Stoom en de Nederlandse brouwerijen

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
 
Regel 45: Regel 45:
 
Begin 1858 volgde ook de al eerder genoemde Amsterdamse brouwerij De Haan van de gebroeders Rendorp. Het was op dat moment waarschijnlijk de op een na grootste brouwerij van Nederland, die zijn producten voor een belangrijk deel exporteerde naar Oost- en West-Indië. De Haan pakte de zaak wat groter aan. Mede ter vervanging van de [[begrippenlijst#Rosmolen|rosmolen]] kocht men een drietal bij de Schotse firma A. Chaplin & Co vervaardigde stoomlocomobielen. De ene ketel gebruikte de brouwerij vermoedelijk alleen voor het verhitten van water. Met de andere twee, die een vermogen hadden van respectievelijk 8 en 4 pk, werden enkele werktuigen aangedreven.
 
Begin 1858 volgde ook de al eerder genoemde Amsterdamse brouwerij De Haan van de gebroeders Rendorp. Het was op dat moment waarschijnlijk de op een na grootste brouwerij van Nederland, die zijn producten voor een belangrijk deel exporteerde naar Oost- en West-Indië. De Haan pakte de zaak wat groter aan. Mede ter vervanging van de [[begrippenlijst#Rosmolen|rosmolen]] kocht men een drietal bij de Schotse firma A. Chaplin & Co vervaardigde stoomlocomobielen. De ene ketel gebruikte de brouwerij vermoedelijk alleen voor het verhitten van water. Met de andere twee, die een vermogen hadden van respectievelijk 8 en 4 pk, werden enkele werktuigen aangedreven.
  
Tot de eerste groep van vier brouwerijen die in de periode 1856-1858 stoomkracht ging gebruiken, behoorde ten slotte de Rotterdamse onderneming van de gebroeders Minderop, die een ketel en machine van 1 pk liet installeren.[[Noten TIN19-1-H6#6-27|<sup>[27]</sup>]]  Zoals wel meer bedrijven in die tijd, was de firma van de gebroeders Minderop zowel brouwerij als distilleerderij en de stoommachine werd waarschijnlijk spoedig alleen bij het laatste bedrijfsonderdeel gebruikt.
+
Tot de eerste groep van vier brouwerijen die in de periode 1856-1858 stoomkracht ging gebruiken, behoorde ten slotte de Rotterdamse onderneming van de gebroeders Minderop, die een ketel en machine van 1 pk liet installeren.[[Noten TIN19-1-H6#6-27|<sup>[27]</sup>]]   
 +
Zoals wel meer bedrijven in die tijd, was de firma van de gebroeders Minderop zowel brouwerij als [[Begrippenlijst#gedistilleerd|distilleerderij]] en de stoommachine werd waarschijnlijk spoedig alleen bij het laatste bedrijfsonderdeel gebruikt.
  
Voor zover we uit de vaak nogal in rozige termen gestelde verslagen van de [[begrippenlijst#Kamer van Koophandel|Kamers van Koophandel en Fabrieken]] kunnen afleiden, voldeed de nieuwe techniek goed. Brouwerij De Haan maakte in 1860 bekend dat zij met succes een'' 'roertoestel in hunne werkkuip' '' hadden aangebracht. Het zou hier om een geheel nieuwe uitvinding gaan die voordien nog slechts in gebruik was in Parijs en Brussel. In geen van beide steden bestond overigens een bloeiende biernijverheid. Over De Hooiberg werd in het zelfde jaar gemeld, dat die brouwerij na enkele aanpassingen, nu' ''geheel door stoom wordt gedreven en alzoo eenig in hare soort hier te lande kan genoemd worden.' ''[[Noten TIN19-1-H6#6-28|<sup>[28]</sup>]]   
+
Voor zover we uit de vaak nogal in rozige termen gestelde verslagen van de [[begrippenlijst#Kamer-van Koophandel|Kamers van Koophandel en Fabrieken]] kunnen afleiden, voldeed de nieuwe techniek goed. Brouwerij De Haan maakte in 1860 bekend dat zij met succes een'' 'roertoestel in hunne werkkuip' '' hadden aangebracht. Het zou hier om een geheel nieuwe uitvinding gaan die voordien nog slechts in gebruik was in Parijs en Brussel. In geen van beide steden bestond overigens een bloeiende biernijverheid. Over De Hooiberg werd in het zelfde jaar gemeld, dat die brouwerij na enkele aanpassingen, nu' ''geheel door stoom wordt gedreven en alzoo eenig in hare soort hier te lande kan genoemd worden.' ''[[Noten TIN19-1-H6#6-28|<sup>[28]</sup>]]   
  
