Controle op de melkkwaliteit
Van Techniek in Nederland
Regel 1: | Regel 1: | ||
− | Controle op de kwaliteit van melk is een oud fenomeen. Melk is een bederfelijk product dat op vele plaatsen in de melkweg kan worden verontreinigd, besmet, vervalst - dat wil zeggen verdund met water - en wat al niet meer. Het eenvoudigst te controleren was het vetgehalte. De ‘melkweger’ of lactodensimeter die in de negentiende eeuw in gebruik was bij zuivelfabrieken en melkinrichtingen, gaf direct het soortelijk gewicht aan, zodat verdunning met water en ontroming meteen te herkennen waren. Zuivelfabrieken betaalden boeren naar het vastgestelde vetgehalte van de melk, hiervoor was geen laboratorium nodig. Bij de chemische en microbiologische bepalingen lag dat anders. Bacteriologische melkcontrole was een taak van stedelijke gezondheidscommissies en later van de keuringsdiensten. | + | Controle op de kwaliteit van melk is een oud fenomeen. Melk is een bederfelijk product dat op vele plaatsen in de melkweg kan worden verontreinigd, besmet, vervalst - dat wil zeggen verdund met water - en wat al niet meer. Het eenvoudigst te controleren was het vetgehalte. De ‘melkweger’ of lactodensimeter die in de negentiende eeuw in gebruik was bij zuivelfabrieken en melkinrichtingen, gaf direct het soortelijk gewicht aan, zodat verdunning met water en ontroming meteen te herkennen waren. Zuivelfabrieken betaalden boeren naar het vastgestelde vetgehalte van de melk, hiervoor was geen laboratorium nodig. Bij de chemische en microbiologische bepalingen lag dat anders. Bacteriologische melkcontrole was een taak van stedelijke gezondheidscommissies en later van de keuringsdiensten. [[Afbeelding:05_G357_V_6_7.JPG|thumb|right|460px|Een laborant is in een zuivelfabriek bezig met onderzoek naar het vetgehalte van de melk (circa 1940).]] |
De particuliere melkfabrikanten wilden de kwaliteitscontrole echter in eigen hand houden, hetgeen in 1914 leidde tot de oprichting van de Nederlandsche Vereeniging voor Melkcontrole (NVM). De NVM stelde zich tot doel de introductie van nieuwe onderzoeksmethoden en de standaardisering van de controles te bevorderen. Dat dit niet van de ene op de andere dag te realiseren was, blijkt wel uit het feit dat vóór 1918 aan veel melkinrichtingen nog geen laboratorium was verbonden.(25)Pas in de jaren twintig en dertig werden zuivelfabrieken geleidelijk voorzien van ruime, betegelde lokalen waar laboranten met het diploma van de Nederlandse Chemische Vereniging proeven uitvoerden.(26) | De particuliere melkfabrikanten wilden de kwaliteitscontrole echter in eigen hand houden, hetgeen in 1914 leidde tot de oprichting van de Nederlandsche Vereeniging voor Melkcontrole (NVM). De NVM stelde zich tot doel de introductie van nieuwe onderzoeksmethoden en de standaardisering van de controles te bevorderen. Dat dit niet van de ene op de andere dag te realiseren was, blijkt wel uit het feit dat vóór 1918 aan veel melkinrichtingen nog geen laboratorium was verbonden.(25)Pas in de jaren twintig en dertig werden zuivelfabrieken geleidelijk voorzien van ruime, betegelde lokalen waar laboranten met het diploma van de Nederlandse Chemische Vereniging proeven uitvoerden.(26) | ||
De Warenwet van 1919 kende de overheid een primaire taak toe bij de levensmiddelencontrole. Warenwetbesluiten legden de eisen vast die aan voedingsmiddelen moesten worden gesteld en de manier waarop op naleving ervan gecontroleerd zou moeten worden. De uitvoering van het Melkbesluit, een Warenwetbesluit uit 1925, lag in handen van de Keuringsdiensten van Waren, maar ook de zuivelfabrikanten zelf bleven de kwaliteit van hun producten controleren. Zij richtten daartoe in 1925 een melkcontrolestation in Den Haag op, met filialen over het hele land. De coöperatieve Federatie van Nederlandse Zuivelfabrikanten (FNZ) ging nog verder en stelde in 1926 een [[begrippenlijst#Certificaat| | De Warenwet van 1919 kende de overheid een primaire taak toe bij de levensmiddelencontrole. Warenwetbesluiten legden de eisen vast die aan voedingsmiddelen moesten worden gesteld en de manier waarop op naleving ervan gecontroleerd zou moeten worden. De uitvoering van het Melkbesluit, een Warenwetbesluit uit 1925, lag in handen van de Keuringsdiensten van Waren, maar ook de zuivelfabrikanten zelf bleven de kwaliteit van hun producten controleren. Zij richtten daartoe in 1925 een melkcontrolestation in Den Haag op, met filialen over het hele land. De coöperatieve Federatie van Nederlandse Zuivelfabrikanten (FNZ) ging nog verder en stelde in 1926 een [[begrippenlijst#Certificaat| |