De guano
Van Techniek in Nederland
Regel 7: | Regel 7: | ||
'''Succesvolle introductie kunstmest''' | '''Succesvolle introductie kunstmest''' | ||
− | De eerste 'kunstmest' die met tamelijk veel succes in Nederland en buurlanden werd geïntroduceerd, was de [[begrippenlijst#Guano|guano]]. Dit was verdroogde vogelmest, in de loop der eeuwen door zeevogels op eilanden van de kust van Peru gedeponeerd, die, zo bleek spoedig, een sterk bemestende waarde had. Lokale indianen gebruikten deze mest al eeuwenlang op kleine schaal en naar verluidt had Von Humboldt in 1804 al monsters naar Europa meegenomen.[[Noten TIN19-1-H2#2-21|<sup>[21]</sup>]] In 1841 namen enkele Britse vrachtschepen de guano als ballast mee naar Groot Brittannië, waar de eerste experimenten spoedig zeer succesvol verliepen.[[Noten TIN19-1-H2#2-22|<sup>[22]</sup> | + | De eerste 'kunstmest' die met tamelijk veel succes in Nederland en buurlanden werd geïntroduceerd, was de [[begrippenlijst#Guano|guano]]. Dit was verdroogde vogelmest, in de loop der eeuwen door zeevogels op eilanden van de kust van Peru gedeponeerd, die, zo bleek spoedig, een sterk bemestende waarde had. Lokale indianen gebruikten deze mest al eeuwenlang op kleine schaal en naar verluidt had Von Humboldt in 1804 al monsters naar Europa meegenomen.[[Noten TIN19-1-H2#2-21|<sup>[21]</sup>]] |
+ | In 1841 namen enkele Britse vrachtschepen de guano als ballast mee naar Groot Brittannië, waar de eerste experimenten spoedig zeer succesvol verliepen.[[Noten TIN19-1-H2#2-22|<sup>[22]</sup>]] | ||
+ | [[Afbeelding:TIN19_blz59.jpg|thumb|right|400px|Aanvankelijk had het gebruik van guano bij de aardappelteelt weinig resultaat, maar de guano-zaaier bood mogelijk een uitkomst.]] | ||
− | In 1843 werd de eerste guano al in Nederland geïmporteerd door de Rotterdamse firma's Mees & Moens en Lenardson & Co. In hetzelfde jaar - amper twee jaar na de introductie in Engeland - experimenteerden ten minste vier grootgrondbezitters/boeren in verschillende delen van het land met de meststof. In het [[Wetenschappelijke landbouw als vernieuwingsbeweging|'''landbouwverslag''']] van 1843 werden de resultaten gepubliceerd van experimenten door 'een kundig bouwman' in Dirksland (Zeeland) en van 'een voornaam landeigenaar' H.Budde jr., lid van het Deventersche Departement der Maatschappij ter bevordering van nijverheid.[[Noten TIN19-1-H2#2-23|<sup>[23]</sup>]] Tevens vermeldde het verslag dat in Gelderland ''op onderscheidene plaatsen, proeven in het klein genomen (werden) met de guano-bemesting''.[[Noten TIN19-1-H2#2-24|<sup>[24]</sup>]] Eén van die plaatsen was het landbouwbedrijf Den Eng van F.L.W. baron van Brakell van den Eng te Lienden.[[Noten TIN19-1-H2#2-25|<sup>[25]</sup>]] Het Tijdschrift ter bevordering van nijverheid gaf in 1844 bovendien de resultaten van een ''proefneming met de guano door Heer van der Veen'' te Smilde, die in 1843 moeten hebben plaatsgevonden.[[Noten TIN19-1-H2#2-26|<sup>[26]</sup>]] Tenslotte maakt het landbouwverslag van 1844, naast experimenten in Gelderland, Utrecht en Drente, gewag van proefnemingen die in Zuid-Holland al in 1842(!) en 1843 zouden hebben plaatsgevonden. Deze waren zo positief uitgevallen dat in 1844 al 200 ton guano ''aan de bouwlieden in dit gewest gedebiteerd (is), waarmede meer dan 650 bunders [hectare JLvZ], met allerlei gewassen, voldoende zijn bemest kunnen worden''.[[Noten TIN19-1-H2#2-27|<sup>[27]</sup>]] Interessant is dat de correspondent van deze provincie, 'de Heer J. Groenewegen', vervolgens zijn eigen experiment beschrijft en daarbij aangeeft hoe hij over het bestaan van de meststof werd ingelicht: | + | |