Opmerkelijk is dat de grootste brouwerij van Nederland, De Gekroonde Valk, in die beginfase geen stoomkracht toepaste. Het bedrijf, waar in de jaren zestig ongeveer 100 arbeiders werkten, ging daar pas in 1872 toe over. En zelfs toen was het een beslissing waarover twijfels bestonden. Grootaandeelhouder W.C. van Vollenhoven vroeg zich af of '' 'met betrekking tot den waarschijnlijk noodzakelijken stoomaanleg en andere uitbreidingen de kosten niet doorlopend te hoog zullen worden en uit dat motief een liquidatie niet welligt wenschelijk zou kunnen zijn.' ''[[Noten TIN19-1-H6#6-29|<sup>[29]</sup>]]  
+
Opmerkelijk is dat de grootste brouwerij van Nederland, De Gekroonde Valk, in die beginfase geen stoomkracht toepaste. Het bedrijf, waar in de jaren zestig ongeveer 100 arbeiders werkten, ging daar pas in 1872 toe over. En zelfs toen was het een beslissing waarover twijfels bestonden. Grootaandeelhouder W.C. van Vollenhoven vroeg zich af of '' 'met betrekking tot den waarschijnlijk noodzakelijken stoomaanleg en andere uitbreidingen de kosten niet doorlopend te hoog zullen worden en uit dat motief een [[Begrippenlijst#Liquidatie|liquidatie]] niet welligt wenschelijk zou kunnen zijn.' ''[[Noten TIN19-1-H6#6-29|<sup>[29]</sup>]]  
 
Het besluit viel positief uit, maar Van Vollenhovens opmerkingen zijn zowel illustratief voor het ingrijpende karakter dat de technische veranderingen hadden als voor de rechtlijnige opvattingen van de eigenaren. Bierbrouwerijen leverden vaak een hoog rendement op, maar leek dit rendement gevaar te lopen door het doen van kostbare investeringen of teruglopende verkopen, dan werd al spoedig overwogen de zaak simpelweg te liquideren. Dit gebeurde bijvoorbeeld ook in 1888 met de brouwerijen De Haan en De Sleutels van de gebroeders Rendorp.
 
Het besluit viel positief uit, maar Van Vollenhovens opmerkingen zijn zowel illustratief voor het ingrijpende karakter dat de technische veranderingen hadden als voor de rechtlijnige opvattingen van de eigenaren. Bierbrouwerijen leverden vaak een hoog rendement op, maar leek dit rendement gevaar te lopen door het doen van kostbare investeringen of teruglopende verkopen, dan werd al spoedig overwogen de zaak simpelweg te liquideren. Dit gebeurde bijvoorbeeld ook in 1888 met de brouwerijen De Haan en De Sleutels van de gebroeders Rendorp.
  
 
De familie Van Vollenhoven besloot echter om voorlopig nog vijf jaar met De Gekroonde Valk door te gaan, een periode die daarna nog eens met een zelfde termijn werd verlengd. Tot in de jaren veertig van de twintigste eeuw zou de brouwerij vervolgens als (gedeeltelijk) zelfstandig bedrijf blijven bestaan.
 
De familie Van Vollenhoven besloot echter om voorlopig nog vijf jaar met De Gekroonde Valk door te gaan, een periode die daarna nog eens met een zelfde termijn werd verlengd. Tot in de jaren veertig van de twintigste eeuw zou de brouwerij vervolgens als (gedeeltelijk) zelfstandig bedrijf blijven bestaan.
  
Zoals beschreven waren er in 1858 vijf brouwerijen die met stoomkracht werkten, in het tijdvak 1859-1867 steeg dit aantal tot vijftien. Enkele al met stoom werkende bedrijven breidden verder hun apparatuur uit. Tot 1875 kwamen daar nog 23 ondernemingen bij, zodat in dat jaar ongeveer 48 bedrijven in de brouwnijverheid stoommachines en -ketels voor drijfkracht of verwarming in gebruik hadden. In de daarop volgende vijf jaar nam dit aantal nog eens met zeventien toe, zodat er in 1880 rond 65 brouwerijen met stoom werkten.
+
Zoals beschreven waren er in 1858 vijf brouwerijen die met stoomkracht werkten, in het tijdvak 1859-1867 steeg dit aantal tot vijftien. Enkele al met stoom werkende bedrijven breidden verder hun apparatuur uit. Tot 1875 kwamen daar nog 23 ondernemingen bij, zodat in dat jaar ongeveer 48 bedrijven in de brouwnijverheid stoommachines en -ketels voor drijfkracht of verwarming in gebruik hadden. In de daarop volgende vijf jaar nam dit aantal nog eens met zeventien toe, zodat er in 1880 rond 65 brouwerijen met stoom werkten.[[Noten TIN19-1-H6#6-30|<sup>[30]</sup>]]
[[Afbeelding:Tabel_6,2.jpg|thumb|left|340px]][[Noten TIN19-1-H6#6-30|<sup>[30]</sup>]]
+
 
+
Opmerkelijk is dat het gemiddelde per bedrijf toegepaste vermogen aanvankelijk steeg van 4,4 in 1858 tot 8,3 pk negen jaar later. In de periode tot 1880 daalde dit gemiddelde vervolgens via 6,8 en 7,2 in respectievelijk 1870 en 1875 tot 6,6 pk in 1880. De verklaring hiervoor is waarschijnlijk dat in de jaren zeventig ook een aantal kleinere brouwerijen in vooral de provincies Zuid-Holland, Brabant en Limburg stoommachines aanschaften. Dit kan mede worden afgeleid aan de hand van de volgende tabel[[Noten TIN19-1-H6#6-31|<sup>[31]</sup>]].
+
[[Afbeelding:Tabel_6,3.jpg|thumb|300px|left]]
+
 
