Stoom en de Nederlandse brouwerijen
Van Techniek in Nederland
Regel 50: | Regel 50: | ||
Voor zover we uit de vaak nogal in rozige termen gestelde verslagen van de [[begrippenlijst#Kamer-van Koophandel|Kamers van Koophandel en Fabrieken]] kunnen afleiden, voldeed de nieuwe techniek goed. Brouwerij De Haan maakte in 1860 bekend dat zij met succes een'' 'roertoestel in hunne werkkuip' '' hadden aangebracht. Het zou hier om een geheel nieuwe uitvinding gaan die voordien nog slechts in gebruik was in Parijs en Brussel. In geen van beide steden bestond overigens een bloeiende biernijverheid. Over De Hooiberg werd in het zelfde jaar gemeld, dat die brouwerij na enkele aanpassingen, nu' ''geheel door stoom wordt gedreven en alzoo eenig in hare soort hier te lande kan genoemd worden.' ''[[Noten TIN19-1-H6#6-28|<sup>[28]</sup>]] | Voor zover we uit de vaak nogal in rozige termen gestelde verslagen van de [[begrippenlijst#Kamer-van Koophandel|Kamers van Koophandel en Fabrieken]] kunnen afleiden, voldeed de nieuwe techniek goed. Brouwerij De Haan maakte in 1860 bekend dat zij met succes een'' 'roertoestel in hunne werkkuip' '' hadden aangebracht. Het zou hier om een geheel nieuwe uitvinding gaan die voordien nog slechts in gebruik was in Parijs en Brussel. In geen van beide steden bestond overigens een bloeiende biernijverheid. Over De Hooiberg werd in het zelfde jaar gemeld, dat die brouwerij na enkele aanpassingen, nu' ''geheel door stoom wordt gedreven en alzoo eenig in hare soort hier te lande kan genoemd worden.' ''[[Noten TIN19-1-H6#6-28|<sup>[28]</sup>]] | ||
− | Opmerkelijk is dat de grootste brouwerij van Nederland, De Gekroonde Valk, in die beginfase geen stoomkracht toepaste. Het bedrijf, waar in de jaren zestig ongeveer 100 arbeiders werkten, ging daar pas in 1872 toe over. En zelfs toen was het een beslissing waarover twijfels bestonden. Grootaandeelhouder W.C. van Vollenhoven vroeg zich af of '' 'met betrekking tot den waarschijnlijk noodzakelijken stoomaanleg en andere uitbreidingen de kosten niet doorlopend te hoog zullen worden en uit dat motief een liquidatie niet welligt wenschelijk zou kunnen zijn.' ''[[Noten TIN19-1-H6#6-29|<sup>[29]</sup>]] | + | Opmerkelijk is dat de grootste brouwerij van Nederland, De Gekroonde Valk, in die beginfase geen stoomkracht toepaste. Het bedrijf, waar in de jaren zestig ongeveer 100 arbeiders werkten, ging daar pas in 1872 toe over. En zelfs toen was het een beslissing waarover twijfels bestonden. Grootaandeelhouder W.C. van Vollenhoven vroeg zich af of '' 'met betrekking tot den waarschijnlijk noodzakelijken stoomaanleg en andere uitbreidingen de kosten niet doorlopend te hoog zullen worden en uit dat motief een [[Begrippenlijst#Liquidatie|liquidatie]] niet welligt wenschelijk zou kunnen zijn.' ''[[Noten TIN19-1-H6#6-29|<sup>[29]</sup>]] |
Het besluit viel positief uit, maar Van Vollenhovens opmerkingen zijn zowel illustratief voor het ingrijpende karakter dat de technische veranderingen hadden als voor de rechtlijnige opvattingen van de eigenaren. Bierbrouwerijen leverden vaak een hoog rendement op, maar leek dit rendement gevaar te lopen door het doen van kostbare investeringen of teruglopende verkopen, dan werd al spoedig overwogen de zaak simpelweg te liquideren. Dit gebeurde bijvoorbeeld ook in 1888 met de brouwerijen De Haan en De Sleutels van de gebroeders Rendorp. | Het besluit viel positief uit, maar Van Vollenhovens opmerkingen zijn zowel illustratief voor het ingrijpende karakter dat de technische veranderingen hadden als voor de rechtlijnige opvattingen van de eigenaren. Bierbrouwerijen leverden vaak een hoog rendement op, maar leek dit rendement gevaar te lopen door het doen van kostbare investeringen of teruglopende verkopen, dan werd al spoedig overwogen de zaak simpelweg te liquideren. Dit gebeurde bijvoorbeeld ook in 1888 met de brouwerijen De Haan en De Sleutels van de gebroeders Rendorp. | ||
