Zuivelfabrieken in Noord Nederland

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
 
Regel 1: Regel 1:
 
'''De centrifuge'''
 
'''De centrifuge'''
  
De [[De commissie Pasma|'''Commissie-Pasma''']] had gepleit voor langzame verandering van de Friese botermakerij. Kleinschalige aanpassingen, [[begrippenlijst#Wandelleraar|wandelleraren]] en dergelijke zouden de tradities niet te zeer aantasten. De commissie was [[begrippenlijst#Scepsis|sceptisch]] over grootschalige melkverwerking en over de veranderingsbereidheid in het algemeen. Maar met één recente ontwikkeling hadden de commissieleden in 1878 geen rekening gehouden: de centrifuge.   
+
De [[De commissie Pasma|'''Commissie-Pasma''']] had gepleit voor langzame verandering van de Friese botermakerij. Kleinschalige aanpassingen, [[De praktijk van de zuivelleraar|'''wandelleraren''']] en dergelijke zouden de tradities niet te zeer aantasten. De commissie was [[begrippenlijst#Scepsis|sceptisch]] over grootschalige melkverwerking en over de veranderingsbereidheid in het algemeen. Maar met één recente ontwikkeling hadden de commissieleden in 1878 geen rekening gehouden: de centrifuge.   
 
[[Afbeelding:TIN19_blz121_boven.jpg|thumb|330px|left|Het interieur van de boterafdeling]]
 
[[Afbeelding:TIN19_blz121_boven.jpg|thumb|330px|left|Het interieur van de boterafdeling]]
  
Regel 16: Regel 16:
  
 
Daartegenover'' 'staat de bewering, dat de room door de sterke beweging schade lijdt. Men zegt dat de boter, uit dien room vervaardigd, minder duurzaam is. (...) Wat van dit alles waar is, weten wij nog niet, en eerst een langdurige en nauwkeurige ondervinding zal moeten bewijzen of de vernuftig uitgedachte werktuigen eene toekomst hebben.' ''[[Noten TIN19-1-H4#4-44|<sup>[44]</sup>]]  
 
Daartegenover'' 'staat de bewering, dat de room door de sterke beweging schade lijdt. Men zegt dat de boter, uit dien room vervaardigd, minder duurzaam is. (...) Wat van dit alles waar is, weten wij nog niet, en eerst een langdurige en nauwkeurige ondervinding zal moeten bewijzen of de vernuftig uitgedachte werktuigen eene toekomst hebben.' ''[[Noten TIN19-1-H4#4-44|<sup>[44]</sup>]]  
 
  
  
 
'''De eerste fabrieken'''
 
'''De eerste fabrieken'''
 
  
 
Voor het gros van de boeren was het inderdaad nog allemaal te nieuw en te weinig bewezen. Alleen enkele kapitaalkrachtige particulieren, handelaren, sprongen in op de nieuwe ontwikkeling.  
 
Voor het gros van de boeren was het inderdaad nog allemaal te nieuw en te weinig bewezen. Alleen enkele kapitaalkrachtige particulieren, handelaren, sprongen in op de nieuwe ontwikkeling.  
  
Eind 1878 werd in Amsterdam door industriëlen de NV Maatschappij voor Boterbereiding opgericht.[[Noten TIN19-1-H4#4-45|<sup>[45]</sup>]] In Friesland had de eerste grootschalige verwerking in 1879 plaats bij de fabriek Freia in Veenwouden. Hier maakte men echter nog geen gebruik van een centrifuge maar wel van de Schwartz-methode Een jaar later volgde het bedrijf van J.P. Smids, de Leeuwarder Melkinrichting,[[Noten TIN19-1-H4#4-46|<sup>[46]</sup>]] die wel een centrifuge aanschafte. In 1883 bouwde de Nederlandsche Maatschappij voor Kaas- en Roomboterfabrieken twee fabrieken in Bolsward en in Sneek. De oprichtingskosten bedroegen respectievelijk ƒ 76.000 en ƒ 91.000, het waren bedrijven van een afmeting waar voor de Friese boeren absoluut niet aan te denken viel, niet in financieel opzicht, maar ook niet wat organisatie en administratie betreft. Maar deze onderneming werd geleid door professionele handelaren, die goed thuis waren in juist die aspecten van de bedrijfsvoering.  
+
Eind 1878 werd in Amsterdam door industriëlen de NV Maatschappij voor Boterbereiding opgericht.[[Noten TIN19-1-H4#4-45|<sup>[45]</sup>]]  
 +
In Friesland had de eerste grootschalige verwerking in 1879 plaats bij de fabriek Freia in Veenwouden. Hier maakte men echter nog geen gebruik van een centrifuge maar wel van de Schwartz-methode. Een jaar later volgde het bedrijf van J.P. Smids, de Leeuwarder Melkinrichting,[[Noten TIN19-1-H4#4-46|<sup>[46]</sup>]]
 +
die wel een centrifuge aanschafte. In 1883 bouwde de Nederlandsche Maatschappij voor Kaas- en Roomboterfabrieken twee fabrieken in Bolsward en in Sneek. De oprichtingskosten bedroegen respectievelijk ƒ 76.000 en ƒ 91.000, het waren bedrijven van een afmeting waar voor de Friese boeren absoluut niet aan te denken viel, niet in financieel opzicht, maar ook niet wat organisatie en administratie betreft. Maar deze onderneming werd geleid door professionele handelaren, die goed thuis waren in juist die aspecten van de bedrijfsvoering.  
  
