Smaak en kwaliteit
Van Techniek in Nederland
Regel 12: | Regel 12: | ||
− | Deze (te) grote variatie in bieren en de daarbij behorende smaakverschillen hingen natuurlijk nauw samen met de structuur van de biernijverheid in Nederland, waarbij vooral in Brabant en Limburg maar ook wel elders een groot aantal kleine tot zeer kleine brouwerijen bestond, die ieder hun 'eigen' bier brouwden. Die eigenheid was mogelijk ook een middel om klanten te binden en hooggistend bier leende zich kennelijk goed voor het toepassen van deze smaakvariaties.[[Noten TIN19-1-H6#6-58|<sup>[58]</sup>]] | + | Deze (te) grote variatie in bieren en de daarbij behorende smaakverschillen hingen natuurlijk nauw samen met de [[De brouwnijverheid tot omstreeks 1850|'''structuur van de biernijverheid in Nederland''']], waarbij vooral in Brabant en Limburg maar ook wel elders een groot aantal kleine tot zeer kleine brouwerijen bestond, die ieder hun 'eigen' bier brouwden. Die eigenheid was mogelijk ook een middel om klanten te binden en hooggistend bier leende zich kennelijk goed voor het toepassen van deze smaakvariaties.[[Noten TIN19-1-H6#6-58|<sup>[58]</sup>]] |
Wat kon het [[De traditionele brouwmethode|'''ondergistende''']] bier daar tegenover stellen? | Wat kon het [[De traditionele brouwmethode|'''ondergistende''']] bier daar tegenover stellen? | ||
Regel 20: | Regel 20: | ||
− | Het aanvankelijk veelal met de algemene benaming 'Beijersch' aangeduide ondergistende bier, telde overigens een aantal ondersoorten die hun naam meestal ontleenden aan plaatsen in Duitsland en in Bohemen en Moravië. In de jaren vijftig van de negentiende eeuw mocht kennelijk het Kitzinger bier zich in een grote populariteit verheugen. Maar al spoedig werd deze soort verdrongen door het Münchener. Dit was een donkerbruin moutbier met een vrij laag alcoholgehalte. Ook het wat sterkere Dortmunder werd aan het eind van de negentiende eeuw veel gedronken. In de jaren negentig begon het licht gekleurde en vrij sterk gehopte Pilsener bier zijn opmars. Dit bier, dat een alcoholpercentage heeft van 4,5 à 5%, werd ongeveer vijftig jaar daarvoor voor het eerst gebrouwen in de toen nog tot het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk behorende en nu Tsjechische stad Pilsen. | + | Het aanvankelijk veelal met de algemene benaming [[Beieren zet de toon|''''Beijersch' aangeduide ondergistende bier''']], telde overigens een aantal ondersoorten die hun naam meestal ontleenden aan plaatsen in Duitsland en in Bohemen en Moravië. In de jaren vijftig van de negentiende eeuw mocht kennelijk het Kitzinger bier zich in een grote populariteit verheugen. Maar al spoedig werd deze soort verdrongen door het Münchener. Dit was een donkerbruin moutbier met een vrij laag alcoholgehalte. Ook het wat sterkere Dortmunder werd aan het eind van de negentiende eeuw veel gedronken. In de jaren negentig begon het licht gekleurde en vrij sterk gehopte Pilsener bier zijn opmars. Dit bier, dat een alcoholpercentage heeft van 4,5 à 5%, werd ongeveer vijftig jaar daarvoor voor het eerst gebrouwen in de toen nog tot het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk behorende en nu Tsjechische stad Pilsen. |
+ | [[Afbeelding:TIN19_blz193.jpg|thumb|420px|left|Het personeel van de Gulpener Bierbrouwerij]] | ||
Boven- en ondergistend bier werden tot het begin van deze eeuw naast elkaar gedronken, waarbij wel het aandeel van het ondergistende bier geleidelijk groter werd. Van groot belang hierbij was dat het prijsverschil tussen boven- en ondergistend bier voortdurend terug liep. Bedroeg dit in Amsterdam in de jaren tachtig voor grootverbruikers nog ongeveer 4 cent per liter, tien jaar later was dit verschil terug gebracht tot ruim 1 cent. Deze prijsdaling van het ondergistende bier werd deels veroorzaakt door de verbeterde produktiemethoden, waarbij vooral de [[Engeland als voorloper bij de temperatuurregeling|'''koeltechniek''']] een hoofdrol speelde, deels ook door het feit dat verscheidene grote ondergistende brouwerijen, zoals bijvoorbeeld Heineken en Amstel, een goedkoper en minder zware soort ondergistend bier met een wat lager alcoholpercentage op de markt brachten, het zogeheten 'Lager bier'. Daarmee richtten deze brouwerijen zich dus vooral op de 'werkende stand' in de grote steden en men ging er ook het bovengistende bier in het zuiden mee beconcurreren.[[Noten TIN19-1-H6#6-59|<sup>[59]</sup>]] | Boven- en ondergistend bier werden tot het begin van deze eeuw naast elkaar gedronken, waarbij wel het aandeel van het ondergistende bier geleidelijk groter werd. Van groot belang hierbij was dat het prijsverschil tussen boven- en ondergistend bier voortdurend terug liep. Bedroeg dit in Amsterdam in de jaren tachtig voor grootverbruikers nog ongeveer 4 cent per liter, tien jaar later was dit verschil terug gebracht tot ruim 1 cent. Deze prijsdaling van het ondergistende bier werd deels veroorzaakt door de verbeterde produktiemethoden, waarbij vooral de [[Engeland als voorloper bij de temperatuurregeling|'''koeltechniek''']] een hoofdrol speelde, deels ook door het feit dat verscheidene grote ondergistende brouwerijen, zoals bijvoorbeeld Heineken en Amstel, een goedkoper en minder zware soort ondergistend bier met een wat lager alcoholpercentage op de markt brachten, het zogeheten 'Lager bier'. Daarmee richtten deze brouwerijen zich dus vooral op de 'werkende stand' in de grote steden en men ging er ook het bovengistende bier in het zuiden mee beconcurreren.[[Noten TIN19-1-H6#6-59|<sup>[59]</sup>]] |