Zuivel in Zuid Nederland

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
 
Regel 1: Regel 1:
 
De landbouw in Brabant en Noord-Limburg verschilde hemelsbreed van die in Frie¬sland. Op de schrale, hooggelegen zandgronden overheerste het gemengd bedrijf met een zeer kleine bedrijfs¬omvang. In 1893 waren er volgens het Landbouwverslag in heel Nederland 29.913 boeren met zes of meer koeien. Daarvan woonden er 1454, nog geen 5%, in Noord-Brabant en Limburg samen. Van oudsher was hier wegens de bodemgesteldheid te weinig land voor de veehouderij beschik¬baar geweest in verhouding tot het voor akkerbouw bruikbare land. Deze ongunstige verhou¬ding maakte dat de boeren moesten woekeren met de mest die zij van hun beperkte veestapel kregen. Om vooral geen mest verloren te laten gaan was al voor 1800 in Brabant het zogenaamde Vlaamse bouwstel¬sel in zwang gekomen. Daarbij stond het vee nagenoeg het hele jaar op stal en zette voedergewassen om in mest. Het melken vond in deze veelal kleine en bedompte ruimten plaats. Reeds hiervoor zagen wij dat dergelijke omstandigheden geen goed uitgangspunt konden zijn voor een optimale zuivelbereiding. Bovendien waren de weilanden te schraal en ontbrak het de meeste boeren aan geld om aanvul¬lend veevoer van goede kwaliteit te kopen.  Boter was in deze bedrijven een bijprodukt, de melk werd merendeels aan de kalveren gevoederd, kaas werd nauwelijks gemaakt.
 
De landbouw in Brabant en Noord-Limburg verschilde hemelsbreed van die in Frie¬sland. Op de schrale, hooggelegen zandgronden overheerste het gemengd bedrijf met een zeer kleine bedrijfs¬omvang. In 1893 waren er volgens het Landbouwverslag in heel Nederland 29.913 boeren met zes of meer koeien. Daarvan woonden er 1454, nog geen 5%, in Noord-Brabant en Limburg samen. Van oudsher was hier wegens de bodemgesteldheid te weinig land voor de veehouderij beschik¬baar geweest in verhouding tot het voor akkerbouw bruikbare land. Deze ongunstige verhou¬ding maakte dat de boeren moesten woekeren met de mest die zij van hun beperkte veestapel kregen. Om vooral geen mest verloren te laten gaan was al voor 1800 in Brabant het zogenaamde Vlaamse bouwstel¬sel in zwang gekomen. Daarbij stond het vee nagenoeg het hele jaar op stal en zette voedergewassen om in mest. Het melken vond in deze veelal kleine en bedompte ruimten plaats. Reeds hiervoor zagen wij dat dergelijke omstandigheden geen goed uitgangspunt konden zijn voor een optimale zuivelbereiding. Bovendien waren de weilanden te schraal en ontbrak het de meeste boeren aan geld om aanvul¬lend veevoer van goede kwaliteit te kopen.  Boter was in deze bedrijven een bijprodukt, de melk werd merendeels aan de kalveren gevoederd, kaas werd nauwelijks gemaakt.
  
De huisgezinnen, die zich in het bezit van zoo'n paar koeien mogen verheu¬gen, behooren tot de eenvoudigste klasse van menschen. Gewoonlijk bewonen zij een huisje, dat uit één vertrek bestaat, hetwelk dus dient tot woon-, eet- en slaapkamer en keuken. De kippen hebben er vrijen toegang en ook het varken komt er nu en dan eene visite maken en ontziet zich niet, den snuit eens in den pappot der familie te steken. In dat vertrek wordt ook de melk bewaard, waarvan boter gemaakt zal worden. Het gereedschap waarin ze bewaard wordt, bestaat uit een paar potten, een oud vaatje, of zoo iets, dat men bij de hand heeft. Men karnt, als er eens tijd voor is, want de man werkt den ganschen dag buitenshuis en de vrouw, die zeer veel en verschillend werk moet verrichten, kan slechts zelden tijd vinden voor het karnen. (...) Herinneren wij ons nu, wat wij gezegd hebben van de eigenschappen der melk en van haar vat¬baar¬heid voor bederf, dan hoeft het ons niet te verwon¬deren, dat de boter, op deze wijze bereid, slecht van hoedanigheid is en weinig waarde heeft.>  
+
De huisgezinnen, die zich in het bezit van zoo'n paar koeien mogen verheu¬gen, behooren tot de eenvoudigste klasse van menschen. Gewoonlijk bewonen zij een huisje, dat uit één vertrek bestaat, hetwelk dus dient tot woon-, eet- en slaapkamer en keuken. De kippen hebben er vrijen toegang en ook het varken komt er nu en dan eene visite maken en ontziet zich niet, den snuit eens in den pappot der familie te steken. In dat vertrek wordt ook de melk bewaard, waarvan boter gemaakt zal worden. Het gereedschap waarin ze bewaard wordt, bestaat uit een paar potten, een oud vaatje, of zoo iets, dat men bij de hand heeft. Men karnt, als er eens tijd voor is, want de man werkt den ganschen dag buitenshuis en de vrouw, die zeer veel en verschillend werk moet verrichten, kan slechts zelden tijd vinden voor het karnen. (...) Herinneren wij ons nu, wat wij gezegd hebben van de eigenschappen der melk en van haar vatbaarheid voor bederf, dan hoeft het ons niet te verwonderen, dat de boter, op deze wijze bereid, slecht van hoedanigheid is en weinig waarde heeft.>  
  