 
[[Afbeelding:TIN19_blz122.jpg|thumb|320px|right|De stoomzuivelfabriek te Warga]]
 
[[Afbeelding:TIN19_blz122.jpg|thumb|320px|right|De stoomzuivelfabriek te Warga]]
  
In 1885 werd door Jogchum van der Wal als eerste boer in Friesland een centrifuge in gebruik genomen op de boerderij. Hij had die al gezien in de fabrieken in Sneek en Bolsward,[[Noten TIN19-1-H4#4-47|<sup>[47]</sup>]] maar in tegenstelling tot die fabrieken gebruikte hij geen stoomwerktuigen. Hij dreef de centrifuge met zijn paard aan. Van der Wal stelde zijn huis open voor iedereen die deze werkwijze wilde leren kennen en inderdaad ontving hij er onder meer commissies van boeren uit Sneek en Leeuwarden, die hun achterban uitgebreid verslag deden van hun bezoek.
+
In 1885 werd door Jogchum van der Wal als eerste boer in Friesland een centrifuge in gebruik genomen op de boerderij. Hij had die al gezien in de fabrieken in Sneek en Bolsward,[[Noten TIN19-1-H4#4-47|<sup>[47]</sup>]]  
  
Een jaar later kwam '''in Menaldumadeel eene zuivelfabriek, op kleine schaal ingerigt, [tot stand]. Onder Klooster-Anjum bij Berlikum zijn, naar men verneemt, 3 eigenaren overeengekomen, het zuivel van hun vee voortaan gemeenschappelijk te verwerken, en hebben daartoe een gebouw gesticht van 11 bij 6 meter, alwaar door de centrifuge en Holsteinse [[begrippenlijst#Karnen|karn]] met eene stoommachine van 3 paardekrachten zal worden geroomd en gekarnd.' ''[[Noten TIN19-1-H4#4-48|<sup>[48]</sup>]]
+
maar in tegenstelling tot die fabrieken gebruikte hij geen stoomwerktuigen. Hij dreef de centrifuge met zijn paard aan. Van der Wal stelde zijn huis open voor iedereen die deze werkwijze wilde leren kennen en inderdaad ontving hij er onder meer commissies van boeren uit Sneek en Leeuwarden, die hun achterban uitgebreid verslag deden van hun bezoek.
  
 +
Een jaar later kwam '''in Menaldumadeel eene zuivelfabriek, op kleine schaal ingerigt, [tot stand]. Onder Klooster-Anjum bij Berlikum zijn, naar men verneemt, 3 eigenaren overeengekomen, het zuivel van hun vee voortaan gemeenschappelijk te verwerken, en hebben daartoe een gebouw gesticht van 11 bij 6 meter, alwaar door de centrifuge en Holsteinse [[begrippenlijst#Karnen|karn]] met eene stoommachine van 3 paardekrachten zal worden geroomd en gekarnd.' ''[[Noten TIN19-1-H4#4-48|<sup>[48]</sup>]]
  
  
 
'''Coöperaties'''
 
'''Coöperaties'''
 
  
 
De fabrieken kochten de melk van de boeren, contracten die overigens lang niet altijd gemakkelijk tot stand kwamen. Maar voor de boeren was er het voordeel dat de boerinnen veel arbeid uit handen werd genomen, en dat ze geen uitgaven hoefden te doen voor de verbouwing van melkkelders, voor kneedmachines of een ijshuis.
 
