De Arendploeg

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 9: Regel 9:
 
In de landbouwverslagen ontbreken de verhalen over de verspreiding van de nieuwe ploeg in de zandprovincies, wat er vrijwel zeker op wijst dat de ploeg daar geen groot succes was. Op grond van het rapport van de Staatscommissie voor de Landbouw van 1886 kwam Van der Poel tot dezelfde conclusie: op de zandgronden gebruikte men over het algemeen nog de traditionele ploegsoorten, terwijl men op de klei vrijwel overal was overgegaan op verschillende typen van de Arendploeg of andere geïmporteerde ploegen (o.a. de Hohenheimer ploeg en de ploegen van Eckert en Sack).(61)
 
In de landbouwverslagen ontbreken de verhalen over de verspreiding van de nieuwe ploeg in de zandprovincies, wat er vrijwel zeker op wijst dat de ploeg daar geen groot succes was. Op grond van het rapport van de Staatscommissie voor de Landbouw van 1886 kwam Van der Poel tot dezelfde conclusie: op de zandgronden gebruikte men over het algemeen nog de traditionele ploegsoorten, terwijl men op de klei vrijwel overal was overgegaan op verschillende typen van de Arendploeg of andere geïmporteerde ploegen (o.a. de Hohenheimer ploeg en de ploegen van Eckert en Sack).(61)
 
Het succes van de Arendploeg in de Nederlandse kleiprovincies moet aan een aantal factoren toegeschreven worden. Om te beginnen lijkt het erop dat op het terrein van de techniek van de ploeg de Nederlandse landbouw zich tot 1850 in een technologisch isolement bevond. De uitwisseling van ploegen met het buitenland vond vrijwel niet plaats, er bestond nog geen levendige handel in landbouwmachines en pas na 1850, wakker geschud door het succes van de Arendploeg, gingen de Maatschappijen van Landbouw zich voor de ploeg interesseren. Tegelijkertijd kwam na 1850 de commerciële invoer van landbouwmachines van de grond. Door het isolement tot 1850, gingen technologische ontwikkelingen in het ontwerp van de ploeg aan Nederland voorbij; de traditionele ploegen veranderden in de jaren voor 1850 slechts uiterst langzaam.
 
Het succes van de Arendploeg in de Nederlandse kleiprovincies moet aan een aantal factoren toegeschreven worden. Om te beginnen lijkt het erop dat op het terrein van de techniek van de ploeg de Nederlandse landbouw zich tot 1850 in een technologisch isolement bevond. De uitwisseling van ploegen met het buitenland vond vrijwel niet plaats, er bestond nog geen levendige handel in landbouwmachines en pas na 1850, wakker geschud door het succes van de Arendploeg, gingen de Maatschappijen van Landbouw zich voor de ploeg interesseren. Tegelijkertijd kwam na 1850 de commerciële invoer van landbouwmachines van de grond. Door het isolement tot 1850, gingen technologische ontwikkelingen in het ontwerp van de ploeg aan Nederland voorbij; de traditionele ploegen veranderden in de jaren voor 1850 slechts uiterst langzaam.
Dit isolement werd in 1850 plotseling doorbroken door het initiatief van Borgman. Na het succes van de Arendploeg ging de aandacht zich ook richten op ploegen die in de omringende landen _ vooral Duitsland en Engeland _ door gespecialiseerde landbouwwerktuigenfabrieken werden voortgebracht. Hierdoor ontstond een vrijwel voortdurende aanvoer van nieuwe, verbeterde en voor bepaalde grondsoorten aangepaste ploegsoorten.
+
Dit isolement werd in 1850 plotseling doorbroken door het initiatief van Borgman. Na het succes van de Arendploeg ging de aandacht zich ook richten op ploegen die in de omringende landen _ vooral Duitsland en Engeland _ door gespecialiseerde landbouwwerktuigenfabrieken werden voortgebracht. Hierdoor ontstond een vrijwel voortdurende aanvoer van nieuwe, verbeterde en voor bepaalde grondsoorten aangepaste ploegsoorten.[[Afbeelding:Arendploeg_gewijzigd_door_Groendijk_1870.JPEG|thumb|right|200px|Gewijzigde arendploeg, vervaardigd door een Nederlandse smid, 1874.
 +
]]
 
