Blik, glas en papier
Van Techniek in Nederland
Regel 8: | Regel 8: | ||
Blik, of plaatijzer bedekt met een dun laagje tin als bescherming tegen roesten, werd al in de zeventiende en achttiende eeuw toegepast voor onder meer het vervaardigen van bussen en trommels. Tussen 1860 en 1870 telde Amsterdam dertien conservenfabrieken gericht op het inblikken van vlees ten behoeve van de scheepvaart. Deze konden zich echter niet handhaven in de concurrentiestrijd met de uit de Verenigde Staten ingevoerde vleesconserven. Het verduurzamen van groenten als spinazie, doperwten, sperziebonen en snijbonen in blik was langduriger succesvol.[[Noten TIN20-3-H7#7-6|<sup>[6]</sup>]] | Blik, of plaatijzer bedekt met een dun laagje tin als bescherming tegen roesten, werd al in de zeventiende en achttiende eeuw toegepast voor onder meer het vervaardigen van bussen en trommels. Tussen 1860 en 1870 telde Amsterdam dertien conservenfabrieken gericht op het inblikken van vlees ten behoeve van de scheepvaart. Deze konden zich echter niet handhaven in de concurrentiestrijd met de uit de Verenigde Staten ingevoerde vleesconserven. Het verduurzamen van groenten als spinazie, doperwten, sperziebonen en snijbonen in blik was langduriger succesvol.[[Noten TIN20-3-H7#7-6|<sup>[6]</sup>]] | ||
− | In het te midden van belangrijke tuinbouwgebieden gelegen Leiden ontstonden rond 1880 verscheidene fabrieken van blikgroente, waaronder de firma’s L.E. Nieuwenhuis-Segaar (1866), Tieleman & Dros (1877) en Schoondergang (1892).[[Noten TIN20-3-H7#7-7|<sup>[7]</sup>]] Dergelijke conservenbedrijven beschikten aanvankelijk over eigen blikslagerijen, waar blikken handmatig in iedere gewenste grootte konden worden gemaakt. De ondernemingen produceerden blikken van één liter en van een halve liter voor de huishoudelijke markt. Daarnaast verduurzaamde de industrie groente in blikken van drie of zes liter bestemd voor de losse verkoop in winkels gedurende de winter. Sommige conservenfabrieken beschikten over eigen winkels. De losse verkoop van groente uit de grote blikken was rond 1930 evenwel bijna verdwenen.[[Noten TIN20-3-H7#7-8|<sup>[8]</sup>]] | + | In het te midden van belangrijke tuinbouwgebieden gelegen Leiden ontstonden rond 1880 verscheidene fabrieken van blikgroente, waaronder de firma’s L.E. Nieuwenhuis-Segaar (1866), Tieleman & Dros (1877) en Schoondergang (1892).[[Noten TIN20-3-H7#7-7|<sup>[7]</sup>]] |
+ | Dergelijke conservenbedrijven beschikten aanvankelijk over eigen blikslagerijen, waar blikken handmatig in iedere gewenste grootte konden worden gemaakt. De ondernemingen produceerden blikken van één liter en van een halve liter voor de huishoudelijke markt. Daarnaast verduurzaamde de industrie groente in blikken van drie of zes liter bestemd voor de losse verkoop in winkels gedurende de winter. Sommige conservenfabrieken beschikten over eigen winkels. De losse verkoop van groente uit de grote blikken was rond 1930 evenwel bijna verdwenen.[[Noten TIN20-3-H7#7-8|<sup>[8]</sup>]] | ||
− | Ten opzichte van glas had blik als verpakkingsmateriaal belangrijke voordelen. Het was onbreekbaar, had een gering gewicht, liet geen zonlicht door en kon na gebruik worden weggeworpen. Mede door deze voordelen bleef blik ook na 1950 een belangrijk verpakkingsmateriaal.[[Noten TIN20-3-H7#7-9|<sup>[9]</sup>]] [[Afbeelding:05_G357_V_7_4.JPG|thumb|450px|right|Blik als verpakkingsmiddel was voor veel bedrijven zo belangrijk dat ze zelf de blikfabricage ter hand namen. Verkade, 1926.]] | + | Ten opzichte van glas had blik als verpakkingsmateriaal belangrijke voordelen. Het was onbreekbaar, had een gering gewicht, liet geen zonlicht door en kon na gebruik worden weggeworpen. Mede door deze voordelen bleef blik ook na 1950 een belangrijk verpakkingsmateriaal.[[Noten TIN20-3-H7#7-9|<sup>[9]</sup>]] |
+ | |||
+ | [[Afbeelding:05_G357_V_7_4.JPG|thumb|450px|right|Blik als verpakkingsmiddel was voor veel bedrijven zo belangrijk dat ze zelf de blikfabricage ter hand namen. Verkade, 1926.]] | ||