De fabrieken kochten de melk van de boeren, contracten die overigens lang niet altijd gemakkelijk tot stand kwamen. Maar voor de boeren was er het voordeel dat de boerinnen veel arbeid uit handen werd genomen, en dat ze geen uitgaven hoefden te doen voor de verbouwing van melkkelders, voor kneedmachines of een ijshuis.
Regel 43: Regel 43:
 
Dat leidde ertoe dat 23 boeren in Warga een coöperatieve zuivelfabriek oprichtten. Daar zouden ze de melk van hun 715 melkkoeien in eigen beheer verwerken. Zij slaagden er in om ƒ 35.000 als startkapitaal bijeen te brengen - de oorspronkelijke raming van de oprichtingskosten had ƒ 27.000 bedragen - en in maart 1887 kon de fabriek met drie door stoom aangedreven centrifuges haar werk beginnen. Er waren enkele aanloopproblemen want de op bestuursvergadering van 3 november 1887 gaven '' 'eenige ingekomen klachten over de duurzaamheid der boter stof tot wisseling van gedachten hoe dit te verhelpen zoude zijn; waarom de botermaker in de vergadering geroepen werd en hem met duidelijke woorden werd gezegd alle orders stipt op te volgen of heen te gaan, om niet ontslagen te worden.' ''[[Noten TIN19-1-H4#4-49|<sup>[49]</sup>]]  
 
Dat leidde ertoe dat 23 boeren in Warga een coöperatieve zuivelfabriek oprichtten. Daar zouden ze de melk van hun 715 melkkoeien in eigen beheer verwerken. Zij slaagden er in om ƒ 35.000 als startkapitaal bijeen te brengen - de oorspronkelijke raming van de oprichtingskosten had ƒ 27.000 bedragen - en in maart 1887 kon de fabriek met drie door stoom aangedreven centrifuges haar werk beginnen. Er waren enkele aanloopproblemen want de op bestuursvergadering van 3 november 1887 gaven '' 'eenige ingekomen klachten over de duurzaamheid der boter stof tot wisseling van gedachten hoe dit te verhelpen zoude zijn; waarom de botermaker in de vergadering geroepen werd en hem met duidelijke woorden werd gezegd alle orders stipt op te volgen of heen te gaan, om niet ontslagen te worden.' ''[[Noten TIN19-1-H4#4-49|<sup>[49]</sup>]]  
  
De [[begrippenlijst#Coöperatieve|coöperatie]] Warga was niettemin zo succesvol dat het voorbeeld werd nagevolgd. In Roordahuizen bestond ook belangstelling voor een zuivelfabriek en men wendde zich onder meer tot Warga voor aanvullende informatie. De aanwezigen op een informatiebijeenkomst in juni 1888 kregen te horen dat Warga begonnen was met de melk van 715 koeien te verwerken; na een jaar was dat aantal toegenomen tot 823, zodat in mei 1888 dagelijks ongeveer 13.000 kilo melk aan de fabriek werd geleverd. De kerkbesturen van Warga en Irnsum constateerden dat boterfabrieken '' 'reeds een gunstigen invloed uitoefenen op den omvang van de burgerlijke armenzorg, die beduidend is ingekrompen.' ''[[Noten TIN19-1-H4#4-50|<sup>[50]</sup>]]  Het bleek geen gemakkelijke opgave om het nodige kapitaal in Roordahuizen bijeen te krijgen. Voor een fabriek die de melk van 450 koeien kon verwerken begrootte men de kosten op ƒ 23.000. Zonder veel extra kosten zou eventueel later de capaciteit kunnen worden uitgebreid naar 600 koeien. Uiteindelijk was er voldoende geld om in april 1890 de bouw aan te besteden: fl. 18.729 voor het fabrieksgebouw en het ijshuis; ƒ 5234 voor de stoommachine met bijbehoren en fl. 4880 voor losse gereedschappen en andere benodigdheden.[[Noten TIN19-1-H4#4-51|<sup>[51]</sup>]] 
+
De [[begrippenlijst#Cooperatie|coöperatie]] Warga was niettemin zo succesvol dat het voorbeeld werd nagevolgd. In Roordahuizen bestond ook belangstelling voor een zuivelfabriek en men wendde zich onder meer tot Warga voor aanvullende informatie. De aanwezigen op een informatiebijeenkomst in juni 1888 kregen te horen dat Warga begonnen was met de melk van 715 koeien te verwerken; na een jaar was dat aantal toegenomen tot 823, zodat in mei 1888 dagelijks ongeveer 13.000 kilo melk aan de fabriek werd geleverd.  
  
