Octrooien in Nederland

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
 
Regel 14: Regel 14:
 
De Haagse kunstboterfabrikant dr J.Th. Mouton mengde zich regelmatig in het debat over de wenselijkheid van een octrooiwetgeving, dat in Nederland in de jaren tachtig weer oplaaide.[[Noten TIN19-1-H5#5-52|<sup>[52]</sup>]]  Volgens hem was de afwezigheid van een octrooiwet één van de redenen waardoor de industrie juist in Nederland een grote vlucht had kunnen nemen. De fabrieken produceerden en exporteerden op steeds grotere schaal en keer op keer brachten ze verbeteringen aan in het productieproces. Was er een octrooiwet geweest, dan zouden deze ontwikkelingen niet hebben plaatsgevonden, omdat de uitvinder zijn machine of procedé voor vijftien jaar voor zichzelf had kunnen reserveren. In de huidige situatie kon elke fabrikant van de verbeteringen profiteren.
 
De Haagse kunstboterfabrikant dr J.Th. Mouton mengde zich regelmatig in het debat over de wenselijkheid van een octrooiwetgeving, dat in Nederland in de jaren tachtig weer oplaaide.[[Noten TIN19-1-H5#5-52|<sup>[52]</sup>]]  Volgens hem was de afwezigheid van een octrooiwet één van de redenen waardoor de industrie juist in Nederland een grote vlucht had kunnen nemen. De fabrieken produceerden en exporteerden op steeds grotere schaal en keer op keer brachten ze verbeteringen aan in het productieproces. Was er een octrooiwet geweest, dan zouden deze ontwikkelingen niet hebben plaatsgevonden, omdat de uitvinder zijn machine of procedé voor vijftien jaar voor zichzelf had kunnen reserveren. In de huidige situatie kon elke fabrikant van de verbeteringen profiteren.
  
De octrooiwet was in 1869 afgeschaft na inhoudelijke kritiek op de wet zelf, maar belangrijker was dat er een principieel verzet op gang was gekomen. Men ging ervan uit dat Nederland op het gebied van de industriële ontwikkeling een achterstand had op het buitenland; bijvoorbeeld het aantal stoomwerktuigen dat in Nederland werd gebruikt liep ver achter bij dat van de omringende landen. Door afschaffing van de octrooiwet konden buitenlandse uitvindingen gekopieerd worden, zonder dat men het risico liep bestraft te worden en zonder ervoor [[Begrippenlijst#Licentie|licentie]]rechten te betalen. Bovendien zouden buitenlandse industriëlen een extra argument hebben om zich in Nederland te vestigen.
+
De octrooiwet was in 1869 afgeschaft na inhoudelijke kritiek op de wet zelf, maar belangrijker was dat er een principieel verzet op gang was gekomen. Men ging ervan uit dat Nederland op het gebied van de industriële ontwikkeling een achterstand had op het buitenland; bijvoorbeeld het aantal [[Keuze tussen alternatieven|'''stoomwerktuigen''']] dat in Nederland werd gebruikt liep ver achter bij dat van de omringende landen. Door afschaffing van de octrooiwet konden buitenlandse uitvindingen gekopieerd worden, zonder dat men het risico liep bestraft te worden en zonder ervoor [[Begrippenlijst#Licentie|licentie]]rechten te betalen. Bovendien zouden buitenlandse industriëlen een extra argument hebben om zich in Nederland te vestigen.
  
 
De voorstanders van de afschaffing hanteerden ook wel politieke argumenten die afkomstig waren uit de leer van het liberalisme: de 'knellende' band van de octrooiwetgeving werd gezien als een uiting van overdadig overheidsingrijpen, dat werd afgekeurd. De door liberalen gedomineerde regering ging daarom over tot afschaffing van de wet, in de verwachting dat de andere landen in Europa dit goede voorbeeld spoedig zouden volgen. Dat gebeurde echter niet.
 