Niet alleen was de landbouw en met name de veeteelt anders dan in Friesland, ook de boterhandel had een heel ander karakter. Men werkte niet voor de export, maar voor kleine, plaatselijke markten. Sterker dan in Friesland speelde hier het winkelierskre¬diet. De minimale bedrijfsomvang bracht een gebrek aan baar geld met zich mee, wat werd ondervan¬gen door ruilhandel. De Tungelroyse onderwijzer J.J.C. Ament en oprichter van de eerste boterfabriek in zuidnederland beschreef de praktijk in die jaren.
+
Niet alleen was de landbouw en met name de veeteelt anders dan in Friesland, ook de boterhandel had een heel ander karakter. Men werkte niet voor de export, maar voor kleine, plaatselijke markten. Sterker dan in Friesland speelde hier het winkelierskrediet. De minimale bedrijfsomvang bracht een gebrek aan baar geld met zich mee, wat werd ondervan¬gen door ruilhandel. De Tungelroyse onderwijzer J.J.C. Ament en oprichter van de eerste boterfabriek in zuidnederland beschreef de praktijk in die jaren.
  
  
In den regel werd door iederen veehouder de ge¬maakte boter wekelijks naar den winkelier gebracht, alwaar ze dienst deed als ruilmiddel tegen kruide¬nierswa¬ren en andere huishoudelijke artikelen. Er was geen sprake van betaling of berekening naar kwaliteit. De winkelier achtte het zijn plicht den boer te ontlasten van zijn produkt; tenminste als deze het schappe¬lijk maakte met zijn inkoopen. De winkelier deed de aange¬brachte boter in den regel ook wekelijks over aan een koopman en verloor niet zelden aanmerkelijk èn door het z.g. <zweeten> der slecht bewerkte boter èn door de lage prijzen die hij bedong. Was de koopman of opkooper op de hoogte van zijn zaak, dan ging 't mengelmoes van boterklot¬ten en klotjes in een groote kuip water; ze werd daarin met de handen door elkaar gewerkt, zooals 't heette om de karnemelk te verwijderen, om ze verder met messen te <kammen> en daardoor te ontdoen van het grove vuil en einde¬lijk om ze te kleuren met aftreksel van saffraan, roode wortels, enz. Waarna men ten slotte een homogeen artikel kreeg, dat door het zuive¬ringsproces zeker aan gewicht verloren had, doch dit werd ruimschoots vergoed door de belangrij¬ke hoeveelheid water die door de boter geadsor¬beerd was. Het spreekt vanzelf dat dergelijke boter geen prima waar was, doch zij ging van de hand.>  
+
In den regel werd door iederen veehouder de gemaakte boter wekelijks naar den winkelier gebracht, alwaar ze dienst deed als ruilmiddel tegen kruidenierswaren en andere huishoudelijke artikelen. Er was geen sprake van betaling of berekening naar kwaliteit. De winkelier achtte het zijn plicht den boer te ontlasten van zijn produkt; tenminste als deze het schappe¬lijk maakte met zijn inkoopen. De winkelier deed de aangebrachte boter in den regel ook wekelijks over aan een koopman en verloor niet zelden aanmerkelijk èn door het z.g. <zweeten> der slecht bewerkte boter èn door de lage prijzen die hij bedong. Was de koopman of opkooper op de hoogte van zijn zaak, dan ging 't mengelmoes van boterklot¬ten en klotjes in een groote kuip water; ze werd daarin met de handen door elkaar gewerkt, zooals 't heette om de karnemelk te verwijderen, om ze verder met messen te <kammen> en daardoor te ontdoen van het grove vuil en einde¬lijk om ze te kleuren met aftreksel van saffraan, roode wortels, enz. Waarna men ten slotte een homogeen artikel kreeg, dat door het zuive¬ringsproces zeker aan gewicht verloren had, doch dit werd ruimschoots vergoed door de belangrij¬ke hoeveelheid water die door de boter geadsor¬beerd was. Het spreekt vanzelf dat dergelijke boter geen prima waar was, doch zij ging van de hand.>  
  
 
Kort voor 1890 constateerde een staatscommissie meer dan eens dat deze ruilhandel allesbehalve een stimulans was voor de boeren om de kwaliteit van hun boter te verbete¬ren. De prijs die de winkeliers ervoor gaven, werd be¬nvloed door andere factoren.
 
Kort voor 1890 constateerde een staatscommissie meer dan eens dat deze ruilhandel allesbehalve een stimulans was voor de boeren om de kwaliteit van hun boter te verbete¬ren. De prijs die de winkeliers ervoor gaven, werd be¬nvloed door andere factoren.

Versie op 23 jul 2007 12:12