In Haskerdijken werd in 1888 door een aantal boeren, waaronder [[De commissie Pasma|'''H.F. Pasma van de Commissie uit 1878''']], een [[begrippenlijst#Coöperatieve|coöperatie]] gesticht waar men de centrifuge in reserve hield,'' 'voor tijden dat men niet kan afkoelen.' ''[[Noten TIN19-1-H4#4-52|<sup>[52]</sup>]]  Men gaf nl. de voorkeur aan ontroming via de Schwartz-methode. Het fabriekje kostte ongeveer ƒ 10.000, een bedrag dat door zes deelgenoten, met in totaal 200 koeien was opgebracht. Er stond een stoommachine met ketel, een centrifuge, een Deense [[begrippenlijst#Karnen|karn]], boterkneder, kaaspersen (er werd nl. ook kaas gemaakt). De fabriek was langs de Hooivaart gebouwd, waaruit men 's winters ijs haalde dat in het met turf en zaagmeel geïsoleerde ijshuis werd opgeslagen.
+
De kerkbesturen van Warga en Irnsum constateerden dat boterfabrieken '' 'reeds een gunstigen invloed uitoefenen op den omvang van de burgerlijke armenzorg, die beduidend is ingekrompen.' ''[[Noten TIN19-1-H4#4-50|<sup>[50]</sup>]]   
 +
Het bleek geen gemakkelijke opgave om het nodige kapitaal in Roordahuizen bijeen te krijgen. Voor een fabriek die de melk van 450 koeien kon verwerken begrootte men de kosten op ƒ 23.000. Zonder veel extra kosten zou eventueel later de capaciteit kunnen worden uitgebreid naar 600 koeien. Uiteindelijk was er voldoende geld om in april 1890 de bouw aan te besteden: fl. 18.729 voor het fabrieksgebouw en het ijshuis; ƒ 5234 voor de stoommachine met bijbehoren en fl. 4880 voor losse gereedschappen en andere benodigdheden.[[Noten TIN19-1-H4#4-51|<sup>[51]</sup>]
  
 +
In Haskerdijken werd in 1888 door een aantal boeren, waaronder [[De commissie Pasma|'''H.F. Pasma van de Commissie uit 1878''']], een [[begrippenlijst#Cooperatie|coöperatie]] gesticht waar men de centrifuge in reserve hield,'' 'voor tijden dat men niet kan afkoelen.' ''[[Noten TIN19-1-H4#4-52|<sup>[52]</sup>]]  Men gaf nl. de voorkeur aan ontroming via de Schwartz-methode. Het fabriekje kostte ongeveer ƒ 10.000, een bedrag dat door zes deelgenoten, met in totaal 200 koeien was opgebracht. Er stond een stoommachine met ketel, een centrifuge, een Deense [[begrippenlijst#Karnen|karn]], boterkneder, kaaspersen (er werd nl. ook kaas gemaakt). De fabriek was langs de Hooivaart gebouwd, waaruit men 's winters ijs haalde dat in het met turf en zaagmeel geïsoleerde ijshuis werd opgeslagen.
  
  
 
'''Openheid'''
 
'''Openheid'''
 
  
 
De bouw van nieuwe fabrieken ging, zoals zo vaak, gepaard met het inwinnen van informatie, rondkijken bij andere en de aanstelling van een <technisch adviseur>, iemand die al meer met zuivelfabrieken te maken had gehad. Bij de coöperatie Warga had J. Rinkes Borger het <plan en begroting van het fabrieksgebouw nagegaan en later nog meer inlichtingen verstrekt.> Hij kreeg daarvoor fl. 25 vergoeding en fl. 15 reiskosten.[[Noten TIN19-1-H4#4-53|<sup>[53]</sup>]]  
 
De bouw van nieuwe fabrieken ging, zoals zo vaak, gepaard met het inwinnen van informatie, rondkijken bij andere en de aanstelling van een <technisch adviseur>, iemand die al meer met zuivelfabrieken te maken had gehad. Bij de coöperatie Warga had J. Rinkes Borger het <plan en begroting van het fabrieksgebouw nagegaan en later nog meer inlichtingen verstrekt.> Hij kreeg daarvoor fl. 25 vergoeding en fl. 15 reiskosten.[[Noten TIN19-1-H4#4-53|<sup>[53]</sup>]]  
  
