Amerika en massaconsumptie
Van Techniek in Nederland
Regel 17: | Regel 17: | ||
In het kader van de [[begrippenlijst#Marshallhulp| | In het kader van de [[begrippenlijst#Marshallhulp| | ||
− | Marshallhulp]] kreeg een groot aantal vertegenwoordigers vanuit het Nederlandse bedrijfsleven, de wetenschap en diverse andere maatschappelijke sectoren systematisch de gelegenheid de Verenigde Staten te bezoeken. De Commissie Opvoering Productiviteit (COP) organiseerde studiereizen die ten doel hadden na te gaan hoe in Amerika problemen van productie, onderwijs, voorlichting en consumptie werden opgelost. De voedingswereld was mede vertegenwoordigd door de detailhandel in levensmiddelen om de gewenste innovaties in de distributie en de opkomst van zelfbedieningswinkels te bestuderen. | + | Marshallhulp]] kreeg een groot aantal vertegenwoordigers vanuit het Nederlandse bedrijfsleven, de wetenschap en diverse andere maatschappelijke sectoren systematisch de gelegenheid de Verenigde Staten te bezoeken. De Commissie Opvoering Productiviteit (COP) organiseerde studiereizen die ten doel hadden na te gaan hoe in Amerika problemen van productie, onderwijs, voorlichting en consumptie werden opgelost. De voedingswereld was mede vertegenwoordigd door de [[Zelfbediening als innovatieknooppunt|'''detailhandel in levensmiddelen''']] om de gewenste innovaties in de distributie en de opkomst van zelfbedieningswinkels te bestuderen. |
'''Een nieuw vak''' | '''Een nieuw vak''' | ||
− | Ook het vak [[begrippenlijst#Home economics|home economics]] was onderwerp van studie, inclusief het in de Verenigde Staten gebruikelijke onderwijs, onderzoek en voorlichting over de voedselkeuze en -bereiding in de huishouding. | + | Ook het vak [[begrippenlijst#Home-economics|home economics]] was onderwerp van studie, inclusief het in de Verenigde Staten gebruikelijke onderwijs, onderzoek en voorlichting over de voedselkeuze en -bereiding in de huishouding. |
Enkele COP-studiereizen waren voor de verwetenschappelijking van vraagstukken van voedselconsumptie en voedingsvoorlichting bijzonder belangrijk. Het betrof de reizen in 1951 en 1952 onder leiding van de hoogleraar E.W. Hofstee, sociograaf en socioloog uit Wageningen, en een vervolgreis, gericht op het probleem van de landbouwhuishoudvoorlichting. Tot het reisgezelschap dat zich op dit terrein ging oriënteren, behoorden onder anderen Emma Mesdag en Gré Smit, vooraanstaande vertegenwoordigsters van het stedelijk en het landbouwhuishoudonderwijs. Daarnaast reisde mee de farmaceut C.W. Willinge Prins-Visser.[[Noten TIN20-3-H3#3-46|<sup>[46]</sup>]] | Enkele COP-studiereizen waren voor de verwetenschappelijking van vraagstukken van voedselconsumptie en voedingsvoorlichting bijzonder belangrijk. Het betrof de reizen in 1951 en 1952 onder leiding van de hoogleraar E.W. Hofstee, sociograaf en socioloog uit Wageningen, en een vervolgreis, gericht op het probleem van de landbouwhuishoudvoorlichting. Tot het reisgezelschap dat zich op dit terrein ging oriënteren, behoorden onder anderen Emma Mesdag en Gré Smit, vooraanstaande vertegenwoordigsters van het stedelijk en het landbouwhuishoudonderwijs. Daarnaast reisde mee de farmaceut C.W. Willinge Prins-Visser.[[Noten TIN20-3-H3#3-46|<sup>[46]</sup>]] | ||
− | Initiatieven om tot de oprichting van een vak als home economics aan de Landbouwhogeschool te komen, waren tot dan toe steeds gestuit op bezwaren van het college van curatoren, die een dergelijke discipline niet academisch genoeg achtten. De minister van Landbouw, Visscherij en Voedselvoorziening, S.L. Mansholt, alsmede E.W. Hofstee en C.W. Willinge Prins-Visser maakten zich in woord en geschrift echter sterk voor de nieuwe studierichting. De plannen werden realiteit met de benoeming van [[Conservering heet en koud|'''mevrouw Willinge Prins-Visser''']] in 1952 tot gewoon hoogleraar in de landbouwhuishoudkunde. Tot het vakkenpakket behoorde naast de zorg voor kleding en woning ook de kennis van voeding (food and nutrition).[[Noten TIN20-3-H3#3-47|<sup>[47]</sup>]] Voor onderwijs en onderzoek in de voedingsleer binnen de huishoudwetenschappen werd in 1954 de directeur van het Voorlichtingsbureau voor de Voeding C. den Hartog als hoogleraar benoemd.[[Noten TIN20-3-H3#3-48|<sup>[48]</sup>]] Samen met de chemicus H.A. Leniger, die al sinds 1950 landbouwtechnologie doceerde (als hoogleraar sinds 1956), behoorde Den Hartog tot de drijvende krachten achter de nieuwe wetenschappelijke belangstelling voor voedsel en voeding in Wageningen, die nu het gehele terrein van productie en consumptie omvatte.[[Noten TIN20-3-H3#3-49|<sup>[49]</sup>]] | + | Initiatieven om tot de oprichting van een vak als home economics aan de Landbouwhogeschool te komen, waren tot dan toe steeds gestuit op bezwaren van het college van curatoren, die een dergelijke discipline niet academisch genoeg achtten. De minister van Landbouw, Visscherij en Voedselvoorziening, S.L. Mansholt, alsmede E.W. Hofstee en C.W. Willinge Prins-Visser maakten zich in woord en geschrift echter sterk voor de nieuwe studierichting. |
