Stoom en de Nederlandse brouwerijen

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 4: Regel 4:
 
De moutmolen die in de Haarlemse brouwerij werd gebruikt, is vrijwel zeker van het type geweest waarvoor F. Déthy uit Brussel in 1840 een octrooi kreeg.[[Noten H2#2-23|<sup>[23]</sup>]]  Wellicht door een aankondiging van het octrooi in de Staatscourant of via Belgische textielindustriëlen in Haarlem is Lans' interesse gewekt voor dit eenvoudige maar praktische werktuig.
 
De moutmolen die in de Haarlemse brouwerij werd gebruikt, is vrijwel zeker van het type geweest waarvoor F. Déthy uit Brussel in 1840 een octrooi kreeg.[[Noten H2#2-23|<sup>[23]</sup>]]  Wellicht door een aankondiging van het octrooi in de Staatscourant of via Belgische textielindustriëlen in Haarlem is Lans' interesse gewekt voor dit eenvoudige maar praktische werktuig.
 
Al dan niet dankzij de toepassing van stoomkracht en vooral stoomwarmte boekte brouwerij Het Hert goede resultaten. De bieren van Lans hadden in Haarlem en omstreken een uitstekende naam. Op de [[begrippenlijst#Wereldtentoonstelling|Wereldtentoonstelling]] van 1862 in Londen werd een produkt van de onderneming onderscheiden. Aan het eind van de jaren tachtig onderging het bedrijf twee verbouwingen, die het geschikt moesten maken voor het brouwen van ondergistend bier. Er werkten toen ruim twintig arbeiders en daarmee was Het Hert verreweg de grootste van de drie brouwerijen die Haarlem inmiddels telde.
 
Al dan niet dankzij de toepassing van stoomkracht en vooral stoomwarmte boekte brouwerij Het Hert goede resultaten. De bieren van Lans hadden in Haarlem en omstreken een uitstekende naam. Op de [[begrippenlijst#Wereldtentoonstelling|Wereldtentoonstelling]] van 1862 in Londen werd een produkt van de onderneming onderscheiden. Aan het eind van de jaren tachtig onderging het bedrijf twee verbouwingen, die het geschikt moesten maken voor het brouwen van ondergistend bier. Er werkten toen ruim twintig arbeiders en daarmee was Het Hert verreweg de grootste van de drie brouwerijen die Haarlem inmiddels telde.
De betrekkelijk late overgang naar de laaggistende brouwmethode is de onderneming mogelijk fataal geworden. Waarschijnlijk vooral door de concurrentie van de in die periode sterk expanderende Amsterdamse brouwerijen, die al langer ondergistend werkten en dus op de markt voor die biersoort een voorsprong hadden, moest Het Hert in de jaren negentig terrein prijs geven. In 1898 telde het bedrijf nog maar negen personeelsleden en enkele jaren later is de onderneming verkocht aan een andere brouwerij.[[Noten H2#2-24|<sup>[24]</sup>]]  
+
De betrekkelijk late overgang naar de laaggistende brouwmethode is de onderneming mogelijk fataal geworden. Waarschijnlijk vooral door de concurrentie van de in die periode sterk expanderende Amsterdamse brouwerijen, die al langer [[begrippenlijst#Ondergistend|ondergistend]] werkten en dus op de markt voor die biersoort een voorsprong hadden, moest Het Hert in de jaren negentig terrein prijs geven. In 1898 telde het bedrijf nog maar negen personeelsleden en enkele jaren later is de onderneming verkocht aan een andere brouwerij.[[Noten H2#2-24|<sup>[24]</sup>]]  
  
 
Zoals beschreven in het hoofdstuk over brouwers en brouwerijen tot 1850 was in de loop van de negentiende eeuw in het bijzonder in Amsterdam en in mindere mate in Rotterdam een aantal grotere brouwerijen ontstaan. Tussen 1856 en 1860 schaften enkele van deze bedrijven een stoommachine aan. Zij deden dit voornamelijk om economische redenen. In de eerste plaats gingen in de loop van de jaren vijftig en zestig de prijzen van steenkool, de brandstof voor de machines, geleidelijk dalen. In het zelfde tijdvak stegen echter, ondermeer door de sluiting van de Russische graanhavens in verband met de Krimoorlog, de prijzen van het paardevoer sterk.[[Noten H2#2-25|<sup>[25]</sup>]]  De machines zelf werden goedkoper. Evenals in Groot-Brittannië was het nu voor deze ondernemingen met een, in de periode dat er gebrouwen werd, continu en stabiel produktieproces lonend om met stoomkracht en -warmte te gaan werken.  
 
Zoals beschreven in het hoofdstuk over brouwers en brouwerijen tot 1850 was in de loop van de negentiende eeuw in het bijzonder in Amsterdam en in mindere mate in Rotterdam een aantal grotere brouwerijen ontstaan. Tussen 1856 en 1860 schaften enkele van deze bedrijven een stoommachine aan. Zij deden dit voornamelijk om economische redenen. In de eerste plaats gingen in de loop van de jaren vijftig en zestig de prijzen van steenkool, de brandstof voor de machines, geleidelijk dalen. In het zelfde tijdvak stegen echter, ondermeer door de sluiting van de Russische graanhavens in verband met de Krimoorlog, de prijzen van het paardevoer sterk.[[Noten H2#2-25|<sup>[25]</sup>]]  De machines zelf werden goedkoper. Evenals in Groot-Brittannië was het nu voor deze ondernemingen met een, in de periode dat er gebrouwen werd, continu en stabiel produktieproces lonend om met stoomkracht en -warmte te gaan werken.  

Versie op 26 aug 2007 21:48