 
Vaak stelde men de fabriek open voor mannen die als [[begrippenlijst#Volontair|volontair]] ervaring in het vak wilden opdoen. De drie eerste volontairs in Roordahuizen kregen aansluitend betrekkingen elders: één als direkteur van de zuivelfabriek in Grootegast, de twee andere kwamen terecht bij fabrieken in Didam en Marum.[[Noten TIN19-1-H4#4-54|<sup>[54]</sup>]]  
 
Vaak stelde men de fabriek open voor mannen die als [[begrippenlijst#Volontair|volontair]] ervaring in het vak wilden opdoen. De drie eerste volontairs in Roordahuizen kregen aansluitend betrekkingen elders: één als direkteur van de zuivelfabriek in Grootegast, de twee andere kwamen terecht bij fabrieken in Didam en Marum.[[Noten TIN19-1-H4#4-54|<sup>[54]</sup>]]  
 
  
  
 
'''Groningen volgt'''
 
'''Groningen volgt'''
  
 
+
De provincie Groningen was weliswaar lang niet zo'n uitgesproken zuivelgebied als Friesland, maar de naburige ontwikkelingen werden nauwlettend gevolgd. In 1885, toen er nog geen coöperatieve fabrieken waren in Friesland, meenden sommigen 'dat voor streken waar iedere boer 10 tot 30 melkkoeien houdt, kleine zuivelfabrieken ten zeerste zijn aan te bevelen. Voor grootere goederen, daarentegen, zou zelfverwerking misschien de voorkeur verdienen, vooral wanneer het mocht blijken dat de Laval's [[Begrippenlijst#Separator|separator]] door een paard is aan te drijven, zooals nu en dan reeds wordt beweerd.'[[Noten TIN19-1-H4#4-55|<sup>[55]</sup>]]  
De provincie Groningen was weliswaar lang niet zo'n uitgesproken zuivelgebied als Friesland, maar de naburige ontwikkelingen werden nauwlettend gevolgd. In 1885, toen er nog geen coöperatieve fabrieken waren in Friesland, meenden sommigen 'dat voor streken waar iedere boer 10 tot 30 melkkoeien houdt, kleine zuivelfabrieken ten zeerste zijn aan te bevelen. Voor grootere goederen, daarentegen, zou zelfverwerking misschien de voorkeur verdienen, vooral wanneer het mocht blijken dat de Laval's separator door een paard is aan te drijven, zooals nu en dan reeds wordt beweerd.'[[Noten TIN19-1-H4#4-55|<sup>[55]</sup>]] Zo'n kleine zuivelfabriek zou kunnen zijn '' 'een 3paards-stoommachine met centrifuge, een koelen, flinken kelder met eenige koelbakken, een paar karns, een boterkneder, melkhouders, melkkannen en verdere kleine benoodigdheden.' ''[[Noten TIN19-1-H4#4-56|<sup>[56]</sup>]] In een boerderij zou dat alles kunnen worden opgesteld en daarmee kon men per dag zeker 2000 liter melk verwerken. Maar '' 'het spreekt vanzelf dat op eene dergelijke kleine inrichting geen heer directeur met eenige duizenden guldens salaris, een onder-directeur of administrateur, een boekhouder, [[begrippenlijst#Klerk|klerk]], machinist, stoker etc. zou kunnen ledigloopen.' ''
+
Zo'n kleine zuivelfabriek zou kunnen zijn '' 'een 3paards-stoommachine met centrifuge, een koelen, flinken kelder met eenige koelbakken, een paar karns, een boterkneder, melkhouders, melkkannen en verdere kleine benoodigdheden.' ''[[Noten TIN19-1-H4#4-56|<sup>[56]</sup>]]  
 +
In een boerderij zou dat alles kunnen worden opgesteld en daarmee kon men per dag zeker 2000 liter melk verwerken. Maar '' 'het spreekt vanzelf dat op eene dergelijke kleine inrichting geen heer directeur met eenige duizenden guldens salaris, een onder-directeur of administrateur, een boekhouder, [[begrippenlijst#Klerk|klerk]], machinist, stoker etc. zou kunnen ledigloopen.' ''
  
 
Prijsverschillen tussen boter van de boerderij en van  de fabriek gaven de afdeling Beerta van de Groninger Maatschappij voor Nijverheid aanleiding om voorstander van fabrieksbereiding te zijn.  
 