De voorstanders van de afschaffing hanteerden ook wel politieke argumenten die afkomstig waren uit de leer van het liberalisme: de 'knellende' band van de octrooiwetgeving werd gezien als een uiting van overdadig overheidsingrijpen, dat werd afgekeurd. De door liberalen gedomineerde regering ging daarom over tot afschaffing van de wet, in de verwachting dat de andere landen in Europa dit goede voorbeeld spoedig zouden volgen. Dat gebeurde echter niet.
Regel 25: Regel 25:
 
In de jaren zeventig van de negentiende eeuw werd in de provincie [[Waarom was Nederland pioniersland|'''Noord-Brabant''']] de grondslag gelegd voor de margarine industrie. In de eerste jaren van zijn bestaan werd het nieuwe product aangeduid als 'kunstboter' en de fabrieken heetten in overheidspublicaties uit die tijd 'boter fabrieken', 'kunstboterfabrieken' of 'stoomkunstboter fabrieken'. Korte tijd later vond ook de term 'margarineboterfabriek' ingang. In de handel met Engeland ging het product als [[De pioniers van de margarineindustrie|'''butterine''']] van de hand. De begrijpelijke verwarring die het gebruik van deze naam opriep, omdat die wel erg veel leek op 'butter', kwam de handelaren uit [[Begrippenlijst#Marketing|marketing]] overwegingen niet slecht uit.
 
In de jaren zeventig van de negentiende eeuw werd in de provincie [[Waarom was Nederland pioniersland|'''Noord-Brabant''']] de grondslag gelegd voor de margarine industrie. In de eerste jaren van zijn bestaan werd het nieuwe product aangeduid als 'kunstboter' en de fabrieken heetten in overheidspublicaties uit die tijd 'boter fabrieken', 'kunstboterfabrieken' of 'stoomkunstboter fabrieken'. Korte tijd later vond ook de term 'margarineboterfabriek' ingang. In de handel met Engeland ging het product als [[De pioniers van de margarineindustrie|'''butterine''']] van de hand. De begrijpelijke verwarring die het gebruik van deze naam opriep, omdat die wel erg veel leek op 'butter', kwam de handelaren uit [[Begrippenlijst#Marketing|marketing]] overwegingen niet slecht uit.
  
In de [[begrippenlijst#Pioniersfase|pioniersfase]] van de nieuwe industrie, de periode 1871-1878, was het aantal fabrieken in Noord-Brabant tot een tiental beperkt gebleven: behalve het 'kartel' van Jurgens bestaande uit vier bedrijven en de eerder genoemde vijf [[De andere pioniers: de outsiders|outsiders]], kwam er in 1878 een vierde Osse fabriek bij, de firma Meijer van Leeuwen. Aan het einde van de pionierstijd kwam ook buiten deze provincie een klein aantal fabriekjes van de grond. In 1877 vestigden Cohen & Van der Laan in Haarlem en Muller & Cie. in Oldenzaal een kunstboterfabriek; in 1878 deden J. Cramer & J. Scheers in Nijmegen en A. Poesse & Zn. in Hengelo hetzelde.[[Noten TIN19-1-H5#5-53|<sup>[53]</sup>]]  
+
In de [[begrippenlijst#Pioniersfase|pioniersfase]] van de nieuwe industrie, de periode 1871-1878, was het aantal fabrieken in Noord-Brabant tot een tiental beperkt gebleven: behalve het 'kartel' van Jurgens bestaande uit vier bedrijven en de eerder genoemde vijf [[De andere pioniers: de outsiders|'''outsiders''']], kwam er in 1878 een vierde Osse fabriek bij, de firma Meijer van Leeuwen. Aan het einde van de pionierstijd kwam ook buiten deze provincie een klein aantal fabriekjes van de grond. In 1877 vestigden Cohen & Van der Laan in Haarlem en Muller & Cie. in Oldenzaal een kunstboterfabriek; in 1878 deden J. Cramer & J. Scheers in Nijmegen en A. Poesse & Zn. in Hengelo hetzelde.[[Noten TIN19-1-H5#5-53|<sup>[53]</sup>]]  
  
