De Arendploeg
Van Techniek in Nederland
Regel 30: | Regel 30: | ||
Berichten over aanpassingen in de Arendploeg komen vaker voor: ook op de Zeeuwse klei werden 'eenigszins gewijzigde arendsploegen' gebruikt.[[Noten TIN19-1-H2#2-58|<sup>[58]</sup>]] | Berichten over aanpassingen in de Arendploeg komen vaker voor: ook op de Zeeuwse klei werden 'eenigszins gewijzigde arendsploegen' gebruikt.[[Noten TIN19-1-H2#2-58|<sup>[58]</sup>]] | ||
− | Over het algemeen sloeg de Arendploeg niet aan op de zandgronden. In 1867 vermeldt het landbouwverslag nog van de activiteiten van de Maatschappij tot Weldadigheid te Veenhuizen (Drente) dat men zich bezig houdt met de introductie van 'voor deze streken, nieuwe werktuigen', waaronder de Arendploeg.[[Noten TIN19-1-H2#2-59|<sup>[59]</sup>]] In de Gelderse Vallei was in 1866 'met uitzondering van eenige enkele arendploegen' de Gelderse radploeg nog algemeen in gebruik.[[Noten TIN19-1-H2#2-60|<sup>[60]</sup>]] | + | Over het algemeen sloeg de Arendploeg niet aan op de zandgronden. In 1867 vermeldt het landbouwverslag nog van de activiteiten van de Maatschappij tot Weldadigheid te Veenhuizen (Drente) dat men zich bezig houdt met de introductie van 'voor deze streken, nieuwe werktuigen', waaronder de Arendploeg.[[Noten TIN19-1-H2#2-59|<sup>[59]</sup>]] |
+ | In de Gelderse Vallei was in 1866 'met uitzondering van eenige enkele arendploegen' de Gelderse radploeg nog algemeen in gebruik.[[Noten TIN19-1-H2#2-60|<sup>[60]</sup>]] | ||
In de landbouwverslagen ontbreken de verhalen over de verspreiding van de nieuwe ploeg in de zandprovincies, wat er vrijwel zeker op wijst dat de ploeg daar geen groot succes was. Op grond van het rapport van de Staatscommissie voor de Landbouw van 1886 kwam Van der Poel tot dezelfde conclusie: op de zandgronden gebruikte men over het algemeen nog de traditionele ploegsoorten, terwijl men op de klei vrijwel overal was overgegaan op verschillende typen van de Arendploeg of andere geïmporteerde ploegen (o.a. de Hohenheimer ploeg en de ploegen van Eckert en Sack).[[Noten TIN19-1-H2#2-61|<sup>[61]</sup>]] | In de landbouwverslagen ontbreken de verhalen over de verspreiding van de nieuwe ploeg in de zandprovincies, wat er vrijwel zeker op wijst dat de ploeg daar geen groot succes was. Op grond van het rapport van de Staatscommissie voor de Landbouw van 1886 kwam Van der Poel tot dezelfde conclusie: op de zandgronden gebruikte men over het algemeen nog de traditionele ploegsoorten, terwijl men op de klei vrijwel overal was overgegaan op verschillende typen van de Arendploeg of andere geïmporteerde ploegen (o.a. de Hohenheimer ploeg en de ploegen van Eckert en Sack).[[Noten TIN19-1-H2#2-61|<sup>[61]</sup>]] | ||
Regel 41: | Regel 42: | ||
− | Het succes van de Arendploeg laat zich uit een vergelijking met de traditionele ploegen die op de kleigronden gebruikt werden, eenvoudig verklaren. De Arendploeg was vermoedelijk niet duurder, misschien zelfs goedkoper dan de traditionele radploeg. De besparing aan trekkracht was aanzienlijk, en werd op grond van het al genoemde experiment van Van Hall op éénderde geschat. De Arendploeg was dus niet in de eerste plaats een arbeidsbesparende innovatie, maar spaarde vooral kostbaar paardewerk, dus kapitaal uit. Op de zware kleigronden moesten de boeren een flink aantal paarden aanhouden om het ploegwerk te kunnen doen. Bovendien werd er op de klei zeer vaak geploegd; tijdens het [[Begrippenlijst#Braak|braakjaar]], dat vaak nog in de [[Begrippenlijst#Vruchtwisselingstelsels|vruchtwisseling]] werd opgenomen, werd soms wel vijf tot zeven keer geploegd en geëgd om de grond te luchten en van onkruid te bevrijden.[[Noten TIN19-1-H2#2-62|<sup>[62]</sup>]] | + | Het succes van de Arendploeg laat zich uit een vergelijking met de traditionele ploegen die op de kleigronden gebruikt werden, eenvoudig verklaren. De Arendploeg was vermoedelijk niet duurder, misschien zelfs goedkoper dan de traditionele radploeg. De besparing aan trekkracht was aanzienlijk, en werd op grond van het al genoemde experiment van Van Hall op éénderde geschat. De Arendploeg was dus niet in de eerste plaats een arbeidsbesparende [[Begrippenlijst#Innovatie|innovatie]], maar spaarde vooral kostbaar paardewerk, dus kapitaal uit. Op de zware kleigronden moesten de boeren een flink aantal paarden aanhouden om het ploegwerk te kunnen doen. Bovendien werd er op de klei zeer vaak geploegd; tijdens het [[Begrippenlijst#Braak|braakjaar]], dat vaak nog in de [[Begrippenlijst#Vruchtwisselingstelsels|vruchtwisseling]] werd opgenomen, werd soms wel vijf tot zeven keer geploegd en geëgd om de grond te luchten en van onkruid te bevrijden.[[Noten TIN19-1-H2#2-62|<sup>[62]</sup>]] |
Op de lichte zandgronden was het ploegen daarentegen veel minder een knelpunt in het produktieproces. Er werd over het algemeen minder geploegd met een veel lichtere, door één paard getrokken ploeg, die aanzienlijk goedkoper was dan de Arendploeg. In de Meierij kostte een ploeg in 1868 fl. 14 tot fl. 16.[[Noten TIN19-1-H2#2-63|<sup>[63]</sup>]] | Op de lichte zandgronden was het ploegen daarentegen veel minder een knelpunt in het produktieproces. Er werd over het algemeen minder geploegd met een veel lichtere, door één paard getrokken ploeg, die aanzienlijk goedkoper was dan de Arendploeg. In de Meierij kostte een ploeg in 1868 fl. 14 tot fl. 16.[[Noten TIN19-1-H2#2-63|<sup>[63]</sup>]] |