Verschuiving naar indirecte overslag in het massagoed
Van Techniek in Nederland
Regel 4: | Regel 4: | ||
De na de oorlog veel gebruikte Liberty-schepen van circa 10.000 dwt (deadweight tonnage=draagvermogen) maakten steeds meer plaats voor zogenaamde [[begrippenlijst#Bulkcarrier|bulkcarriers]], die geen tussendekken hadden en waarvan de maximale capaciteit in fases werd opgevoerd tot boven de 200.000 ton. | De na de oorlog veel gebruikte Liberty-schepen van circa 10.000 dwt (deadweight tonnage=draagvermogen) maakten steeds meer plaats voor zogenaamde [[begrippenlijst#Bulkcarrier|bulkcarriers]], die geen tussendekken hadden en waarvan de maximale capaciteit in fases werd opgevoerd tot boven de 200.000 ton. | ||
+ | |||
[[afbeelding:TIN20V_blz101.jpg|thumb|700px|left|Goederenoverslag in Rotterdam van 1902 tot 1999.]] De enorme schaalvergroting van de tankers zorgde niet voor een fundamentele verandering in de overslagtechnieken: de lossing van (minerale) olie verliep – mede uit veiligheidsoverwegingen – al via de tanks, dus indirect. Echter, voor de haven als geheel betekende de snel toenemende olieaanvoer een [[begrippenlijst#Significant|significante]] verschuiving naar indirecte overslag. | [[afbeelding:TIN20V_blz101.jpg|thumb|700px|left|Goederenoverslag in Rotterdam van 1902 tot 1999.]] De enorme schaalvergroting van de tankers zorgde niet voor een fundamentele verandering in de overslagtechnieken: de lossing van (minerale) olie verliep – mede uit veiligheidsoverwegingen – al via de tanks, dus indirect. Echter, voor de haven als geheel betekende de snel toenemende olieaanvoer een [[begrippenlijst#Significant|significante]] verschuiving naar indirecte overslag. | ||
In het droge massagoed trad die verschuiving eveneens op, maar dan in de vorm van een wijziging van de bestaande praktijk. Om de bulkcarriers binnen een acceptabele tijd te kunnen lossen, kwamen de overslagbedrijven uit op een scheiding van de behandeling van het zeeschip en de belading van de binnenschepen. | In het droge massagoed trad die verschuiving eveneens op, maar dan in de vorm van een wijziging van de bestaande praktijk. Om de bulkcarriers binnen een acceptabele tijd te kunnen lossen, kwamen de overslagbedrijven uit op een scheiding van de behandeling van het zeeschip en de belading van de binnenschepen. | ||
− | De schaalvergroting van de schepen tekende zich voor wat betreft het droge massagoed het eerst en het sterkst af in de ertsvaart. De ontkoppeling in het Rotterdamse massagoed werd op gang gebracht door het ertsover- en opslagbedrijf van Müller-Hanna, dat in 1959 zijn activiteiten begon in het nieuw aangelegde gebied van de Botlek. | + | De schaalvergroting van de schepen tekende zich voor wat betreft het droge massagoed het eerst en het sterkst af in de [[De ontwikkelingen in kolen- en ertsoverslag|'''ertsvaart''']]. De ontkoppeling in het Rotterdamse massagoed werd op gang gebracht door het ertsover- en opslagbedrijf van Müller-Hanna, dat in 1959 zijn activiteiten begon in het nieuw aangelegde gebied van de Botlek. |
Het was een partij van buiten de haven die het Rotterdamse regime van directe massagoedoverslag doorbrak: de Hanna Mining Company uit Cleveland, die zich bezighield met mijnbouw, verkoop en transport van erts.[[Noten H5#5-12|<sup>[12]</sup>]] De onderneming raakte na de Tweede Wereldoorlog betrokken bij de nieuw ontwikkelde mijnbouw in Quebec-Labrador, Canada. Klimatologische omstandigheden gaven de handel in en het transport van dit erts een speciaal karakter. In de periode van november tot april was het erts zo zwaar bevroren dat transport ervan vrijwel onmogelijk was doordat het aankoekte aan de wagons.[[Noten H5#5-13|<sup>[13]</sup>]] | Het was een partij van buiten de haven die het Rotterdamse regime van directe massagoedoverslag doorbrak: de Hanna Mining Company uit Cleveland, die zich bezighield met mijnbouw, verkoop en transport van erts.[[Noten H5#5-12|<sup>[12]</sup>]] De onderneming raakte na de Tweede Wereldoorlog betrokken bij de nieuw ontwikkelde mijnbouw in Quebec-Labrador, Canada. Klimatologische omstandigheden gaven de handel in en het transport van dit erts een speciaal karakter. In de periode van november tot april was het erts zo zwaar bevroren dat transport ervan vrijwel onmogelijk was doordat het aankoekte aan de wagons.[[Noten H5#5-13|<sup>[13]</sup>]] |