De belangrijkste centra van de Noord-Brabantse margarine industrie waren de steden Oss en Den Bosch. Oss was de bakermat van de industrie en standplaats van vier bedrijven. In 's Hertogenbosch was Cordeweener begonnen met de productie van de [[Het fabricageproces van oleomargarine|'''oleomargarine''']] en de stad was een [[Transportrevolutie in de tweede helft van de 19-e eeuw|'''knooppunt van handelswegen''']] voor het eindproduct en de grondstoffen. Den Bosch was ook het eindpunt van de [[De moeizame weg naar een staatsspoorwegbedrijf|'''spoorverbinding''']] met Frankrijk, waarlangs een gedeelte van de oleomargarine uit Parijs Nederland binnenkwam.
+
De belangrijkste centra van de Noord-Brabantse margarine industrie waren de steden Oss en Den Bosch. Oss was de bakermat van de industrie en standplaats van vier bedrijven. In 's Hertogenbosch was Cordeweener begonnen met de productie van de oleomargarine en de stad was een [[Transportrevolutie in de tweede helft van de 19-e eeuw|'''knooppunt van handelswegen''']] voor het eindproduct en de grondstoffen. Den Bosch was ook het eindpunt van de [[De moeizame weg naar een staatsspoorwegbedrijf|'''spoorverbinding''']] met Frankrijk, waarlangs een gedeelte van de oleomargarine uit Parijs Nederland binnenkwam.
  
 
Dit beeld van een geografisch geconcentreerde, regionale industrie veranderde radicaal omstreeks 1879. Binnen twee jaar tijd steeg het aantal fabrieken van 14 in 1878 tot 68 in 1880.[[Noten TIN19-1-H5#5-54|<sup>[54]</sup>]]   
 
Dit beeld van een geografisch geconcentreerde, regionale industrie veranderde radicaal omstreeks 1879. Binnen twee jaar tijd steeg het aantal fabrieken van 14 in 1878 tot 68 in 1880.[[Noten TIN19-1-H5#5-54|<sup>[54]</sup>]]   
 
De explosieve groei beperkte zich niet tot de provincie Noord-Brabant - er werden nieuwe fabrieken ingericht in bijna alle provincies. Belangrijke nieuwe concentraties ontstonden in Rotterdam en omstreken, Haarlem/Amsterdam, Oldenzaal/Goor en Nijmegen. Een aantal van de nieuwkomers groeide uit tot grote bedrijven, een nog veel groter aantal verdween geruisloos na een zeer kort en kwijnend bestaan.(zie tabel 5.1)
 
De explosieve groei beperkte zich niet tot de provincie Noord-Brabant - er werden nieuwe fabrieken ingericht in bijna alle provincies. Belangrijke nieuwe concentraties ontstonden in Rotterdam en omstreken, Haarlem/Amsterdam, Oldenzaal/Goor en Nijmegen. Een aantal van de nieuwkomers groeide uit tot grote bedrijven, een nog veel groter aantal verdween geruisloos na een zeer kort en kwijnend bestaan.(zie tabel 5.1)
[
+
 
[Afbeelding:Tabel_5,1.jpg|thumb|220px|left]]
+
[[Afbeelding:Tabel_5,1.jpg|thumb|220px|left]]
  
  
Regel 50: Regel 50:
 
