Zuivel in Zuid Nederland

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 2: Regel 2:
  
 
'De huisgezinnen, die zich in het bezit van zoo'n paar koeien mogen verheu¬gen, behooren tot de eenvoudigste klasse van menschen. Gewoonlijk bewonen zij een huisje, dat uit één vertrek bestaat, hetwelk dus dient tot woon-, eet- en slaapkamer en keuken. De kippen hebben er vrijen toegang en ook het varken komt er nu en dan eene visite maken en ontziet zich niet, den snuit eens in den pappot der familie te steken. In dat vertrek wordt ook de melk bewaard, waarvan boter gemaakt zal worden. Het gereedschap waarin ze bewaard wordt, bestaat uit een paar potten, een oud vaatje, of zoo iets, dat men bij de hand heeft. Men karnt, als er eens tijd voor is, want de man werkt den ganschen dag buitenshuis en de vrouw, die zeer veel en verschillend werk moet verrichten, kan slechts zelden tijd vinden voor het karnen. (...) Herinneren wij ons nu, wat wij gezegd hebben van de eigenschappen der melk en van haar vatbaarheid voor bederf, dan hoeft het ons niet te verwonderen, dat de boter, op deze wijze bereid, slecht van hoedanigheid is en weinig waarde heeft.'[[Noten H2#2-59|<sup>[5]</sup>]]  
 
'De huisgezinnen, die zich in het bezit van zoo'n paar koeien mogen verheu¬gen, behooren tot de eenvoudigste klasse van menschen. Gewoonlijk bewonen zij een huisje, dat uit één vertrek bestaat, hetwelk dus dient tot woon-, eet- en slaapkamer en keuken. De kippen hebben er vrijen toegang en ook het varken komt er nu en dan eene visite maken en ontziet zich niet, den snuit eens in den pappot der familie te steken. In dat vertrek wordt ook de melk bewaard, waarvan boter gemaakt zal worden. Het gereedschap waarin ze bewaard wordt, bestaat uit een paar potten, een oud vaatje, of zoo iets, dat men bij de hand heeft. Men karnt, als er eens tijd voor is, want de man werkt den ganschen dag buitenshuis en de vrouw, die zeer veel en verschillend werk moet verrichten, kan slechts zelden tijd vinden voor het karnen. (...) Herinneren wij ons nu, wat wij gezegd hebben van de eigenschappen der melk en van haar vatbaarheid voor bederf, dan hoeft het ons niet te verwonderen, dat de boter, op deze wijze bereid, slecht van hoedanigheid is en weinig waarde heeft.'[[Noten H2#2-59|<sup>[5]</sup>]]  
[[Afbeelding:TIN19_blz125.jpg|thumb|330px|left|Een Brabantse boerin in de open lucht bij het karnen]]
+
[[Afbeelding:TIN19_blz125.jpg|thumb|370px|left|Een Brabantse boerin in de open lucht bij het karnen]]
 
Niet alleen was de landbouw en met name de veeteelt anders dan in Friesland, ook de boterhandel had een heel ander karakter. Men werkte niet voor de export, maar voor kleine, plaatselijke markten. Sterker dan in Friesland speelde hier het winkelierskrediet. De minimale bedrijfsomvang bracht een gebrek aan baar geld met zich mee, wat werd ondervangen door ruilhandel. De Tungelroyse onderwijzer J.J.C. Ament en oprichter van de eerste boterfabriek in zuidnederland beschreef de praktijk in die jaren.
 
Niet alleen was de landbouw en met name de veeteelt anders dan in Friesland, ook de boterhandel had een heel ander karakter. Men werkte niet voor de export, maar voor kleine, plaatselijke markten. Sterker dan in Friesland speelde hier het winkelierskrediet. De minimale bedrijfsomvang bracht een gebrek aan baar geld met zich mee, wat werd ondervangen door ruilhandel. De Tungelroyse onderwijzer J.J.C. Ament en oprichter van de eerste boterfabriek in zuidnederland beschreef de praktijk in die jaren.
  