Het succes van de Arendploeg laat zich uit een vergelijking met de traditionele ploegen die op de kleigronden gebruikt werden, eenvoudig verklaren. De Arendploeg was vermoedelijk niet duurder, misschien zelfs goedkoper dan de traditionele radploeg. De besparing aan trekkracht was aanzienlijk, en werd op grond van het al genoemde experiment van Van Hall op éénderde geschat. De Arendploeg was dus niet in de eerste plaats een arbeidsbesparende innovatie, maar spaarde vooral kostbaar paardewerk, dus kapitaal uit. Op de zware kleigronden moesten de boeren een flink aantal paarden aanhouden om het ploegwerk te kunnen doen. Bovendien werd er op de klei zeer vaak geploegd; tijdens het braakjaar, dat vaak nog in de vruchtwisseling werd opgenomen, werd soms wel vijf tot zeven keer geploegd en geëgd om de grond te luchten en van onkruid te bevrijden.(62)
 
Het succes van de Arendploeg laat zich uit een vergelijking met de traditionele ploegen die op de kleigronden gebruikt werden, eenvoudig verklaren. De Arendploeg was vermoedelijk niet duurder, misschien zelfs goedkoper dan de traditionele radploeg. De besparing aan trekkracht was aanzienlijk, en werd op grond van het al genoemde experiment van Van Hall op éénderde geschat. De Arendploeg was dus niet in de eerste plaats een arbeidsbesparende innovatie, maar spaarde vooral kostbaar paardewerk, dus kapitaal uit. Op de zware kleigronden moesten de boeren een flink aantal paarden aanhouden om het ploegwerk te kunnen doen. Bovendien werd er op de klei zeer vaak geploegd; tijdens het braakjaar, dat vaak nog in de vruchtwisseling werd opgenomen, werd soms wel vijf tot zeven keer geploegd en geëgd om de grond te luchten en van onkruid te bevrijden.(62)
 
Op de lichte zandgronden was het ploegen daarentegen veel minder een knelpunt in het produktieproces. Er werd over het algemeen minder geploegd met een veel lichtere, door één paard getrokken ploeg, die aanzienlijk goedkoper was dan de Arendploeg. In de Meierij kostte een ploeg in 1868  14 tot  16.(63)
 
Op de lichte zandgronden was het ploegen daarentegen veel minder een knelpunt in het produktieproces. Er werd over het algemeen minder geploegd met een veel lichtere, door één paard getrokken ploeg, die aanzienlijk goedkoper was dan de Arendploeg. In de Meierij kostte een ploeg in 1868  14 tot  16.(63)
 
Een Arendploeg van minstens  40 was dus een flinke investering, zeker voor de meeste boeren op de zandgronden die nu eenmaal een chronisch gebrek aan bedrijfskapitaal hadden. Een boer op de klei kon misschien dankzij de Arendploeg één of twee paarden van zijn totale stapel van vier tot acht afschaffen. Een boer op de zandgronden bezat echter meestal slechts één paard. Om al deze redenen was de Arendploeg voor de boeren op de zandgronden over het algemeen geen aantrekkelijke investering.  
 
Een Arendploeg van minstens  40 was dus een flinke investering, zeker voor de meeste boeren op de zandgronden die nu eenmaal een chronisch gebrek aan bedrijfskapitaal hadden. Een boer op de klei kon misschien dankzij de Arendploeg één of twee paarden van zijn totale stapel van vier tot acht afschaffen. Een boer op de zandgronden bezat echter meestal slechts één paard. Om al deze redenen was de Arendploeg voor de boeren op de zandgronden over het algemeen geen aantrekkelijke investering.  
 
Het kwantitatieve belang van de Arendploeg (en van andere nieuwe ploegen) laat zich overigens niet zo eenvoudig meten. Aanwijzingen dat het aantal paarden in de landbouw verminderde tengevolge van deze vernieuwingen zijn er niet. Het voordeel moet veeleer gezocht worden in beter geploegde akkers en een betere conditie van de paarden.
 
Het kwantitatieve belang van de Arendploeg (en van andere nieuwe ploegen) laat zich overigens niet zo eenvoudig meten. Aanwijzingen dat het aantal paarden in de landbouw verminderde tengevolge van deze vernieuwingen zijn er niet. Het voordeel moet veeleer gezocht worden in beter geploegde akkers en een betere conditie van de paarden.

Versie op 20 jul 2007 13:35