+ | In 1843 werd de eerste guano al in Nederland geïmporteerd door de Rotterdamse firma's Mees & Moens en Lenardson & Co. In hetzelfde jaar - amper twee jaar na de introductie in Engeland - experimenteerden ten minste vier grootgrondbezitters/boeren in verschillende delen van het land met de meststof. In het [[Wetenschappelijke landbouw als vernieuwingsbeweging|'''landbouwverslag''']] van 1843 werden de resultaten gepubliceerd van experimenten door 'een kundig bouwman' in Dirksland (Zeeland) en van 'een voornaam landeigenaar' H.Budde jr., lid van het Deventersche Departement der Maatschappij ter bevordering van nijverheid.[[Noten TIN19-1-H2#2-23|<sup>[23]</sup>]] | ||
+ | Tevens vermeldde het verslag dat in Gelderland ''op onderscheidene plaatsen, proeven in het klein genomen (werden) met de guano-bemesting''.[[Noten TIN19-1-H2#2-24|<sup>[24]</sup>]] | ||
+ | Eén van die plaatsen was het landbouwbedrijf Den Eng van F.L.W. baron van Brakell van den Eng te Lienden.[[Noten TIN19-1-H2#2-25|<sup>[25]</sup>]] | ||
+ | Het Tijdschrift ter bevordering van nijverheid gaf in 1844 bovendien de resultaten van een ''proefneming met de guano door Heer van der Veen'' te Smilde, die in 1843 moeten hebben plaatsgevonden.[[Noten TIN19-1-H2#2-26|<sup>[26]</sup>]] | ||
+ | Tenslotte maakt het landbouwverslag van 1844, naast experimenten in Gelderland, Utrecht en Drente, gewag van proefnemingen die in Zuid-Holland al in 1842(!) en 1843 zouden hebben plaatsgevonden. Deze waren zo positief uitgevallen dat in 1844 al 200 ton guano ''aan de bouwlieden in dit gewest gedebiteerd (is), waarmede meer dan 650 bunders [hectare JLvZ], met allerlei gewassen, voldoende zijn bemest kunnen worden''.[[Noten TIN19-1-H2#2-27|<sup>[27]</sup>]] | ||
+ | Interessant is dat de correspondent van deze provincie, 'de Heer J. Groenewegen', vervolgens zijn eigen experiment beschrijft en daarbij aangeeft hoe hij over het bestaan van de meststof werd ingelicht: | ||
''In het begin dezes jaars, was de Guano, in mijnen omtrek, nog aan niemand, zelfs niet bij name bekend. Een door mij gelezen uittreksel uit het werk van Liebig,'' ''de bewerktuigde Scheikunde'' ''enz., benevens eene, door de Heeren Mees en Moens te'' ''Rotterdam'', ''in de nieuwspapieren geplaatste annonce, deed mij besluiten deze meststof te beproeven, ten welken einde ik mij bij de voornoemde Heeren 100 Ned. ponden [kg JLvZ], tegen den prijs van fl. 14,- aanschafte.''[[Noten TIN19-1-H2#2-28|<sup>[28]</sup>]] | ''In het begin dezes jaars, was de Guano, in mijnen omtrek, nog aan niemand, zelfs niet bij name bekend. Een door mij gelezen uittreksel uit het werk van Liebig,'' ''de bewerktuigde Scheikunde'' ''enz., benevens eene, door de Heeren Mees en Moens te'' ''Rotterdam'', ''in de nieuwspapieren geplaatste annonce, deed mij besluiten deze meststof te beproeven, ten welken einde ik mij bij de voornoemde Heeren 100 Ned. ponden [kg JLvZ], tegen den prijs van fl. 14,- aanschafte.''[[Noten TIN19-1-H2#2-28|<sup>[28]</sup>]] | ||
+ | |||