Regel 13: Regel 13:
  
 
Er was maar één kruid gewassen tegen dergelijke willekeur en winkelnering. De wettelijke mogelijkheid bestond sinds 1860 om botermijnen te openen. Daar werd de boter bij afslag verkocht, 'afgemijnd', omdat degene die als eerste 'mijn!' roept, eigenaar wordt van de geveilde partij. Het kon echter ook gebeuren dat de gezamenlijke opkopers op een plaatselijke botermijn precies dezelfde waren als de plaatselijke winkeliers, zodat de botermaaksters in wezen nog niet veel waren opgeschoten, omdat deze opkopers konden bedingen dat de uitbetaling bij hen in de winkel plaatsvond.[[Noten H2#2-62|<sup>[62]</sup>]] Dit was afhankelijk van het reglement dat elke mijn zelf daarover kon opstellen. Het verschil is zichtbaar in de botermijnen van Cuijk en Mill, niet ver van elkaar gelegen. De prijzen in Cuijk waren, net als de hoeveelheid aangevoerde boter, lager dan in Mill. In Mill kregen de boerinnen namelijk contant geld aan de mijn, 'waarmee ze naar eigen inzicht kunnen kopen. Op andere mijnen zijn ze, om een hogere prijs voor de boter te krijgen, verplicht om bij de winkeliers die hun boter kopen, waren en manufacturen te kopen, meer dan zij zelfs wensen en voor slechtere qualiteit dikwijls hogere prijzen moeten besteden.'[[Noten H2#2-63|<sup>[63]</sup>]]  
 
Er was maar één kruid gewassen tegen dergelijke willekeur en winkelnering. De wettelijke mogelijkheid bestond sinds 1860 om botermijnen te openen. Daar werd de boter bij afslag verkocht, 'afgemijnd', omdat degene die als eerste 'mijn!' roept, eigenaar wordt van de geveilde partij. Het kon echter ook gebeuren dat de gezamenlijke opkopers op een plaatselijke botermijn precies dezelfde waren als de plaatselijke winkeliers, zodat de botermaaksters in wezen nog niet veel waren opgeschoten, omdat deze opkopers konden bedingen dat de uitbetaling bij hen in de winkel plaatsvond.[[Noten H2#2-62|<sup>[62]</sup>]] Dit was afhankelijk van het reglement dat elke mijn zelf daarover kon opstellen. Het verschil is zichtbaar in de botermijnen van Cuijk en Mill, niet ver van elkaar gelegen. De prijzen in Cuijk waren, net als de hoeveelheid aangevoerde boter, lager dan in Mill. In Mill kregen de boerinnen namelijk contant geld aan de mijn, 'waarmee ze naar eigen inzicht kunnen kopen. Op andere mijnen zijn ze, om een hogere prijs voor de boter te krijgen, verplicht om bij de winkeliers die hun boter kopen, waren en manufacturen te kopen, meer dan zij zelfs wensen en voor slechtere qualiteit dikwijls hogere prijzen moeten besteden.'[[Noten H2#2-63|<sup>[63]</sup>]]  
[[Afbeelding:TIN19_blz126_boven.jpg|thumb|360px|right|Het hoeden van de koeien]]
+
[[Afbeelding:TIN19_blz126_boven.jpg|thumb|400px|right|Het hoeden van de koeien]]
 
Wekelijks brachten de boeren gemiddeld omstreeks 10 kilo boter naar de plaatselijke markt. Die kleine hoeveelheden werden door de handelaren gemengd, waarvan Ament een weinig vertrouwenwekkende beschrijving gaf. Toch merkte men dat de openbare verkoop van boter op botermijnen heilzaam was voor de zorg die de botermaaksters aan hun produkten besteedden. 'Naijver' werd opgewekt, zo zei men, de reputatie van boerinnen werd beïnvloed door de kwaliteit van hun boter.
 
Wekelijks brachten de boeren gemiddeld omstreeks 10 kilo boter naar de plaatselijke markt. Die kleine hoeveelheden werden door de handelaren gemengd, waarvan Ament een weinig vertrouwenwekkende beschrijving gaf. Toch merkte men dat de openbare verkoop van boter op botermijnen heilzaam was voor de zorg die de botermaaksters aan hun produkten besteedden. 'Naijver' werd opgewekt, zo zei men, de reputatie van boerinnen werd beïnvloed door de kwaliteit van hun boter.
 
