Vroege autogeschiedenis (tot 1914): De gebruiksauto
Van Techniek in Nederland
Regel 12: | Regel 12: | ||
'''De cyclecar''' | '''De cyclecar''' | ||
− | Vanaf de recessie van 1907, die de toekomst van een productiepolitiek van exclusief luxueuze auto’s op losse schroeven stelde, deed de auto-industrie er alles aan om een auto te ontwikkelen die behalve voor sportieve doeleinden ook voor stadsgebruik geschikt was. Op het eerste gezicht leek de ‘cyclecar’, die kort na de recessie van 1907 op de Engelse markt verscheen en zelfs onder Nederlandse producenten navolging vond, aan de door de ANWB gepropageerde behoeften tegemoet te komen. De Econoom, gebouwd door de heren Hautekeet en Van Asselt, [[Afbeelding:cyclecar_chalmers_six.jpg|350px|thumb|right|7 HP Cyclecar Chalmers Six uit 1913]]ex-medewerkers van Spyker, was niet alleen in zijn naamgeving een teken des tijds. Er zijn er in 1913 en 1914 vijfentachtig van verkocht [[Noten H3#44|<sup>[44]</sup>]]. Een op een buizenframe uit de fietstechniek gebaseerd compromis van een betaalbare avonturenmachine stuitte echter in ons land, net als elders in Europa, op scepsis, juist vanwege zijn geringe robuustheid en betrouwbaarheid. Holdert’s Polytechnisch Weekblad wees ze bijvoorbeeld af als ‘doodkisten op wielen’ [[Noten H3#45|<sup>[45]</sup>]]. | + | Vanaf de [[Begrippenlijst#Recessie|recessie]] van 1907, die de toekomst van een productiepolitiek van exclusief luxueuze auto’s op losse schroeven stelde, deed de auto-industrie er alles aan om een auto te ontwikkelen die behalve voor sportieve doeleinden ook voor stadsgebruik geschikt was. Op het eerste gezicht leek de ‘cyclecar’, die kort na de [[Begrippenlijst#Recessie|recessie]] van 1907 op de Engelse markt verscheen en zelfs onder Nederlandse producenten navolging vond, aan de door de ANWB gepropageerde behoeften tegemoet te komen. De Econoom, gebouwd door de heren Hautekeet en Van Asselt, [[Afbeelding:cyclecar_chalmers_six.jpg|350px|thumb|right|7 HP Cyclecar Chalmers Six uit 1913]]ex-medewerkers van Spyker, was niet alleen in zijn naamgeving een teken des tijds. Er zijn er in 1913 en 1914 vijfentachtig van verkocht [[Noten H3#44|<sup>[44]</sup>]]. Een op een buizenframe uit de fietstechniek gebaseerd compromis van een betaalbare avonturenmachine stuitte echter in ons land, net als elders in Europa, op scepsis, juist vanwege zijn geringe robuustheid en betrouwbaarheid. Holdert’s Polytechnisch Weekblad wees ze bijvoorbeeld af als ‘doodkisten op wielen’ [[Noten H3#45|<sup>[45]</sup>]]. |
De ANWB voerde nog een belangrijk bezwaar aan tegen de cyclecar: die was slechts voor twee personen geschikt, en hoewel betrekkelijk goedkoop (1200 gulden) was de aanschafprijs ervan maar weinig minder dan die van de reeds beschikbare lichtere auto’s in de klasse van 10 tot 20 pk, die juist in deze periode steeds meer werden verkocht in Nederland (zie grafiek 3.1). Het was duidelijk dat de cyclecar niet de goedkope auto was waarop de ANWB zat te wachten. | De ANWB voerde nog een belangrijk bezwaar aan tegen de cyclecar: die was slechts voor twee personen geschikt, en hoewel betrekkelijk goedkoop (1200 gulden) was de aanschafprijs ervan maar weinig minder dan die van de reeds beschikbare lichtere auto’s in de klasse van 10 tot 20 pk, die juist in deze periode steeds meer werden verkocht in Nederland (zie grafiek 3.1). Het was duidelijk dat de cyclecar niet de goedkope auto was waarop de ANWB zat te wachten. | ||