Regel 16: | Regel 19: | ||
'''Glas, een aanvankelijk kostbaar maar populair verpakkingsmiddel''' | '''Glas, een aanvankelijk kostbaar maar populair verpakkingsmiddel''' | ||
− | Glas, in de vorm van potten en flessen, was in vergelijking tot blik een oud, maar ook een kostbaar verpakkingsmiddel. Al in de tijd van de Republiek kende Nederland diverse flessenfabrieken. De geproduceerde flessen werden hoofdzakelijk gebruikt voor het bewaren van [[begrippenlijst#Gedistilleerd| | + | Glas, in de vorm van potten en flessen, was in vergelijking tot blik een oud, maar ook een kostbaar verpakkingsmiddel. Al in de tijd van de Republiek kende Nederland diverse flessenfabrieken. De geproduceerde flessen werden hoofdzakelijk gebruikt voor het bewaren van [[begrippenlijst#Gedistilleerd|gedistilleerd]] en wijn.[[Noten TIN20-3-H7#7-10|<sup>[10]</sup>]] |
− | gedistilleerd]] en wijn.[[Noten TIN20-3-H7#7-10|<sup>[10]</sup>]] Glas werd in de negentiende eeuw belangrijker als verpakkingsmateriaal. Glas werd niet alleen steeds meer gebruikt bij de verduurzaming van vlees en groente, maar glazen flessen werden steeds vaker gebruikt voor de verpakking van limonades, mineraalwater en bier.[[Noten TIN20-3-H7#7-11|<sup>[11]</sup>]] | + | Glas werd in de negentiende eeuw belangrijker als verpakkingsmateriaal. Glas werd niet alleen steeds meer gebruikt bij de verduurzaming van vlees en groente, maar glazen flessen werden steeds vaker gebruikt voor de verpakking van limonades, mineraalwater en bier.[[Noten TIN20-3-H7#7-11|<sup>[11]</sup>]] |
− | Hoewel meer toegepast bleef glas als verpakkingsmateriaal echter kostbaar doordat flessen en potten nog steeds met de mond werden geblazen, terwijl het glasblazen tevens veel brandstof vergde. Tot ongeveer 1900 bleef de fabricage van flessen handarbeid.[[Noten TIN20-3-H7#7-12|<sup>[12]</sup>]] Pas met de toepassing van de flessenblaasmachine aan het begin van de twintigste eeuw zou de kostprijs van de glazen verpakking dalen.[[Noten TIN20-3-H7#7-13|<sup>[13]</sup>]] | + | Hoewel meer toegepast bleef glas als verpakkingsmateriaal echter kostbaar doordat flessen en potten nog steeds met de mond werden geblazen, terwijl het glasblazen tevens veel brandstof vergde. Tot ongeveer 1900 bleef de fabricage van flessen handarbeid.[[Noten TIN20-3-H7#7-12|<sup>[12]</sup>]] |
+ | Pas met de toepassing van de flessenblaasmachine aan het begin van de twintigste eeuw zou de kostprijs van de glazen verpakking dalen.[[Noten TIN20-3-H7#7-13|<sup>[13]</sup>]] | ||
− | Glas had ten opzichte van blik als voordeel dat het vaker kon worden gebruikt, al was het wel veel breekbaarder. Invoering van statiegeld maakte glas zelfs relatief minder duur dan blik. Of glas werd toegepast, verschilde per sector. Zo zou het bijvoorbeeld tot in de jaren vijftig duren voordat de glazen melkfles algemene ingang vond in Nederland. Met de komst van de zelfbedieningswinkels in de jaren vijftig won glas terrein op blik. De doorzichtigheid van glas - en daardoor de zichtbaarheid van het levensmiddel – alsmede de verbetering van de afsluitingen van glazen potten en flessen droegen hieraan bij.[[Noten TIN20-3-H7#7-14|<sup>[14]</sup>]] | + | Glas had ten opzichte van blik als voordeel dat het vaker kon worden gebruikt, al was het wel veel breekbaarder. Invoering van statiegeld maakte glas zelfs relatief minder duur dan blik. Of glas werd toegepast, verschilde per sector. Zo zou het bijvoorbeeld tot in de jaren vijftig duren voordat de [[glazen melkfles algemene ingang vond in Nederland. Met de komst van de zelfbedieningswinkels in de jaren vijftig won glas terrein op blik. De doorzichtigheid van glas - en daardoor de zichtbaarheid van het levensmiddel – alsmede de verbetering van de afsluitingen van glazen potten en flessen droegen hieraan bij.[[Noten TIN20-3-H7#7-14|<sup>[14]</sup>]] |