De meelfabriek in Nederland
Van Techniek in Nederland
Regel 6: | Regel 6: | ||
De totale accijnsafschaffing bracht een werkelijke doorbraak teweeg in de toepassing van andere manieren van meel- en broodfabricage.[[Noten TIN19-1-H3#3-76|<sup>[76]</sup>]] In de zomer van 1855, juist nadat het wetsvoorstel was aangenomen, werden er al vier of vijf plannen in Amsterdam besproken.[[Noten TIN19-1-H3#3-77|<sup>[77]</sup>]] Ook in Utrecht, Deventer, Den Haag en Dordrecht kwamen [[begrippenlijst#Filantroop|filantropen]] en industriëlen bijeen om te zien of er nu eindelijk een goede en goedkope broodvoorziening voor de volksklasse kon komen. | De totale accijnsafschaffing bracht een werkelijke doorbraak teweeg in de toepassing van andere manieren van meel- en broodfabricage.[[Noten TIN19-1-H3#3-76|<sup>[76]</sup>]] In de zomer van 1855, juist nadat het wetsvoorstel was aangenomen, werden er al vier of vijf plannen in Amsterdam besproken.[[Noten TIN19-1-H3#3-77|<sup>[77]</sup>]] Ook in Utrecht, Deventer, Den Haag en Dordrecht kwamen [[begrippenlijst#Filantroop|filantropen]] en industriëlen bijeen om te zien of er nu eindelijk een goede en goedkope broodvoorziening voor de volksklasse kon komen. | ||
− | De Amsterdamse geneesheer Samuel Sarphati had in februari 1855 het onderwerp van broodfabrieken aangesneden in een vergadering van de Vereeniging voor Volksvlijt. In januari 1856 werden de statuten vastgesteld van de nv Maatschappij voor Meel- en Broodfabrieken.[[Noten TIN19-1-H3#3-78|<sup>[78]</sup>]] Het was een [[begrippenlijst#Naamloze vennootschap|naamloze vennootschap]], maar financiering van dit project had meer weg van een collecte. Om de benodigde 100.000 gulden startkapitaal bijeen te krijgen, werden duizend [[De brouwnijverheid tot omstreeks 1850|'''aandelen''']] van 100 gulden uitgegeven en elke aandeelhouder stortte maandelijks tien gulden per aandeel.[[Noten TIN19-1-H3#3-79|<sup>[79]</sup>]] | + | De Amsterdamse geneesheer [[De eerste meel- en broodfabriek in Nederland|'''Samuel Sarphati''']] had in februari 1855 het onderwerp van broodfabrieken aangesneden in een vergadering van de Vereeniging voor Volksvlijt. In januari 1856 werden de statuten vastgesteld van de nv Maatschappij voor Meel- en Broodfabrieken.[[Noten TIN19-1-H3#3-78|<sup>[78]</sup>]] Het was een [[begrippenlijst#Naamloze vennootschap|naamloze vennootschap]], maar financiering van dit project had meer weg van een collecte. Om de benodigde 100.000 gulden startkapitaal bijeen te krijgen, werden duizend [[De brouwnijverheid tot omstreeks 1850|'''aandelen''']] van 100 gulden uitgegeven en elke aandeelhouder stortte maandelijks tien gulden per aandeel.[[Noten TIN19-1-H3#3-79|<sup>[79]</sup>]] |
Het idee van Sarphati en de zijnen was oorspronkelijk beperkt geweest tot een broodfabriek. Het bleek praktischer om er ook een meelfabriek aan te verbinden en zelf de kwaliteit van het meel te controleren. De meelhandel in Nederland was namelijk zo lang door de wet beperkt geweest, dat er weinig expertise op dat gebied beschikbaar was, terwijl er voor de aankoop van goed graan voldoende deskundige graanhandelaren waren om advies te geven.[[Noten TIN19-1-H3#3-80|<sup>[80]</sup>]] Warmte en drijfkracht waren in ieder geval nodig voor de hetelucht-ovens en de mechanische kneedwerktuigen in de bakkerij; door de capaciteit van het ketelhuis aan te passen, was er ook voldoende energie om een meelfabriek te laten draaien.[[Afbeelding:TIN19_blz92_rechtsboven.jpg|thumb|350px|left|De Amsterdamse Meel- en Broodfabriek]] | Het idee van Sarphati en de zijnen was oorspronkelijk beperkt geweest tot een broodfabriek. Het bleek praktischer om er ook een meelfabriek aan te verbinden en zelf de kwaliteit van het meel te controleren. De meelhandel in Nederland was namelijk zo lang door de wet beperkt geweest, dat er weinig expertise op dat gebied beschikbaar was, terwijl er voor de aankoop van goed graan voldoende deskundige graanhandelaren waren om advies te geven.[[Noten TIN19-1-H3#3-80|<sup>[80]</sup>]] Warmte en drijfkracht waren in ieder geval nodig voor de hetelucht-ovens en de mechanische kneedwerktuigen in de bakkerij; door de capaciteit van het ketelhuis aan te passen, was er ook voldoende energie om een meelfabriek te laten draaien.[[Afbeelding:TIN19_blz92_rechtsboven.jpg|thumb|350px|left|De Amsterdamse Meel- en Broodfabriek]] |