[[Afbeelding:TIN19_blz38.jpg|thumb|400px|left|Een Zuidhollandse boer en boerin verkopen boter in de stad, omstreeks 1820.]] | [[Afbeelding:TIN19_blz38.jpg|thumb|400px|left|Een Zuidhollandse boer en boerin verkopen boter in de stad, omstreeks 1820.]] | ||
− | Hoeveel er in één jaar veranderde, blijkt wel uit het feit dat hij schrijft over ''de thans zoo veel besprokene en, blijkens mijne ondervinding, voor den landbouw onschatbare [[begrippenlijst#Mestspecie|mestspecie]], de Guano'.''[[Noten TIN19-1-H2#2-29|<sup>[29]</sup>]] Uit deze opsomming kan om te beginnen geconcludeerd worden dat de verbreiding van deze innovatie zeer snel verliep: nog maar nauwelijks was het nieuws over de nieuwe meststof bekend geworden, of in vrijwel alle delen van het land begonnen een aantal landbouwkundigen, grootgrondbezitters en (here)boeren ermee te experimenteren. Een aantal van hen publiceerde de resultaten ervan, zodat de guano spoedig 'veel besproken' genoemd kon worden. In de jaren die volgden, treffen we in de verschillende landbouwperiodieken en verslagen nog regelmatig gegevens aan over andere experimenten en de vermelding van de toename van het verbruik van de meststof in vrijwel alle delen van het land. Het landbouwverslag van 1851 vermeldt bijvoorbeeld in Boxmeer 'de laatste drie jaren ook guano, bij de graansoorten, uit gebrek aan mest gebruikt werd.[[Noten TIN19-1-H2#2-30|<sup>[30]</sup>]] Het verslag van 1854 noemt een toename van het verbruik in Noord-Brabant en Zuid-Holland.[[Noten TIN19-1-H2#2-31|<sup>[31]</sup>]] In het landbouwverslag van 1865 wordt, om nog een voorbeeld te geven, melding gemaakt van een stijging van het guano-gebruik in het Zutphense, waardoor te Bredevoort de waarde van het bouwland sedert het algemeen gebruiken van die meststof, van 1500 tot 2000 gulden het bunder gestegen is.[[Noten TIN19-1-H2#2-32|<sup>[32]</sup>]] | + | Hoeveel er in één jaar veranderde, blijkt wel uit het feit dat hij schrijft over ''de thans zoo veel besprokene en, blijkens mijne ondervinding, voor den landbouw onschatbare [[begrippenlijst#Mestspecie|mestspecie]], de Guano'.''[[Noten TIN19-1-H2#2-29|<sup>[29]</sup>]] |
+ | Uit deze opsomming kan om te beginnen geconcludeerd worden dat de verbreiding van deze innovatie zeer snel verliep: nog maar nauwelijks was het nieuws over de nieuwe meststof bekend geworden, of in vrijwel alle delen van het land begonnen een aantal landbouwkundigen, grootgrondbezitters en (here)boeren ermee te experimenteren. Een aantal van hen publiceerde de resultaten ervan, zodat de guano spoedig 'veel besproken' genoemd kon worden. In de jaren die volgden, treffen we in de verschillende landbouwperiodieken en verslagen nog regelmatig gegevens aan over andere experimenten en de vermelding van de toename van het verbruik van de meststof in vrijwel alle delen van het land. Het landbouwverslag van 1851 vermeldt bijvoorbeeld in Boxmeer 'de laatste drie jaren ook guano, bij de graansoorten, uit gebrek aan mest gebruikt werd.[[Noten TIN19-1-H2#2-30|<sup>[30]</sup>]] | ||
+ | Het verslag van 1854 noemt een toename van het verbruik in Noord-Brabant en Zuid-Holland.[[Noten TIN19-1-H2#2-31|<sup>[31]</sup>]] | ||