De familie Van Vollenhoven besloot echter om voorlopig nog vijf jaar met De Gekroonde Valk door te gaan, een periode die daarna nog eens met een zelfde termijn werd verlengd. Tot in de jaren veertig van de twintigste eeuw zou de brouwerij vervolgens als (gedeeltelijk) zelfstandig bedrijf blijven bestaan. | De familie Van Vollenhoven besloot echter om voorlopig nog vijf jaar met De Gekroonde Valk door te gaan, een periode die daarna nog eens met een zelfde termijn werd verlengd. Tot in de jaren veertig van de twintigste eeuw zou de brouwerij vervolgens als (gedeeltelijk) zelfstandig bedrijf blijven bestaan. | ||
− | Zoals beschreven waren er in 1858 vijf brouwerijen die met stoomkracht werkten, in het tijdvak 1859-1867 steeg dit aantal tot vijftien. Enkele al met stoom werkende bedrijven breidden verder hun apparatuur uit. Tot 1875 kwamen daar nog 23 ondernemingen bij, zodat in dat jaar ongeveer 48 bedrijven in de brouwnijverheid stoommachines en -ketels voor drijfkracht of verwarming in gebruik hadden. In de daarop volgende vijf jaar nam dit aantal nog eens met zeventien toe, zodat er in 1880 rond 65 brouwerijen met stoom werkten. | + | Zoals beschreven waren er in 1858 vijf brouwerijen die met stoomkracht werkten, in het tijdvak 1859-1867 steeg dit aantal tot vijftien. Enkele al met stoom werkende bedrijven breidden verder hun apparatuur uit. Tot 1875 kwamen daar nog 23 ondernemingen bij, zodat in dat jaar ongeveer 48 bedrijven in de brouwnijverheid stoommachines en -ketels voor drijfkracht of verwarming in gebruik hadden. In de daarop volgende vijf jaar nam dit aantal nog eens met zeventien toe, zodat er in 1880 rond 65 brouwerijen met stoom werkten.[[Noten TIN19-1-H6#6-30|<sup>[30]</sup>]] |
− | + | ||
+ | [[Afbeelding:Tabel_6,2.jpg|thumb|left|340px]] | ||
Opmerkelijk is dat het gemiddelde per bedrijf toegepaste vermogen aanvankelijk steeg van 4,4 in 1858 tot 8,3 pk negen jaar later. In de periode tot 1880 daalde dit gemiddelde vervolgens via 6,8 en 7,2 in respectievelijk 1870 en 1875 tot 6,6 pk in 1880. De verklaring hiervoor is waarschijnlijk dat in de jaren zeventig ook een aantal kleinere brouwerijen in vooral de provincies Zuid-Holland, Brabant en Limburg stoommachines aanschaften. Dit kan mede worden afgeleid aan de hand van de volgende tabel[[Noten TIN19-1-H6#6-31|<sup>[31]</sup>]]. | Opmerkelijk is dat het gemiddelde per bedrijf toegepaste vermogen aanvankelijk steeg van 4,4 in 1858 tot 8,3 pk negen jaar later. In de periode tot 1880 daalde dit gemiddelde vervolgens via 6,8 en 7,2 in respectievelijk 1870 en 1875 tot 6,6 pk in 1880. De verklaring hiervoor is waarschijnlijk dat in de jaren zeventig ook een aantal kleinere brouwerijen in vooral de provincies Zuid-Holland, Brabant en Limburg stoommachines aanschaften. Dit kan mede worden afgeleid aan de hand van de volgende tabel[[Noten TIN19-1-H6#6-31|<sup>[31]</sup>]]. | ||
[[Afbeelding:Tabel_6,3.jpg|thumb|350px|left]] | [[Afbeelding:Tabel_6,3.jpg|thumb|350px|left]] | ||
− | |||