Veel kennis omtrent wat er zoal in de rest van de wereld op zuivelgebied gaande was, bestond er niet in Brabant. Alleen als er in de nabije omgeving voorbeelden te zien waren van een andere werkwijze, ging daarvan enige uitstraling uit. Zo namen de boeren in Reusel, langs de Belgische grens, een goed voorbeeld aan hun collega's aan de andere kant, die 'kosten noch moeiten ontzien om dat produkt zoo goed mogelijk te maken',[[Noten H2#2-64|<sup>[64]</sup>]] wat inderdaad een vooruitgang in de zuiverheid van de Reuselse boter opleverde. Nieuwe methoden van bereiding kon een waarnemer ter plaatse in 1887 echter nog niet vermelden.
 
Veel kennis omtrent wat er zoal in de rest van de wereld op zuivelgebied gaande was, bestond er niet in Brabant. Alleen als er in de nabije omgeving voorbeelden te zien waren van een andere werkwijze, ging daarvan enige uitstraling uit. Zo namen de boeren in Reusel, langs de Belgische grens, een goed voorbeeld aan hun collega's aan de andere kant, die 'kosten noch moeiten ontzien om dat produkt zoo goed mogelijk te maken',[[Noten H2#2-64|<sup>[64]</sup>]] wat inderdaad een vooruitgang in de zuiverheid van de Reuselse boter opleverde. Nieuwe methoden van bereiding kon een waarnemer ter plaatse in 1887 echter nog niet vermelden.
Regel 33: Regel 33:
 
'Iedere boer kwam met zijn eigen kannen, sommigen op een kruiwagen, met die van de buurlui erbij; een enkele kar bracht ze uit een enkele buurtschap aan. Op de beurt werd elke kan uitgegoten in een bus op de bascule, genoteerd, de bus in den kookpot met warm water voorgewarmd, in de centrifuge gestort en de ontroomde melk opgevangen in dezelfde kan, waarmede de brenger naar huis kon gaan. (...)
 
'Iedere boer kwam met zijn eigen kannen, sommigen op een kruiwagen, met die van de buurlui erbij; een enkele kar bracht ze uit een enkele buurtschap aan. Op de beurt werd elke kan uitgegoten in een bus op de bascule, genoteerd, de bus in den kookpot met warm water voorgewarmd, in de centrifuge gestort en de ontroomde melk opgevangen in dezelfde kan, waarmede de brenger naar huis kon gaan. (...)
 
Was zoo al de melk ontroomd, dan werd de room in den kelder gebracht en die van den vorigen dag gekarnd en de boter met een kneedbord verwerkt.
 
Was zoo al de melk ontroomd, dan werd de room in den kelder gebracht en die van den vorigen dag gekarnd en de boter met een kneedbord verwerkt.
De melk werd naar vetgehalte ontvangen en de nieuwste toestellen tot het nemen van de proeven waren in gebruik. (...) Meer dan 40 personen hadden op dit fabriekje reeds als leerling gewerkt en er was hun alles zoo goed mogelijk geleerd, om op hunne [woon]plaats als werkbaas te kunnen optreden.'[[Noten H2#2-67|<sup>[67]</sup>]][[Afbeelding:TIN19_blz126_onder.jpg|thumb|left|300px|Personeel van een boterfabriek]]
+
De melk werd naar vetgehalte ontvangen en de nieuwste toestellen tot het nemen van de proeven waren in gebruik. (...) Meer dan 40 personen hadden op dit fabriekje reeds als leerling gewerkt en er was hun alles zoo goed mogelijk geleerd, om op hunne [woon]plaats als werkbaas te kunnen optreden.'[[Noten H2#2-67|<sup>[67]</sup>]][[Afbeelding:TIN19_blz126_onder.jpg|thumb|left|400px|Personeel van een boterfabriek]]
 
Het grote voordeel van de handkracht-boterfabriekjes was dat ze goedkoop en simpel waren. Voor ongeveer ƒ 2000 stond er een gebouw met inventaris[[Noten H2#2-68|<sup>[68]</sup>]] en een knecht kon het werk in enkele dagen leren. De boter was zoveel beter van kwaliteit dat er doorgaans een prijs van ongeveer ƒ 1,10 voor werd gegeven, terwijl de boerderijboter circa 20 cent lager noteerde op de plaatselijke markten en botermijnen.
 
