Botervervalsing
Van Techniek in Nederland
Regel 6: | Regel 6: | ||
De botermengfabrieken schijnen in bloei toe te nemen. Bij de beide met stoomkracht werkende mengerijen te Oss, is er een derde te Grave opgericht. Het is bekend dat men hier Noordbrabant¬sche boter uit de Meijerij en uit Peelland verkneedt en met uit Duitschland aangevoerde boter vermengt, om die dan, als Hollandsche boter, over Dordrecht en Rotterdam naar Londen te verzenden. De echte Hollandsche boter, evenwel, gaat zoodanig verwerkt naar Engeland, dat het nog zeer twijfelachtig is, welke van beide het meest den lageren prijs verdient waarop de Hollandsche, in vergelijking van de Friesche, aan de Londensche markt staat aangeschreven. De in 1874 zoozeer toegenomen invoer van boter over de Pruissische grenzen, voorziet voorzeker die Noord¬brabantsche fabrieken. | De botermengfabrieken schijnen in bloei toe te nemen. Bij de beide met stoomkracht werkende mengerijen te Oss, is er een derde te Grave opgericht. Het is bekend dat men hier Noordbrabant¬sche boter uit de Meijerij en uit Peelland verkneedt en met uit Duitschland aangevoerde boter vermengt, om die dan, als Hollandsche boter, over Dordrecht en Rotterdam naar Londen te verzenden. De echte Hollandsche boter, evenwel, gaat zoodanig verwerkt naar Engeland, dat het nog zeer twijfelachtig is, welke van beide het meest den lageren prijs verdient waarop de Hollandsche, in vergelijking van de Friesche, aan de Londensche markt staat aangeschreven. De in 1874 zoozeer toegenomen invoer van boter over de Pruissische grenzen, voorziet voorzeker die Noord¬brabantsche fabrieken. | ||
− | + | [[Afbeelding:Boterkneder_op_boerderij_1882.JPEG|thumb|240px|left|Boterkneder uit 1882]] | |
In deze mengfabrieken werden niet alleen verschillende botersoorten dooreen gekneed. Juist in Oss waren Anton Jurgens en Simon van den Bergh sinds 1872 en 1873 begonnen met de fabricage van margarine-boter, een mengsel van boter en dierlijke en plantaardige vetten. In de jaren '80 kreeg Nederland op de Engelse botermarkt de reputatie van het kunstboterland bij uitstek te zijn. Het werd zelfs zo erg, dat een boterhande¬laar uit Holland, die zijn zuivere, goede boter via Rotterdam uitvoerde naar Londen, van zijn vaste Londense groothandel het dringende advies kreeg om elke verwijzing naar Rotterdam op de vaten achterwege te laten. Die naam werd door de Engelse detailhandel zozeer geassocieerd met versneden boter en kunstboter, dat er ongeacht de werkelijke kwaliteit geen goede prijs voor te maken viel. In een boekje, Über die Kunstbutterfrage uit omstreeks 1886 schreef de Duitse chemicus dr. Rudolf Wollny: <Der Verpackungsraum einer grossen holländi¬schen Kunstbutterfabrik gleicht einem Museum für Naturbut¬terver¬packung der Hauptproduktionsländer Europas und gibt gleichzeitig einem Massstab für den Grad der Beliebtheit der einzelnen Sorten bei den Consumenten.> Hij zag daar Deense vaten met bekende merken, Sleeswijk-Holsteinse, Ierse, Normandische vaten, Engelse kisten met etiketten <und natürlich fehlen auch die beliebtes¬ten holländischen Marken in ihren charak¬teristischen Fässchen nicht.> Zo werd kunstboter, weliswaar met een eerlijke factuur waarop de hoedanigheid van het artikel stond, verscheept naar de grote Engelse steden. De groothan¬del aldaar verkocht de vaten eventueel tegen een prijs die lager was dan de echte boter¬prijs, maar de detail¬list zag in de lagere prijs een extra winstmar¬ge en prijsde de inhoud van het vat volgens zijn uiterlijk: echte boter uit Holland of Friesland. | In deze mengfabrieken werden niet alleen verschillende botersoorten dooreen gekneed. Juist in Oss waren Anton Jurgens en Simon van den Bergh sinds 1872 en 1873 begonnen met de fabricage van margarine-boter, een mengsel van boter en dierlijke en plantaardige vetten. In de jaren '80 kreeg Nederland op de Engelse botermarkt de reputatie van het kunstboterland bij uitstek te zijn. Het werd zelfs zo erg, dat een boterhande¬laar uit Holland, die zijn zuivere, goede boter via Rotterdam uitvoerde naar Londen, van zijn vaste Londense groothandel het dringende advies kreeg om elke verwijzing naar Rotterdam op de vaten achterwege te laten. Die naam werd door de Engelse detailhandel zozeer geassocieerd met versneden boter en kunstboter, dat er ongeacht de werkelijke kwaliteit geen goede prijs voor te maken viel. In een boekje, Über die Kunstbutterfrage uit omstreeks 1886 schreef de Duitse chemicus dr. Rudolf Wollny: <Der Verpackungsraum einer grossen holländi¬schen Kunstbutterfabrik gleicht einem Museum für Naturbut¬terver¬packung der Hauptproduktionsländer Europas und gibt gleichzeitig einem Massstab für den Grad der Beliebtheit der einzelnen Sorten bei den Consumenten.> Hij zag daar Deense vaten met bekende merken, Sleeswijk-Holsteinse, Ierse, Normandische vaten, Engelse kisten met etiketten <und natürlich fehlen auch die beliebtes¬ten holländischen Marken in ihren charak¬teristischen Fässchen nicht.> Zo werd kunstboter, weliswaar met een eerlijke factuur waarop de hoedanigheid van het artikel stond, verscheept naar de grote Engelse steden. De groothan¬del aldaar verkocht de vaten eventueel tegen een prijs die lager was dan de echte boter¬prijs, maar de detail¬list zag in de lagere prijs een extra winstmar¬ge en prijsde de inhoud van het vat volgens zijn uiterlijk: echte boter uit Holland of Friesland. | ||
Deze knoeierijen zijn door hun omvang en door hun bedreiging voor de Neder¬landse boterexport aan het einde van de jaren '80 aanleiding geweest voor diepgaande parlementaire discussies en een voor die tijd vérgaande wetgeving waarbij de regering kwaliteitscriteria vastlegde die het particuliere bedrijf deels beschermden en deels beperkingen oplegden. In die discussie werd gewezen op het feit dat <kunstboter> geen werkelijke concurrent was voor natuurboter. | Deze knoeierijen zijn door hun omvang en door hun bedreiging voor de Neder¬landse boterexport aan het einde van de jaren '80 aanleiding geweest voor diepgaande parlementaire discussies en een voor die tijd vérgaande wetgeving waarbij de regering kwaliteitscriteria vastlegde die het particuliere bedrijf deels beschermden en deels beperkingen oplegden. In die discussie werd gewezen op het feit dat <kunstboter> geen werkelijke concurrent was voor natuurboter. |