Prijsverschillen tussen boter van de boerderij en van  de fabriek gaven de afdeling Beerta van de Groninger Maatschappij voor Nijverheid aanleiding om voorstander van fabrieksbereiding te zijn.  
Regel 78: Regel 79:
  
 
[NT]De inkomsten per 100 l melk zouden dus voor de fabriek ƒ 2,55 hoger zijn. Daar moesten dan de verwerkings- en andere kosten weer vanaf, waarvoor de afdeling Beerta ƒ 1,25 per 100 l rekende.
 
[NT]De inkomsten per 100 l melk zouden dus voor de fabriek ƒ 2,55 hoger zijn. Daar moesten dan de verwerkings- en andere kosten weer vanaf, waarvoor de afdeling Beerta ƒ 1,25 per 100 l rekende.
'' 'Wel heeft fabriekmatige bereiding dit nadeel, dat er per l of kg en niet naar gehalte [van vet, dus naar de potentiële boteropbrengst, MB] wordt betaald. De hulpmiddelen ter controleering en onderzoeking van melk worden echter met den dag eenvoudiger en beter, zoodat den tijd nabij schijnt, waarop naar het gehalte kan worden betaald.' ''[[Noten TIN19-1-H4#4-57|<sup>[57]</sup>]] Daarom waren de leden van de afdeling Beerta net als zoveel anderen in Groningen en Friesland voorstanders van zuivelfabrieken, en wel van stoomgedreven fabrieken.
+
'' 'Wel heeft fabriekmatige bereiding dit nadeel, dat er per liter of kg en niet naar gehalte [van vet, dus naar de potentiële boteropbrengst, MB] wordt betaald. De hulpmiddelen ter controleering en onderzoeking van melk worden echter met den dag eenvoudiger en beter, zoodat den tijd nabij schijnt, waarop naar het gehalte kan worden betaald.' ''[[Noten TIN19-1-H4#4-57|<sup>[57]</sup>]]  
 
+
Daarom waren de leden van de afdeling Beerta net als zoveel anderen in Groningen en Friesland voorstanders van zuivelfabrieken, en wel van stoomgedreven fabrieken.
  
  
  
 
'''Snelle invoering centrifugefabriek'''
 
'''Snelle invoering centrifugefabriek'''
 
  
 
Bijgaande Tabellen 4.4, 4.5 en 4.6 laten zien dat de Friese boterbereiding in vijftien jaar tijd een indrukwekkende verandering onderging: meer dan honderd fabrieken werden opgericht. De hoeveelheid boerderijboter was in 1895 nog groter dan de fabrieksproduktie, maar zij daalde gestaag. Het is niet eenvoudig om aan te geven waar de snelle acceptatie van de centrifugefabriek vandaan kwam. Het stoomwerktuig, de georganiseerde melkophaaldienst, de betaalde directie of coöperatief bestuur, zouden allemaal argumenten kunnen zijn om een voorkeur te houden voor kleinschalige verbetering op de boerderij.  
 
Bijgaande Tabellen 4.4, 4.5 en 4.6 laten zien dat de Friese boterbereiding in vijftien jaar tijd een indrukwekkende verandering onderging: meer dan honderd fabrieken werden opgericht. De hoeveelheid boerderijboter was in 1895 nog groter dan de fabrieksproduktie, maar zij daalde gestaag. Het is niet eenvoudig om aan te geven waar de snelle acceptatie van de centrifugefabriek vandaan kwam. Het stoomwerktuig, de georganiseerde melkophaaldienst, de betaalde directie of coöperatief bestuur, zouden allemaal argumenten kunnen zijn om een voorkeur te houden voor kleinschalige verbetering op de boerderij.  
Regel 93: Regel 93:
 
   
 
   
 
[[Afbeelding:Tabel_4,4.jpg|thumb|left|200px]]
 
[[Afbeelding:Tabel_4,4.jpg|thumb|left|200px]]
[[Afbeelding:Tabel_4,5.jpg|thumb|left|300px]]
+
[[Afbeelding:Tabel_4,5.jpg|thumb|left|250px]]
[[Afbeelding:Tabel_4,6.jpg|thumb|right|250px]]
+
[[Afbeelding:Tabel_4,6.jpg|thumb|right|200px]]

Huidige versie van 22 apr 2008 om 12:54