vervoer in het Westen des Lands daartoe de grootste enquête organiseerde die ooit in Nederland was gehouden, bleek bovendien maar liefst 30% van de mensen dagelijks grote afstanden te voet af te leggen. "Het ging daarbij niet om een optelling van vele kleine wandelingetjes (b.v. voor het doen van boodschappen) maar om grote afstanden, die in één wandeling werden afgelegd", stelde de Autokampioen verrast vast. "Het was nog nimmer zo naar voren gekomen dat zelfs in deze tijd van [[De auto in het interbellum (1918-1940): De rol van de ANWB bij de massamotorisering|massamotorisering]] er door een groot deel van de mensen nog bijzonder grote afstanden te voet worden afgelegd."[[Noten H2#2-88|<sup>[88]</sup>]]
+
In de derde plaats gelden de langzame vervoermiddelen zoals de fiets en het lopen als een bijzonder [[Mobiliteit tijdens de Tweede Wereldoorlog en de Wederopbouw|'''kenmerk van het Nederlandse naoorlogse verkeerslandschap''']]. Wat de fiets betreft: eind jaren zeventig gebruikte een derde deel van de beroepsbevolking de fiets om naar het werk te reizen (en een evengroot deel de auto). In het boodschappenverkeer was dit aandeel zelfs 56% (tegen slechts 17% voor de auto). Toen de overheid halverwege de jaren zestig zich een beeld wilde vormen van het verplaatsingsgedrag van de Randstedeling en de Commissie Openbaar Vervoer in het Westen des Lands daartoe de grootste enquête organiseerde die ooit in Nederland was gehouden, bleek bovendien maar liefst 30% van de mensen dagelijks grote afstanden te voet af te leggen. "Het ging daarbij niet om een optelling van vele kleine wandelingetjes (b.v. voor het doen van boodschappen) maar om grote afstanden, die in één wandeling werden afgelegd", stelde de Autokampioen verrast vast. "Het was nog nimmer zo naar voren gekomen dat zelfs in deze tijd van [[De auto in het interbellum (1918-1940): De rol van de ANWB bij de massamotorisering|massamotorisering]] er door een groot deel van de mensen nog bijzonder grote afstanden te voet worden afgelegd."[[Noten H2#2-88|<sup>[88]</sup>]]
  
  

Versie op 10 mrt 2008 13:44