De teelt van bieten na 1870
Van Techniek in Nederland
Regel 33: | Regel 33: | ||
[[Afbeelding:Stoomsuikerraf_werkzaamh_24,4,1.jpg|thumb|right|380px|Werkzaamheden in een stoom-suikerraffinaderij, 1856.]] | [[Afbeelding:Stoomsuikerraf_werkzaamh_24,4,1.jpg|thumb|right|380px|Werkzaamheden in een stoom-suikerraffinaderij, 1856.]] | ||
− | De adviseur, J. van der Minne, was zelf suikerfabrikant, maar ondanks zijn eigen belangen raadde hij aan om dan maar een coöperatie op te zetten. Die zou echter alleen al vier ton nodig hebben om een goede, rendabele fabriek te laten bouwen. | + | De adviseur, J. van der Minne, was zelf suikerfabrikant, maar ondanks zijn eigen belangen raadde hij aan om dan maar een coöperatie op te zetten. Die zou echter alleen al vier ton nodig hebben om een goede, [[Begrippenlijst#Rendement|rendabele]] fabriek te laten bouwen. |
Een bijkomende moeilijkheid was in Zeeland het gebrek aan voldoende goed water. Bijna overal was het brak, en een grote fabriek had per minuut enkele honderden liters zoet water nodig.[[Noten TIN19-1-H7#7-134|<sup>[134]</sup>]] | Een bijkomende moeilijkheid was in Zeeland het gebrek aan voldoende goed water. Bijna overal was het brak, en een grote fabriek had per minuut enkele honderden liters zoet water nodig.[[Noten TIN19-1-H7#7-134|<sup>[134]</sup>]] | ||
Regel 43: | Regel 43: | ||
'''Gehaltebetaling''' | '''Gehaltebetaling''' | ||
− | De fabrikanten probeerden met allerlei middelen zowel productiekosten als grondstofkosten te [[Begrippenlijst#Reduceren|reduceren]]. De bietenprijs kregen ze echter met geen mogelijkheid beneden de fl. 9 per ton, wat voor de boeren het absolute minimum was waarvoor ze nog wilden telen. Een andere oplossing voor de fabrikant zou zijn om het rendement aan suiker per ton bieten te verhogen. De industrie streefde daar al jaren naar en bereikte dat onder meer door zelf zaad van zeer suikerrijke bietenrassen aan de boeren te leveren. Bieten van andere rassen werden door de fabriek niet geaccepteerd. De fabrikanten wilden echter nog meer suiker per ton bieten, maar dat zou alleen lukken als de boeren hun uiterste medewerking verleenden bij het bemesten en bewerken van de velden. | + | De fabrikanten probeerden met allerlei middelen zowel productiekosten als grondstofkosten te [[Begrippenlijst#Reduceren|reduceren]]. De bietenprijs kregen ze echter met geen mogelijkheid beneden de fl. 9 per ton, wat voor de boeren het absolute minimum was waarvoor ze nog wilden telen. Een andere oplossing voor de fabrikant zou zijn om het rendement aan suiker per ton bieten te verhogen. De industrie streefde daar al jaren naar en bereikte dat onder meer door zelf zaad van zeer [[Kwaliteitsverbetering van bietsuiker|'''suikerrijke bietenrassen''']] aan de boeren te leveren. Bieten van andere rassen werden door de fabriek niet geaccepteerd. De fabrikanten wilden echter nog meer suiker per ton bieten, maar dat zou alleen lukken als de boeren hun uiterste medewerking verleenden bij het bemesten en bewerken van de velden. |
Met de bijster slechte verhoudingen van de jaren tachtig en negentig werd de discussie over gewas- en algemene productieverbetering door bietentelers niet constructief gevoerd. Geldgebrek en onvrede overheersten de belangstelling voor verbetering in grote delen van de akkerbouw. Ook met de graanteelt ging het slecht en er was weinig uitzicht op betere tijden. | Met de bijster slechte verhoudingen van de jaren tachtig en negentig werd de discussie over gewas- en algemene productieverbetering door bietentelers niet constructief gevoerd. Geldgebrek en onvrede overheersten de belangstelling voor verbetering in grote delen van de akkerbouw. Ook met de graanteelt ging het slecht en er was weinig uitzicht op betere tijden. | ||
− | Een doorbraak betekende de [[begrippenlijst#Gehaltebetaling|gehaltebetaling]] die fabrikant J.F. Vlekke in 1895 invoerde. Uit het voorbeeld van zijn zogenaamde [[begrippenlijst#Participatiecontract|participatiecontract]] blijkt, dat boeren en industriëlen bereid waren om wetenschappelijke onzekerheden op de koop toe te nemen, wanneer er maar sprake was van wederzijds vertrouwen. [[Afbeelding:Stoomsuikerraf_werkzaamh_24,4,4.jpg|thumb|300px|right|Werkzaamheden in een stoom-suikerraffinaderij, 1856.]] | + | Een doorbraak betekende de [[begrippenlijst#Gehaltebetaling|gehaltebetaling]] die fabrikant J.F. Vlekke in 1895 invoerde. Uit het voorbeeld van zijn zogenaamde [[begrippenlijst#Participatiecontract|participatiecontract]] blijkt, dat boeren en industriëlen bereid waren om wetenschappelijke onzekerheden op de koop toe te nemen, wanneer er maar sprake was van wederzijds vertrouwen. |
+ | |||
+ | [[Afbeelding:Stoomsuikerraf_werkzaamh_24,4,4.jpg|thumb|300px|right|Werkzaamheden in een stoom-suikerraffinaderij, 1856.]] | ||
Al in de jaren tachtig werd er in Duitsland, Frankrijk en België over gedacht om de bietenprijs te regelen naar het suikergehalte. De industrie was over het algemeen geneigd om strafkortingen te gebruiken indien het gehalte onder de gestelde norm bleef, vanuit landbouwkringen werd eerder gedacht aan een bonus bij hoog gehalte. Men kwam er niet uit. Aan gehaltebetaling moest noodzakelijk gehaltebepaling voorafgaan. | Al in de jaren tachtig werd er in Duitsland, Frankrijk en België over gedacht om de bietenprijs te regelen naar het suikergehalte. De industrie was over het algemeen geneigd om strafkortingen te gebruiken indien het gehalte onder de gestelde norm bleef, vanuit landbouwkringen werd eerder gedacht aan een bonus bij hoog gehalte. Men kwam er niet uit. Aan gehaltebetaling moest noodzakelijk gehaltebepaling voorafgaan. |