Een Nederlandse fabrikant voor een Engelse rechter
Van Techniek in Nederland
Regel 4: | Regel 4: | ||
Hoewel [[De uitvinding van een nieuwe voedingsvet|'''Mège Mouriès''']] zich aanvankelijk zelf op de exploitatie van zijn uitvinding had gericht, verloor hij vanaf 1873/1874 zijn interesse in de margarine. In 1875 diende hij een [[begrippenlijst#Octrooi|octrooi]] in voor de conservering van vlees.[[Noten TIN19-1-H5#5-42|<sup>[42]</sup>]] | Hoewel [[De uitvinding van een nieuwe voedingsvet|'''Mège Mouriès''']] zich aanvankelijk zelf op de exploitatie van zijn uitvinding had gericht, verloor hij vanaf 1873/1874 zijn interesse in de margarine. In 1875 diende hij een [[begrippenlijst#Octrooi|octrooi]] in voor de conservering van vlees.[[Noten TIN19-1-H5#5-42|<sup>[42]</sup>]] | ||
− | Mège had inmiddels zijn margarine octrooi en licenties voor exploitatie in een aantal landen verkocht. In Groot-Brittannië leidde die verkoop indirect tot een groot margarine proces, waarin de geldigheid van zijn uitvinding op het spel kwam te staan. Zijn Britse octrooi was van hand tot hand gegaan, totdat het in geheel verkeerde handen viel, althans in de optiek van de firma Jurgens.[[Afbeelding:TIN19_blz144.jpg|thumb| | + | Mège had inmiddels zijn margarine octrooi en licenties voor exploitatie in een aantal landen verkocht. In Groot-Brittannië leidde die verkoop indirect tot een groot margarine proces, waarin de geldigheid van zijn uitvinding op het spel kwam te staan. Zijn Britse octrooi was van hand tot hand gegaan, totdat het in geheel verkeerde handen viel, althans in de optiek van de firma Jurgens. |
+ | [[Afbeelding:TIN19_blz144.jpg|thumb|350px|left|Anton Jurgens (1805-1880)]] | ||
In 1874 verkocht Mège zijn octrooi aan Edouard Cotte voor de prijs van £ 12.000, waarvan £ 10.000 in de vorm van [[Begrippenlijst#Aandeel|aandelen]] in Cotte's Continental and Shipping Butter Company Ltd. werd uitgekeerd. Al snel echter koos Mège ervoor deze aandelen in harde ponden te verzilveren. De firma ging over de kop en het octrooi werd verkocht aan James en William Hall. Voor £ 2000 kwam het tenslotte in 1879 in handen van Julien Halphen. Deze droeg het over aan een Franse firma, de Compagnie Anonyme du Brevet Mège Mouriès, waarin we behalve deze Julien Halphen ook aantreffen Willem Cordeweener en Léon Basselot. Blijkbaar waren de twee laatsten in dat jaar al uit de saa verdwenen, en het heeft er alle schijn van dat dat niet op vriendschappelijke basis was gebeurd. De vennoten die de saa hadden verlaten, deden nu hun uiterste best om de positie van Jurgens in Engeland te ondergraven. | In 1874 verkocht Mège zijn octrooi aan Edouard Cotte voor de prijs van £ 12.000, waarvan £ 10.000 in de vorm van [[Begrippenlijst#Aandeel|aandelen]] in Cotte's Continental and Shipping Butter Company Ltd. werd uitgekeerd. Al snel echter koos Mège ervoor deze aandelen in harde ponden te verzilveren. De firma ging over de kop en het octrooi werd verkocht aan James en William Hall. Voor £ 2000 kwam het tenslotte in 1879 in handen van Julien Halphen. Deze droeg het over aan een Franse firma, de Compagnie Anonyme du Brevet Mège Mouriès, waarin we behalve deze Julien Halphen ook aantreffen Willem Cordeweener en Léon Basselot. Blijkbaar waren de twee laatsten in dat jaar al uit de saa verdwenen, en het heeft er alle schijn van dat dat niet op vriendschappelijke basis was gebeurd. De vennoten die de saa hadden verlaten, deden nu hun uiterste best om de positie van Jurgens in Engeland te ondergraven. | ||
Regel 29: | Regel 30: | ||
Hier doet zich een probleem voor dat in octrooikwesties meestal tot conflicten leidt: de afbakening van het terrein. Betekent een alternatieve methode met een kleine afwijking of variatie op het oorspronkelijke procedé een inbreuk op het eerste octrooi of is de nieuwe uitvinder via een andere weg tot een zelfde product gekomen? Van groot belang voor de beantwoording van de vraag is, in hoeverre daarbij is geleund op de kennis van de uitvinder van het oorspronkelijke octrooi. Niet alleen Jurgens, maar een heleboel andere kunstboterfabrikanten brachten veel verschillende kunstboters op de markt die meer of minder van Mège's procedé afweken. Daarom stond tijdens het proces de vraag centraal of de margarine die Jurgens in de periode 1871 tot 1881 op de Engelse markt had gebracht, dezelfde was die Mège in 1869 had vervaardigd, althans er in <voldoende> mate op gebaseerd was. | Hier doet zich een probleem voor dat in octrooikwesties meestal tot conflicten leidt: de afbakening van het terrein. Betekent een alternatieve methode met een kleine afwijking of variatie op het oorspronkelijke procedé een inbreuk op het eerste octrooi of is de nieuwe uitvinder via een andere weg tot een zelfde product gekomen? Van groot belang voor de beantwoording van de vraag is, in hoeverre daarbij is geleund op de kennis van de uitvinder van het oorspronkelijke octrooi. Niet alleen Jurgens, maar een heleboel andere kunstboterfabrikanten brachten veel verschillende kunstboters op de markt die meer of minder van Mège's procedé afweken. Daarom stond tijdens het proces de vraag centraal of de margarine die Jurgens in de periode 1871 tot 1881 op de Engelse markt had gebracht, dezelfde was die Mège in 1869 had vervaardigd, althans er in <voldoende> mate op gebaseerd was. | ||