+ | In het landbouwverslag van 1865 wordt, om nog een voorbeeld te geven, melding gemaakt van een stijging van het guano-gebruik in het Zutphense, waardoor te Bredevoort de waarde van het bouwland sedert het algemeen gebruiken van die meststof, van 1500 tot 2000 gulden het bunder gestegen is.[[Noten TIN19-1-H2#2-32|<sup>[32]</sup>]] | ||
Regel 24: | Regel 36: | ||
'''Verhouding mestwaarde - gewicht - arbeidskosten''' | '''Verhouding mestwaarde - gewicht - arbeidskosten''' | ||
− | Deze gegevens maken duidelijk dat de meststof in een behoefte voorzag. Het belangrijkste voordeel ervan was dat het een krachtige meststof was, waarvan een relatief kleine hoeveelheid al effect sorteerde. Experimenten van G. Rijnders, hereboer op Groot Zeedijk in Groningen, lieten bijvoorbeeld zien dat de bemestende waarde van 1 ton guano groter was dan van 30 ton paarde-, runder- of varkensmest.[[Noten TIN19-1-H2#2-34|<sup>[34]</sup>]] De transportkosten van de guano waren relatief gering vergeleken bijvoorbeeld met de transportkosten van stadsvuil of [[begrippenlijst#Beer|beer]], dat een veel geringere bemestende waarde per ton had. Daardoor kon de guano ook in afgelegen streken rendabel gebruikt worden.[[Noten TIN19-1-H2#2-35|<sup>[35]</sup>]] Het transportprobleem was namelijk cruciaal bij de 'mestcyclus' in de pre-industriële economie. De Hollandse steden produceerden weliswaar grote hoeveelheden mest- en afvalstoffen, maar de kosten verbonden aan het verzamelen en vervoeren ervan naar de zandgronden waar een groot mesttekort bestond, waren [[begrippenlijst#Prohibitief|prohibitief]] hoog. Door de veel gunstiger verhouding tussen mestwaarde en gewicht rendeerde het wel om guano uit Peru te importeren en naar bijvoorbeeld de Achterhoek te transporteren, maar niet om beer vanuit Amsterdam naar Zutphen te vervoeren.[[Afbeelding:TIN19_blz60.jpg|thumb|right|350px|Gezicht op de landbouwtentoonstelling in de Oosterse kerk te Hoorn in 1855.]] | + | Deze gegevens maken duidelijk dat de meststof in een behoefte voorzag. Het belangrijkste voordeel ervan was dat het een krachtige meststof was, waarvan een relatief kleine hoeveelheid al effect sorteerde. Experimenten van G. Rijnders, hereboer op Groot Zeedijk in Groningen, lieten bijvoorbeeld zien dat de bemestende waarde van 1 ton guano groter was dan van 30 ton paarde-, runder- of varkensmest.[[Noten TIN19-1-H2#2-34|<sup>[34]</sup>]] |
+ | De transportkosten van de guano waren relatief gering vergeleken bijvoorbeeld met de transportkosten van stadsvuil of [[begrippenlijst#Beer|beer]], dat een veel geringere bemestende waarde per ton had. Daardoor kon de guano ook in afgelegen streken rendabel gebruikt worden.[[Noten TIN19-1-H2#2-35|<sup>[35]</sup>]] | ||
+ | Het transportprobleem was namelijk cruciaal bij de 'mestcyclus' in de pre-industriële economie. De Hollandse steden produceerden weliswaar grote hoeveelheden mest- en afvalstoffen, maar de kosten verbonden aan het verzamelen en vervoeren ervan naar de zandgronden waar een groot mesttekort bestond, waren [[begrippenlijst#Prohibitief|prohibitief]] hoog. Door de veel gunstiger verhouding tussen mestwaarde en gewicht rendeerde het wel om guano uit Peru te importeren en naar bijvoorbeeld de Achterhoek te transporteren, maar niet om beer vanuit Amsterdam naar Zutphen te vervoeren. | ||
+ | [[Afbeelding:TIN19_blz60.jpg|thumb|right|350px|Gezicht op de landbouwtentoonstelling in de Oosterse kerk te Hoorn in 1855.]] | ||
Regel 47: | Regel 62: | ||
