De accijnskwestie

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 5: Regel 5:
 
voor vrijheid en Beijersch bier.
 
voor vrijheid en Beijersch bier.
  
Ongeveer vanaf het midden van de jaren veertig probeerden brouwers dan ook om in ons land eveneens <naar de Beijersche wijze bewerkt bier> te brouwen. Er moeten <Beijersche brouwerijen> in Groningen, Arnhem en enkele plaatsen in Noord-Brabant zijn geweest, maar echt goed lukken wilde het niet.(27)Behalve enige ervaring met deze werkwijze, was immers de temperatuur van belang. Die moest op één of andere manier voldoende laag worden gehouden voor ondergisting, hetzij met ijs of sneeuw, hetzij door lage buitentemperaturen. Een bijna onoverkomelijke hinderpaal voor een goed en betaalbaar produkt was echter de wijze waarop in Nederland belasting op het bier werd geheven.
+
Ongeveer vanaf het midden van de jaren veertig probeerden brouwers dan ook om in ons land eveneens <naar de Beijersche wijze bewerkt bier> te brouwen. Er moeten <Beijersche brouwerijen> in Groningen, Arnhem en enkele plaatsen in Noord-Brabant zijn geweest, maar echt goed lukken wilde het niet.(27)Behalve enige ervaring met deze werkwijze, was immers de temperatuur van belang. Die moest op één of andere manier voldoende laag worden gehouden voor ondergisting, hetzij met ijs of sneeuw, hetzij door lage buitentemperaturen. Een bijna onoverkomelijke hinderpaal voor een goed en betaalbaar produkt was echter de wijze waarop in Nederland belasting op het bier werd geheven.[[Afbeelding:TIN19_blz188.jpg|thumb|300px|right|Een geuniformeerde belastingambtenaar bepaalt met de saccharometer het stamwortgehalte]]
 
Sinds 1816 werd de bieraccijns niet geheven op de door de brouwer geproduceerde hoeveelheid bier, maar op de inhoud van de werkkuip. Vooral op aandringen van de brouwers uit de zuidelijke (later Belgische) provincies handhaafde men dit principe bij een herziening van het belastingstelsel zes jaar later.(28)  
 
Sinds 1816 werd de bieraccijns niet geheven op de door de brouwer geproduceerde hoeveelheid bier, maar op de inhoud van de werkkuip. Vooral op aandringen van de brouwers uit de zuidelijke (later Belgische) provincies handhaafde men dit principe bij een herziening van het belastingstelsel zes jaar later.(28)  
 
Hier en in Brabant en Limburg werd veel licht bier voor de dagelijkse consumptie gebrouwen. De belastingheffing op de inhoud van de werkkuip was voor deze brouwers voordelig. In de kuip werd dan namelijk zoveel mogelijk moutmeel gedaan, waarna er wel zes of zeven brouwsels van werden getrokken. De kwaliteit van de laatste brouwsels was meestal zeer matig. Vooral in enkele grotere brouwerijen in het westen van het land werd met één of op zijn hoogst twee à drie brouwsels per brouwkuipvulling zwaarder bier gebrouwen, dat bijvoorbeeld in kwaliteit kon concurreren met het uit Duitsland en Engeland ingevoerde bier en dat ook geschikt was voor export naar de koloniën. Voor deze brouwers was de accijnsheffing per brouwkuip in elk geval nadeliger dan voor hun zuidelijke collega's.
 