− | Al vanaf het begin in 1871 had Jurgens de fabricage van kunstboter op een eigen wijze aangepakt. Daarmee kwam zijn product steeds verder te staan van de Margarine Mouriès die in Parijs werd gemaakt. Een verschil in de bereiding was het gebruik van gesneden koeienuiers in de [[begrippenlijst#Emulsie|emulsie]] van melk en vet. Jurgens - en overigens ook Van den Bergh - vond dit een zinloze toevoeging en liet die achterwege, terwijl Mège eraan bleef vasthouden.[[Afbeelding:TIN19_blz151.jpg|thumb|right|375px|De aanvoer en ontvangst van melk]] | + | Al vanaf het begin in 1871 had Jurgens de fabricage van kunstboter op een eigen wijze aangepakt. Daarmee kwam zijn product steeds verder te staan van de Margarine Mouriès die in Parijs werd gemaakt. Een verschil in de bereiding was het gebruik van gesneden koeienuiers in de [[begrippenlijst#Emulsie|emulsie]] van melk en vet. Jurgens - en overigens ook Van den Bergh - vond dit een zinloze toevoeging en liet die achterwege, terwijl Mège eraan bleef vasthouden. |
+ | |||
+ | [[Afbeelding:TIN19_blz151.jpg|thumb|right|375px|De aanvoer en ontvangst van melk]] | ||
Een Engelse getuige deskundige werd uitgenodigd om naar Oss te komen en zelf de bereiding van de kunstboter te aanschouwen en van zijn bevindingen voor de rechtbank verslag te doen. Het lijkt erop dat Jurgens erin slaagde de rechter ervan te overtuigen dat het procedé dat in Oss werd gebruikt, fundamenteel verschilde van de praktijk in Parijs. In een brief van Sam van den Bergh aan J.L. Polak zegt deze: | Een Engelse getuige deskundige werd uitgenodigd om naar Oss te komen en zelf de bereiding van de kunstboter te aanschouwen en van zijn bevindingen voor de rechtbank verslag te doen. Het lijkt erop dat Jurgens erin slaagde de rechter ervan te overtuigen dat het procedé dat in Oss werd gebruikt, fundamenteel verschilde van de praktijk in Parijs. In een brief van Sam van den Bergh aan J.L. Polak zegt deze: | ||
Regel 57: | Regel 60: | ||
Al zeer snel bleek de toevoeging van varkens- of schapenmagen bij de bereiding van oleomargarine (voor kunstmatige vertering van de vetweefsels) overbodig en ook Mège's ingrediënt van koeienuiers vond geen navolging meer. | Al zeer snel bleek de toevoeging van varkens- of schapenmagen bij de bereiding van oleomargarine (voor kunstmatige vertering van de vetweefsels) overbodig en ook Mège's ingrediënt van koeienuiers vond geen navolging meer. | ||
− | Bovendien waren in Frankrijk en vooral in Engeland al kort na 1869 diverse variaties op het oorspronkelijke octrooi ingediend èn erkend.Pellerin en Julien[[Noten TIN19-1-H5#5-47|<sup>[47]</sup>]] | + | Bovendien waren in Frankrijk en vooral in Engeland al kort na 1869 diverse [[De andere pioniers: de outsiders|'''variaties''']] op het oorspronkelijke octrooi ingediend èn erkend.Pellerin en Julien[[Noten TIN19-1-H5#5-47|<sup>[47]</sup>]] |
verbeterden het octrooi van Mège door het vet te kneden en door gebruik te maken van amandelmelk. De Amerikaan Roudebush[[Noten TIN19-1-H5#5-48|<sup>[48]</sup>]] | verbeterden het octrooi van Mège door het vet te kneden en door gebruik te maken van amandelmelk. De Amerikaan Roudebush[[Noten TIN19-1-H5#5-48|<sup>[48]</sup>]] | ||
gebruikte katoenzaadolie om het vet zachter te maken en mengde dat met zure melk of room. De Deen Diderichsen nam een Brits octrooi[[Noten TIN19-1-H5#5-49|<sup>[49]</sup>]], | gebruikte katoenzaadolie om het vet zachter te maken en mengde dat met zure melk of room. De Deen Diderichsen nam een Brits octrooi[[Noten TIN19-1-H5#5-49|<sup>[49]</sup>]], | ||
waarbij hij dubbelkoolzure soda gebruikte voor de behandeling van het vet en er vervolgens olie aan toevoegde. De Engelsman D. Hipkens verkreeg een octrooi[[Noten TIN19-1-H5#5-50|<sup>[50]</sup>]] | waarbij hij dubbelkoolzure soda gebruikte voor de behandeling van het vet en er vervolgens olie aan toevoegde. De Engelsman D. Hipkens verkreeg een octrooi[[Noten TIN19-1-H5#5-50|<sup>[50]</sup>]] | ||
voor zijn procédé: hij waste het vet in water dat zout en azijnzuur bevatte. Het is overigens belangrijk te bedenken dat van de lange lijst van procedés die gepatenteerd werden, er maar weinig ook daadwerkelijk een industriële toepassing vonden. | voor zijn procédé: hij waste het vet in water dat zout en azijnzuur bevatte. Het is overigens belangrijk te bedenken dat van de lange lijst van procedés die gepatenteerd werden, er maar weinig ook daadwerkelijk een industriële toepassing vonden. |