De firma Jurgens had in de pioniersfase een netwerk van oleo leveranciers opgezet, waarbij de grondstof op contractbasis werd gekocht. [[De boterhandel van Jurgens en Van den Bergh|'''Potentiële fabrikanten''']] kwamen hier moeilijk tussen en waren, met uitzondering van Van den Bergh, nauwelijks in staat op eigen gelegenheid aan de oleo margarine te komen. Deze situatie veranderde ingrijpend met de komst van oleo-margarine uit de Verenigde Staten. In de Rotterdamse haven arriveerden tussen 1877 en 1880 grote hoeveelheden oleo, die van uitstekende kwaliteit was en bovendien voor iedereen beschikbaar. De [[begrippenlijst#Nederlandsche-Handel-Maatschappij|Nederlandsche Handel-Maatschappij]] hield publieke veilingen, waar de verschillende soorten vrij te koop werden aangeboden. Er was een ruime keus en de oleomargarine ging, afhankelijk van de kwaliteit, voor uiteenlopende prijzen van de hand.
 
De firma Jurgens had in de pioniersfase een netwerk van oleo leveranciers opgezet, waarbij de grondstof op contractbasis werd gekocht. [[De boterhandel van Jurgens en Van den Bergh|'''Potentiële fabrikanten''']] kwamen hier moeilijk tussen en waren, met uitzondering van Van den Bergh, nauwelijks in staat op eigen gelegenheid aan de oleo margarine te komen. Deze situatie veranderde ingrijpend met de komst van oleo-margarine uit de Verenigde Staten. In de Rotterdamse haven arriveerden tussen 1877 en 1880 grote hoeveelheden oleo, die van uitstekende kwaliteit was en bovendien voor iedereen beschikbaar. De [[begrippenlijst#Nederlandsche-Handel-Maatschappij|Nederlandsche Handel-Maatschappij]] hield publieke veilingen, waar de verschillende soorten vrij te koop werden aangeboden. Er was een ruime keus en de oleomargarine ging, afhankelijk van de kwaliteit, voor uiteenlopende prijzen van de hand.
  
Het is niet precies na te gaan in welk jaar de eerste oleomargarine de Rotterdamse haven binnenkwam. In de Rotterdamse gemeenteverslagen werd de ingevoerde oleo geboekt onder de categorie 'roet, smeer, talk en [[begrippenlijst#Reuzel|reuzel]]' en het aandeel van de oleomargarine hierin is daarom niet aan te geven. Vanaf 1881 gaven de Rotterdamse en Amsterdamse [[Begrippenlijst#Kamer-van-Koophandel|Kamers van Koophandel]] wel specifieke cijfers voor het product, maar de eerste jaren zijn het vrij ruwe schattingen. (zie grafiek 5.1)
+
Het is niet precies na te gaan in welk jaar de eerste oleomargarine de [[Van stapelhaven naar overslaghaven|'''Rotterdamse haven''']] binnenkwam. In de Rotterdamse gemeenteverslagen werd de ingevoerde oleo geboekt onder de categorie 'roet, smeer, talk en [[begrippenlijst#Reuzel|reuzel]]' en het aandeel van de oleomargarine hierin is daarom niet aan te geven. Vanaf 1881 gaven de Rotterdamse en Amsterdamse [[Begrippenlijst#Kamer-van-Koophandel|Kamers van Koophandel]] wel specifieke cijfers voor het product, maar de eerste jaren zijn het vrij ruwe schattingen. (zie grafiek 5.1)
  
 
Nota bene: Vóór 1881 werd de oleo geboekt onder de categorie 'roet, smeer, talk en reuzel' en is dus geen exact cijfer te geven. De sterk fluctuerende hoeveelheden zijn van grote invloed op de margarine-industrie en geven daarom een goede indicatie van de [[begrippenlijst#Conjunctuur|conjunctuur]] in deze bedrijfstak.
 
Nota bene: Vóór 1881 werd de oleo geboekt onder de categorie 'roet, smeer, talk en reuzel' en is dus geen exact cijfer te geven. De sterk fluctuerende hoeveelheden zijn van grote invloed op de margarine-industrie en geven daarom een goede indicatie van de [[begrippenlijst#Conjunctuur|conjunctuur]] in deze bedrijfstak.

Huidige versie van 23 apr 2008 om 13:10