Hier en in Brabant en Limburg werd veel licht bier voor de dagelijkse consumptie gebrouwen. De belastingheffing op de inhoud van de werkkuip was voor deze brouwers voordelig. In de kuip werd dan namelijk zoveel mogelijk moutmeel gedaan, waarna er wel zes of zeven brouwsels van werden getrokken. De kwaliteit van de laatste brouwsels was meestal zeer matig. Vooral in enkele grotere brouwerijen in het westen van het land werd met één of op zijn hoogst twee à drie brouwsels per brouwkuipvulling zwaarder bier gebrouwen, dat bijvoorbeeld in kwaliteit kon concurreren met het uit Duitsland en Engeland ingevoerde bier en dat ook geschikt was voor export naar de koloniën. Voor deze brouwers was de accijnsheffing per brouwkuip in elk geval nadeliger dan voor hun zuidelijke collega's.
Regel 14: Regel 14:
 
Naar aanleiding van plannen om een <Beijersche Stoombierbrouwerij> op te richten, kwam Perk in 1858 op de zaak terug. Wanneer de wet van 1822 werd gewijzigd, zouden de Nederlandse brouwers uitstekend in staat zijn met Engeland en Beieren te concurreren, stelde hij in een uitvoerige prospectus. Hij, Perk, had vanaf 1845 Beiers en later ook Engels bier gemaakt. De wet had hem echter steeds belet <daaraan de eigenaardige smaak te geven die er aan behoort, doordien zij verbiedt in mijn brouwerij de werkzaamheden te leiden zoo als dat elders plaats heeft.> (32)  
 
Naar aanleiding van plannen om een <Beijersche Stoombierbrouwerij> op te richten, kwam Perk in 1858 op de zaak terug. Wanneer de wet van 1822 werd gewijzigd, zouden de Nederlandse brouwers uitstekend in staat zijn met Engeland en Beieren te concurreren, stelde hij in een uitvoerige prospectus. Hij, Perk, had vanaf 1845 Beiers en later ook Engels bier gemaakt. De wet had hem echter steeds belet <daaraan de eigenaardige smaak te geven die er aan behoort, doordien zij verbiedt in mijn brouwerij de werkzaamheden te leiden zoo als dat elders plaats heeft.> (32)  
 
Perk en medestanders kwamen met hun verzoeken om versoepeling van de accijnswet precies in een periode dat algehele accijnsafschaffing op eerste levensbehoeften door de regering ter discussie werd gesteld. In 1856 was de accijns op het gemaal al verdwenen, die op vlees en steenkolen werd ook overwogen. Verder kwamen parlement en de opeenvolgende ministers van Financiën tot de overtuiging dat de accijnswetten zoals die in 1816 en de jaren twintig waren opgesteld, achterhaald waren. Het was dus ook zeker niet de bedoeling om brouwers te hinderen in de <vooruitgang hunner nijverheid>, verzekerde de regering. De verzoeken die een aantal brouwers in 1855 indienden, hadden betrekking op <eene nieuwe wijze van brouwen, welke in andere staten was ingevoerd en welke men meende dat ook hier te lande met voordeel, zoowel van brouwer als verbruiker, zoude kunnen worden toegepast.> (33)   
 