Het grote voordeel van de handkracht-boterfabriekjes was dat ze goedkoop en simpel waren. Voor ongeveer ƒ 2000 stond er een gebouw met inventaris[[Noten H2#2-68|<sup>[68]</sup>]] en een knecht kon het werk in enkele dagen leren. De boter was zoveel beter van kwaliteit dat er doorgaans een prijs van ongeveer ƒ 1,10 voor werd gegeven, terwijl de boerderijboter circa 20 cent lager noteerde op de plaatselijke markten en botermijnen.
 
De boterhandel was geenszins unaniem gelukkig met deze ontwikkeling. De winkeliers zagen hun winkelnering omzeild worden, boterkopers vreesden dat onderling overleg tussen het groeiend aantal coöperaties zou maken dat willekeurige prijsvorming, die altijd voor de handelaar het voordeligst was geweest, tot het verleden ging behoren. Inderdaad begonnen al in de zomer van 1893 Ament en enkele medestanders te werken aan een organisatie die de afzet van de fabrieksboter in betere banen kon leiden. Dat was een van de belangrijkste redenen om de bestaande coöperatieve fabrieken in één vereniging samen te brengen en zo ontstond de Zuid-Nederlandsche Zuivelbond (znz), 'eene Centrale Vereeniging van coöperatieve melkerijen in Limburg en Noord-Brabant. Het doel van den Bond is de bevordering van alle belangen der Vereenigde melkerijen, vooral van die welke met de bereiding en den verkoop van zuivelproducten in verband staan'.[[Noten H2#2-69|<sup>[69]</sup>]]  
 
De boterhandel was geenszins unaniem gelukkig met deze ontwikkeling. De winkeliers zagen hun winkelnering omzeild worden, boterkopers vreesden dat onderling overleg tussen het groeiend aantal coöperaties zou maken dat willekeurige prijsvorming, die altijd voor de handelaar het voordeligst was geweest, tot het verleden ging behoren. Inderdaad begonnen al in de zomer van 1893 Ament en enkele medestanders te werken aan een organisatie die de afzet van de fabrieksboter in betere banen kon leiden. Dat was een van de belangrijkste redenen om de bestaande coöperatieve fabrieken in één vereniging samen te brengen en zo ontstond de Zuid-Nederlandsche Zuivelbond (znz), 'eene Centrale Vereeniging van coöperatieve melkerijen in Limburg en Noord-Brabant. Het doel van den Bond is de bevordering van alle belangen der Vereenigde melkerijen, vooral van die welke met de bereiding en den verkoop van zuivelproducten in verband staan'.[[Noten H2#2-69|<sup>[69]</sup>]]  
 
In 1895 vestigde de znz een botermijn in Maastricht. Een eigen mijn had drie voordelen: de fabrieken waren onafhankelijker van de boterkooplui en winkeliers in de grote steden konden zonder tussenkomst van de tussenhandel boter kopen Bovendien kon de Bond de zuiverheid van de verhandelde boter garanderen. Zo kregen de aangesloten fabrieken een hogere prijs voor hun boter, mits die van goede kwaliteit was. Voor kwaliteitshandhaving bood de znz de helpende hand via adviezen, cursussen voor personeel en controle van de geleverde waar.
 
In 1895 vestigde de znz een botermijn in Maastricht. Een eigen mijn had drie voordelen: de fabrieken waren onafhankelijker van de boterkooplui en winkeliers in de grote steden konden zonder tussenkomst van de tussenhandel boter kopen Bovendien kon de Bond de zuiverheid van de verhandelde boter garanderen. Zo kregen de aangesloten fabrieken een hogere prijs voor hun boter, mits die van goede kwaliteit was. Voor kwaliteitshandhaving bood de znz de helpende hand via adviezen, cursussen voor personeel en controle van de geleverde waar.

Versie op 2 aug 2007 15:28