Deze Afrikaanse of Australische guano was echter, zo bleek spoedig, van veel minder kwaliteit: het percentage stikstof was veel lager. Bovendien raakten op den duur in Peru de beste voorraden uitgeput. De bloeiende guano-handel ging daardoor steeds meer op zoek naar substituten; knoeierijen met deze meststof kwamen hierdoor steeds vaker voor.[[Noten TIN19-1-H2#2-40|<sup>[40]</sup>]] Dergelijke knoeierijen bleken, door het ontbreken van objectieve criteria omtrent de bemestende waarde van de guano, moeilijk te bestrijden. | Deze Afrikaanse of Australische guano was echter, zo bleek spoedig, van veel minder kwaliteit: het percentage stikstof was veel lager. Bovendien raakten op den duur in Peru de beste voorraden uitgeput. De bloeiende guano-handel ging daardoor steeds meer op zoek naar substituten; knoeierijen met deze meststof kwamen hierdoor steeds vaker voor.[[Noten TIN19-1-H2#2-40|<sup>[40]</sup>]] Dergelijke knoeierijen bleken, door het ontbreken van objectieve criteria omtrent de bemestende waarde van de guano, moeilijk te bestrijden. | ||
− | Gegevens over de prijzen van de guano lopen sterk uiteen: in 1843 kostte 100 kg in Deventer fl. 19 tegen fl. 16 in Zeeland en in 1844 lopen de gepubliceerde prijzen uiteen van fl. 11 in Zutphen - waar Staring rechtstreekse import uit Hull organiseerde tot fl. 14, de prijs van de importeur Mees en Moens.[[Noten H2#2-41|<sup>[41]</sup>]] Tot halverwege de jaren vijftig daalde de prijs vermoedelijk door de snelle groei van de aanvoer, want in 1853 gaf Staring in de Almanak voor de landman een richtprijs van fl. 12. Daarna steeg de prijs echter tot fl. 16.50 in 1863 en fl. 17 in 1874.[[Noten TIN19-1-H2#2-42|<sup>[42]</sup>]] In relatieve zin viel de prijsstijging overigens wel mee omdat de meeste landbouwprijzen tussen 1850 en 1875 een stijgende trend vertoonden. | + | Gegevens over de prijzen van de guano lopen sterk uiteen: in 1843 kostte 100 kg in Deventer fl. 19 tegen fl. 16 in Zeeland en in 1844 lopen de gepubliceerde prijzen uiteen van fl. 11 in Zutphen - waar Staring rechtstreekse import uit Hull organiseerde tot fl. 14, de prijs van de importeur Mees en Moens.[[Noten H2#2-41|<sup>[41]</sup>]] |
+ | Tot halverwege de jaren vijftig daalde de prijs vermoedelijk door de snelle groei van de aanvoer, want in 1853 gaf Staring in de Almanak voor de landman een richtprijs van fl. 12. Daarna steeg de prijs echter tot fl. 16.50 in 1863 en fl. 17 in 1874.[[Noten TIN19-1-H2#2-42|<sup>[42]</sup>]] | ||
+ | In relatieve zin viel de prijsstijging overigens wel mee omdat de meeste landbouwprijzen tussen 1850 en 1875 een stijgende trend vertoonden. | ||
+ | |||
+ | Ook de prijzen van andere meststoffen namen in deze jaren van hoogconjunctuur in het landbouwbedrijf snel toe: het landbouwverslag van 1854 spreekt bijvoorbeeld over een verdubbeling van de prijs van stalmest in Groningen.[[Noten TIN19-1-H2#2-43|<sup>[43]</sup>]] | ||
+ | De prijzen van het Groninger stadsvuil namen in deze jaren toe van f 50 per last in 1836/49 via f 69 in 1850/59 naar f 87 in 1870/79.[[Noten TIN19-1-H2#2-44|<sup>[44]</sup>]] | ||
− | + | Het was echter de combinatie van de stijging van de nominale prijs van de guano en de voortgaande verslechtering van de kwaliteit ervan - volgens één bron nam het stikstofgehalte af van 14% naar 7%[[Noten TIN19-1-H2#2-45|<sup>[45]</sup>]] | |