+
 
+
 
+
  
 +
[[Afbeelding:Tabel_6,2.jpg|thumb|left|340px]]
  
 +
Opmerkelijk is dat het gemiddelde per bedrijf toegepaste vermogen aanvankelijk steeg van 4,4 in 1858 tot 8,3 pk negen jaar later. In de periode tot 1880 daalde dit gemiddelde vervolgens via 6,8 en 7,2 in respectievelijk 1870 en 1875 tot 6,6 pk in 1880. De verklaring hiervoor is waarschijnlijk dat in de jaren zeventig ook een aantal kleinere brouwerijen in vooral de provincies Zuid-Holland, Brabant en Limburg stoommachines aanschaften. Dit kan mede worden afgeleid aan de hand van de volgende tabel[[Noten TIN19-1-H6#6-31|<sup>[31]</sup>]][[Afbeelding:Tabel_6,3.jpg|thumb|340px|left]]
 
'''Belemmerende factoren in het zuiden'''
 
'''Belemmerende factoren in het zuiden'''
  
 +
De trage komst van stoommachines in de Brabantse en Limburgse brouwerijen werd waarschijnlijk volledig bepaald door de structuur van de biernijverheid in het zuiden. In 1874 telden Noord-Brabant en Limburg respectievelijk 186 en 185 brouwerijen, dat wil zeggen bij elkaar ongeveer driekwart van de in totaal 489 ondernemingen die er toen in Nederland in deze bedrijfstak waren.[[Noten TIN19-1-H6#6-32|<sup>[32]</sup>]]
 +
Deze voor het overgrote deel kleine bedrijfjes produceerden voornamelijk voor de lokale markt. De aankoop van een stoommachine was voor verreweg de meeste van deze ambachtelijk werkende brouwerijtjes niet lonend.
  
De trage komst van stoommachines in de Brabantse en Limburgse brouwerijen werd waarschijnlijk volledig bepaald door de structuur van de biernijverheid in het zuiden. In 1874 telden Noord-Brabant en Limburg respectievelijk 186 en 185 brouwerijen, dat wil zeggen bij elkaar ongeveer driekwart van de in totaal 489 ondernemingen die er toen in Nederland in deze bedrijfstak waren.[[Noten TIN19-1-H6#6-32|<sup>[32]</sup>]] Deze voor het overgrote deel kleine bedrijfjes produceerden voornamelijk voor de lokale markt. De aankoop van een stoommachine was voor verreweg de meeste van deze ambachtelijk werkende brouwerijtjes niet lonend.
+
Daar kwam nog bij dat Brabant en Noord- en Midden-Limburg pas in de tweede helft van de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig, toen [[Transportrevolutie in de tweede helft van de 19-e eeuw|'''spoorverbindingen''']] met het Roergebied en met het westen van het land gereed kwamen, goed bereikbaar waren voor kolentransporten. Voor Zuid-Limburg, dat zijn brandstof voornamelijk betrok uit het gebied rond Luik, was dit van minder belang. De eerste Limburgse brouwerijen die met stoommachines werkten vinden we dan ook vooral in Maastricht en omgeving.
 
+
Daar kwam nog bij dat Brabant en Noord- en Midden-Limburg pas in de tweede helft van de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig, toen spoorverbindingen met het Roergebied en met het westen van het land gereed kwamen, goed bereikbaar waren voor kolentransporten. Voor Zuid-Limburg, dat zijn brandstof voornamelijk betrok uit het gebied rond Luik, was dit van minder belang. De eerste Limburgse brouwerijen die met stoommachines werkten vinden we dan ook vooral in Maastricht en omgeving.
+
 
+
 
+
  
  
 
'''Economische motieven bepalend'''
 
'''Economische motieven bepalend'''
 
  
 
Concluderend kan men zeggen dat de verbreiding van het gebruik van stoommachines een proces was dat in grote mate werd bepaald door economische motieven. Met het dalen van de prijs voor de steenkool en de machines en de stijging van de prijzen voor paardevoer schakelden eerst grote brouwerijen en later ook kleinere over op stoomkracht en -warmte. Veranderingen in het productieproces, dat wil zeggen de opkomst van het ondergistende bier, zouden pas in de jaren tachtig en negentig een rol van overwegend belang gaan spelen.
 
Concluderend kan men zeggen dat de verbreiding van het gebruik van stoommachines een proces was dat in grote mate werd bepaald door economische motieven. Met het dalen van de prijs voor de steenkool en de machines en de stijging van de prijzen voor paardevoer schakelden eerst grote brouwerijen en later ook kleinere over op stoomkracht en -warmte. Veranderingen in het productieproces, dat wil zeggen de opkomst van het ondergistende bier, zouden pas in de jaren tachtig en negentig een rol van overwegend belang gaan spelen.

Huidige versie van 4 apr 2008 om 10:39