+ | |||
+ | De plannen werden realiteit met de benoeming van [[Conservering heet en koud|'''mevrouw Willinge Prins-Visser''']] in 1952 tot gewoon hoogleraar in de landbouwhuishoudkunde. Tot het vakkenpakket behoorde naast de zorg voor kleding en woning ook de kennis van voeding (food and nutrition).[[Noten TIN20-3-H3#3-47|<sup>[47]</sup>]] | ||
+ | Voor onderwijs en onderzoek in de voedingsleer binnen de huishoudwetenschappen werd in 1954 de directeur van het Voorlichtingsbureau voor de Voeding C. den Hartog als hoogleraar benoemd.[[Noten TIN20-3-H3#3-48|<sup>[48]</sup>]] | ||
+ | Samen met de chemicus H.A. Leniger, die al sinds 1950 landbouwtechnologie doceerde (als hoogleraar sinds 1956), behoorde Den Hartog tot de drijvende krachten achter de nieuwe wetenschappelijke belangstelling voor voedsel en voeding in Wageningen, die nu het gehele terrein van productie en consumptie omvatte.[[Noten TIN20-3-H3#3-49|<sup>[49]</sup>]] | ||
Onderzoek, onderwijs en voorlichting op het terrein van voeding, huishouden en gezin kregen vanaf dit moment wetenschappelijke status, maar de invulling ervan vertoonde een sterke [[begrippenlijst#Continuëteit|continuïteit]] in opvattingen, praktijken en personen met de eerder beschreven initiatieven in het Interbellum. | Onderzoek, onderwijs en voorlichting op het terrein van voeding, huishouden en gezin kregen vanaf dit moment wetenschappelijke status, maar de invulling ervan vertoonde een sterke [[begrippenlijst#Continuëteit|continuïteit]] in opvattingen, praktijken en personen met de eerder beschreven initiatieven in het Interbellum. | ||
Regel 32: | Regel 36: | ||
'''Het gezin''' | '''Het gezin''' | ||
− | Het [[begrippenlijst#Primaat| | + | Het [[begrippenlijst#Primaat|primaat]] van het ‘moderne’, goed verzorgde en gezellige gezin waarvan de, al dan niet commerciële, voedingsadviezen aan huisvrouwen doordrenkt waren, verdween na de oorlog niet.[[Noten TIN20-3-H3#3-50|<sup>[50]</sup>]] |
− | primaat]] van het ‘moderne’, goed verzorgde en gezellige gezin waarvan de, al dan niet commerciële, voedingsadviezen aan huisvrouwen doordrenkt waren, verdween na de oorlog niet.[[Noten TIN20-3-H3#3-50|<sup>[50]</sup>]] Integendeel. In de jaren vijftig werd deze ideologie nog dominanter. Hofstees begrip ‘modern-dynamisch cultuurpatroon’ was van dit denken een duidelijke [[begrippenlijst#Exponent| | + | Integendeel. In de jaren vijftig werd deze ideologie nog dominanter. Hofstees begrip ‘modern-dynamisch cultuurpatroon’ was van dit denken een duidelijke [[begrippenlijst#Exponent|exponent]]. |
− | exponent]]. Het (plattelands)huishouden, gezien als bedrijf met de huisvrouw als moderne, efficiënte manager met een open oog voor nieuwe producten, hoorde daar evenzeer in thuis als het gezin, de primaire sociale institutie, waar moeders tijd hadden voor een intieme, psychologiserende omgang met (man en) kinderen. De zorg voor het voedsel vormde hiervan een aspect.[[Noten TIN20-3-H3#3-51|<sup>[51]</sup>]] Huishouden en gezin waren wel te onderscheiden, maar niet te scheiden, evenmin als de aanwezigheid van moeder thuis ter discussie stond. De vanzelfsprekende rol die werd toebedeeld aan huisvrouwen en moeders, de bemoeienis van overheid en voorlichters en de voortzetting hiervan na het Interbellum tot in de jaren vijftig waren niet uniek voor Amerika of Nederland, maar kenmerkten veel westerse landen, zelfs Japan.[[Noten TIN20-3-H3#3-52|<sup>[52]</sup>]] | + | |
+ | Het (plattelands)huishouden, gezien als bedrijf met de huisvrouw als moderne, efficiënte manager met een open oog voor nieuwe producten, hoorde daar evenzeer in thuis als het gezin, de primaire sociale institutie, waar moeders tijd hadden voor een intieme, psychologiserende omgang met (man en) kinderen. De zorg voor het voedsel vormde hiervan een aspect.[[Noten TIN20-3-H3#3-51|<sup>[51]</sup>]] | ||
+ | Huishouden en gezin waren wel te onderscheiden, maar niet te scheiden, evenmin als de aanwezigheid van moeder thuis ter discussie stond. De vanzelfsprekende rol die werd toebedeeld aan huisvrouwen en moeders, de bemoeienis van overheid en voorlichters en de voortzetting hiervan na het Interbellum tot in de jaren vijftig waren niet uniek voor Amerika of Nederland, maar kenmerkten veel westerse landen, zelfs Japan.[[Noten TIN20-3-H3#3-52|<sup>[52]</sup>]] | ||