+ | - die de guano op den duur onaantrekkelijk maakte. | ||
− | + | [[Afbeelding:Utrecht_Geertekerk_Verheijen_1819.jpg|thumb|330px|left|Geertekerk te Utrecht, 1819.]] | |
Na 1870 werd de guano overvleugeld door nieuwe meststoffen, vooral door chilisalpeter (stikstof), later ook door superfosfaat en kaïniet. | Na 1870 werd de guano overvleugeld door nieuwe meststoffen, vooral door chilisalpeter (stikstof), later ook door superfosfaat en kaïniet. | ||
Regel 59: | Regel 80: | ||
'''Betekenis van guano''' | '''Betekenis van guano''' | ||
− | Hoe belangrijk is de guano geweest? In kwantitatieve zin: niet zo erg belangrijk. Op het hoogtepunt rond 1870 werd er in de Nederlandse landbouw maximaal 7000 ton guano verbruikt, wat een gemiddeld verbruik van iets meer dan 3 kg per hectare betekent veel minder dan in Groot Brittannië.[[Noten TIN19-1-H2#2-47|<sup>[47]</sup>]]) De waarde daarvan was ca 50 cent per hectare, of in totaal ca 1 miljoen gulden, wat niet meer is dan 0.3% van de totale waarde van de Nederlandse landbouwproduktie.[[Noten TIN19-1-H2#2-48|<sup>[48]</sup>]] | + | Hoe belangrijk is de guano geweest? In kwantitatieve zin: niet zo erg belangrijk. Op het hoogtepunt rond 1870 werd er in de Nederlandse landbouw maximaal 7000 ton guano verbruikt, wat een gemiddeld verbruik van iets meer dan 3 kg per hectare betekent veel minder dan in Groot Brittannië.[[Noten TIN19-1-H2#2-47|<sup>[47]</sup>]]) |
+ | De waarde daarvan was ca 50 cent per hectare, of in totaal ca 1 miljoen gulden, wat niet meer is dan 0.3% van de totale waarde van de Nederlandse landbouwproduktie.[[Noten TIN19-1-H2#2-48|<sup>[48]</sup>]] | ||
Daar staat tegenover dat er tal van aanwijzingen zijn dat langzamerhand, nadat hereboeren en landbouwkundigen met het gebruik hadden geëxperimenteerd, 'gewone' boeren deze kunstmest op meestal bescheiden schaal gingen gebruiken. In zekere zin kan men dit zien als een voorspel van de imposante opmars die de kunstmest na 1890 zou gaan maken: boeren raakten vertrouwd met aangekochte mest en leerden de potentiële baten ervan inschatten. Het mesttekort als ernstig knelpunt in de landbouw op de zandgronden, werd door de guano echter niet opgelost - dat zou pas na 1890 gebeuren door de komst van andere kunstmeststoffen - kaïniet, superfosfaat, [[begrippenlijst#Thomasslakkenmeel|Thomasslakkenmeel]] die door een aantal innovaties in de kunstmestproduktie en -winning veel goedkoper werden dan de guano uit de periode 1843-1890. | Daar staat tegenover dat er tal van aanwijzingen zijn dat langzamerhand, nadat hereboeren en landbouwkundigen met het gebruik hadden geëxperimenteerd, 'gewone' boeren deze kunstmest op meestal bescheiden schaal gingen gebruiken. In zekere zin kan men dit zien als een voorspel van de imposante opmars die de kunstmest na 1890 zou gaan maken: boeren raakten vertrouwd met aangekochte mest en leerden de potentiële baten ervan inschatten. Het mesttekort als ernstig knelpunt in de landbouw op de zandgronden, werd door de guano echter niet opgelost - dat zou pas na 1890 gebeuren door de komst van andere kunstmeststoffen - kaïniet, superfosfaat, [[begrippenlijst#Thomasslakkenmeel|Thomasslakkenmeel]] die door een aantal innovaties in de kunstmestproduktie en -winning veel goedkoper werden dan de guano uit de periode 1843-1890. |