Bouwers van een nieuwe haven

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 4: Regel 4:
  
 
Werkeloosheid was dagelijkse praktijk, omdat er lang niet elke dag werk genoeg was voor die ruim 10.000 man in de haven. De arbeiders waren niet of nauwelijks formeel georganiseerd in vakbonden en waren daar ook moeilijk voor te porren. Zij vertrouwden op informele netwerken, de spontane actie en onderlinge solidariteit. Tot de bouwers van een nieuwe Rotterdamse haven na 1870 behoorden niet alleen de handelaren, stoomvaartreders, cargadoors, stuwadoors en havenarbeiders, maar ook de gemeente, die een steeds actievere rol ging spelen in de ontwikkeling van nieuwe haventerreinen. Binnen de gemeente ontstond een nieuwe groep van ingenieurs, die werkzaam waren bij de in 1855 opgerichte Dienst Gemeentewerken en andere gemeente-instellingen. De Dienst Gemeentewerken begon met twintig man, vooral handwerkslieden en enkele militaire en civieltechnische ingenieurs, groeide aanvankelijk langzaam en had in 1878 33 personen in dienst. Daarna volgde een snelle groei, onder de leiding van de militaire ingenieur G.J. de Jongh, die uitgroeide tot volksheld en die generaal of dynamisch [[begrippenlijst#Technocraat|technocraat]] werd genoemd - en dat waren bepaald geen scheldwoorden. Hij nam vele jonge ingenieurs in dienst voor het ontwerpen van onder meer [[De aanleg van nieuwe havencomplexen|''' havens''']] en het houden van toezicht op de uitvoering van de kustwerken door een nieuw kader van lagere technici. Bij zijn afscheid in 1910 waren er 1194 personen in dienst; daarmee ontstond een groot ingenieursbureau.[[Noten H4#4-9|<sup>[9]</sup>]] Voor deze ingenieurs was het bouwen aan de nieuwe Rotterdamse havens een groot project waar ze trots op waren.  
 
Werkeloosheid was dagelijkse praktijk, omdat er lang niet elke dag werk genoeg was voor die ruim 10.000 man in de haven. De arbeiders waren niet of nauwelijks formeel georganiseerd in vakbonden en waren daar ook moeilijk voor te porren. Zij vertrouwden op informele netwerken, de spontane actie en onderlinge solidariteit. Tot de bouwers van een nieuwe Rotterdamse haven na 1870 behoorden niet alleen de handelaren, stoomvaartreders, cargadoors, stuwadoors en havenarbeiders, maar ook de gemeente, die een steeds actievere rol ging spelen in de ontwikkeling van nieuwe haventerreinen. Binnen de gemeente ontstond een nieuwe groep van ingenieurs, die werkzaam waren bij de in 1855 opgerichte Dienst Gemeentewerken en andere gemeente-instellingen. De Dienst Gemeentewerken begon met twintig man, vooral handwerkslieden en enkele militaire en civieltechnische ingenieurs, groeide aanvankelijk langzaam en had in 1878 33 personen in dienst. Daarna volgde een snelle groei, onder de leiding van de militaire ingenieur G.J. de Jongh, die uitgroeide tot volksheld en die generaal of dynamisch [[begrippenlijst#Technocraat|technocraat]] werd genoemd - en dat waren bepaald geen scheldwoorden. Hij nam vele jonge ingenieurs in dienst voor het ontwerpen van onder meer [[De aanleg van nieuwe havencomplexen|''' havens''']] en het houden van toezicht op de uitvoering van de kustwerken door een nieuw kader van lagere technici. Bij zijn afscheid in 1910 waren er 1194 personen in dienst; daarmee ontstond een groot ingenieursbureau.[[Noten H4#4-9|<sup>[9]</sup>]] Voor deze ingenieurs was het bouwen aan de nieuwe Rotterdamse havens een groot project waar ze trots op waren.  
De ontwikkeling van een nieuwe haven waarin het accent kwam te liggen op de snelle, directe overslag van massagoederen als graan, erts, kolen en petroleum, betekende een breuk met het verleden. Een breuk die in 1893 werd gemarkeerd door de ingebruikneming van een nieuw type havenbekken.
+
De ontwikkeling van een nieuwe [[Van stapelhaven naar overslaghaven|'''haven''']] waarin het accent kwam te liggen op de snelle, directe overslag van massagoederen als graan, erts, kolen en petroleum, betekende een breuk met het verleden. Een breuk die in 1893 werd gemarkeerd door de ingebruikneming van een nieuw type havenbekken.

Versie op 13 mrt 2008 13:03