Perk en medestanders kwamen met hun verzoeken om versoepeling van de accijnswet precies in een periode dat algehele accijnsafschaffing op eerste levensbehoeften door de regering ter discussie werd gesteld. In 1856 was de accijns op het gemaal al verdwenen, die op vlees en steenkolen werd ook overwogen. Verder kwamen parlement en de opeenvolgende ministers van Financiën tot de overtuiging dat de accijnswetten zoals die in 1816 en de jaren twintig waren opgesteld, achterhaald waren. Het was dus ook zeker niet de bedoeling om brouwers te hinderen in de <vooruitgang hunner nijverheid>, verzekerde de regering. De verzoeken die een aantal brouwers in 1855 indienden, hadden betrekking op <eene nieuwe wijze van brouwen, welke in andere staten was ingevoerd en welke men meende dat ook hier te lande met voordeel, zoowel van brouwer als verbruiker, zoude kunnen worden toegepast.> (33)   
Het verbruikers-belang was een hoogst belangrijk argument, want goed en goedkoop bier zou wellicht betekenen dat bier de zo gehate jenever met succes zou verdringen. Helaas kwam het wetsontwerp niet door de Kamer, omdat het gecombineerd was met de accijns op azijn. Amendementen op dat stuk van het ontwerp maakten dat de Minister het voorstel als geheel terugtrok.(34)Daarna bleef het tien jaar stil aan brouwerszijde. In die tussentijd kwam het Ministerie van Financiën waarschijnlijk wel tegemoet aan verzoeken van individuele brouwers die om (tijdelijke) ontheffingen vroegen. Dankzij zulke <administratieve voorschriften, tot welker uitvaardiging de Regering waarschijnlijk geene bevoegdheid bezat>, kon er toch Beiers bier gebrouwen worden, maar de brouwer moest er in alle geval meer accijns voor afdragen dan voor gewoon bier.(35)In 1867 kwam er een nieuw voorstel tot herziening van de bieraccijns in het parlement. De Commissie van Rapporteurs merkte in haar verslag enigszins gepikeerd op, dat de regering zich nu wel erg had laten leiden door een ongeduldige groep ondernemers. Immers, het probleem was al jaren geleden onderkend, maar
+
Het verbruikers-belang was een hoogst belangrijk argument, want goed en goedkoop bier zou wellicht betekenen dat bier de zo gehate jenever met succes zou verdringen. Helaas kwam het wetsontwerp niet door de Kamer, omdat het gecombineerd was met de accijns op azijn. Amendementen op dat stuk van het ontwerp maakten dat de Minister het voorstel als geheel terugtrok.(34)Daarna bleef het tien jaar stil aan brouwerszijde. In die tussentijd kwam het Ministerie van Financiën waarschijnlijk wel tegemoet aan verzoeken van individuele brouwers die om (tijdelijke) ontheffingen vroegen. Dankzij zulke <administratieve voorschriften, tot welker uitvaardiging de Regering waarschijnlijk geene bevoegdheid bezat>, kon er toch Beiers bier gebrouwen worden, maar de brouwer moest er in alle geval meer accijns voor afdragen dan voor gewoon bier.(35)In 1867 kwam er een nieuw voorstel tot herziening van de bieraccijns in het parlement. De Commissie van Rapporteurs merkte in haar verslag enigszins gepikeerd op, dat de regering zich nu wel erg had laten leiden door een ongeduldige groep ondernemers. Immers, het probleem was al jaren geleden onderkend, maar[[Afbeelding:Heineken_reclameaffiche_1873.jpg|thumb|left|330px|Heineken reclame-affiche]]
  
 
...eerst thans, nu zich in de hoofdstad des Rijks eene magtige vennootschap gevormd heeft, die de Beijersche manier van brouwen op groote schaal wenscht toe te passen, doet de Regeering het voorstel om de wetgeving ten aanzien van bieraccijns aanzienlijk te verbeteren. Daarbij mag niet worden uit het oog verloren, dat de Nederlandsche Beijersch-bierbrouwerij sedert twee jaren in aanbouw was en [dat] de bestuurders der vennootschap, die wisten dat de fabriek niet kon worden in werking gebragt wanneer de wet van den 5den Augustus 1822 niet was gewijzigd, het oogenblik der voltooijing rustig hebben afgewacht, alvorens het verzoek tot wijziging dier wet aan de Regering te doen.(36)  
 
...eerst thans, nu zich in de hoofdstad des Rijks eene magtige vennootschap gevormd heeft, die de Beijersche manier van brouwen op groote schaal wenscht toe te passen, doet de Regeering het voorstel om de wetgeving ten aanzien van bieraccijns aanzienlijk te verbeteren. Daarbij mag niet worden uit het oog verloren, dat de Nederlandsche Beijersch-bierbrouwerij sedert twee jaren in aanbouw was en [dat] de bestuurders der vennootschap, die wisten dat de fabriek niet kon worden in werking gebragt wanneer de wet van den 5den Augustus 1822 niet was gewijzigd, het oogenblik der voltooijing rustig hebben afgewacht, alvorens het verzoek tot wijziging dier wet aan de Regering te doen.(36)  

Versie op 31 jul 2007 13:45