De verwerking van koemelk tot consumptiemelk
Van Techniek in Nederland
Regel 6: | Regel 6: | ||
In de negentiende eeuw werd slechts een zeer gering deel van de geproduceerde melk gedronken. Voorzover melk gedronken werd, gebeurde dit voornamelijk door zuigelingen en kinderen. Het grootste deel van de pasgeborenen (70-80%) kreeg in de eerste decennia van de twintigste eeuw borstvoeding. Na twee maanden gaf nog slechts de helft van de moeders borstvoeding, meestal in combinatie met bijvoeding. De kinderen die helemaal geen of slechts gedeeltelijk borstvoeding kregen, werden (bij)gevoed met allerlei melkpappen; deze konden door hun ongeschikte samenstelling en onhygiënische bereiding en toediening leiden tot ernstige voedingsstoornissen, met de dood van het kind tot gevolg. Medici hadden sinds het midden van de negentiende eeuw in toenemende mate belangstelling gekregen voor de hoge zuigelingensterfte. Ze concludeerden dat, aangezien met de borst gevoede baby’s de beste levenskansen bleken te hebben, melk alle voor het leven noodzakelijke stoffen bevat. Chemische analyses hadden de aanwezigheid in melk aangetoond van eiwitten, vetten en koolhydraten, die respectievelijk werden aangeduid als ‘eitwitachtige’, ‘olieachtige’ en ‘suikerachtige’ stoffen. De mineralen kende men onder de naam ‘asbestanddelen’. Een belangrijke volgende stap was om te weten te komen in welke verhouding deze stoffen in diverse soorten melk en in andere voedingsmiddelen voorkomen, en wat de behoeften van de mens aan deze stoffen is. Het wetenschappelijke onderzoek richtte zich hierop, waarbij allerlei soorten melk werden onderzocht, inclusief moedermelk. In het Interbellum kwam het onderzoek naar de waarde van melk voor de voeding van de mens sterk in de belangstelling te staan. Hoewel melk van oudsher al als een compleet voedingsmiddel werd beschouwd, leverde het voedingsonderzoek hiervoor nu ook de chemische en fysiologische bewijzen. De resultaten van het onderzoek waren van belang voor medici en voor producenten van levensmiddelen die werden gebruikt als zuigelingenvoeding. Fabrikanten streefden ernaar voedingsmiddelen op de markt te brengen die zouden lijken op vrouwenmelk. Gewapend met hun kennis over de samenstelling van melk, prezen medici melk steeds meer aan als voedingsmiddel voor zuigelingen die geen of slechts gedeeltelijk borstvoeding kregen. Ze benadrukten dat moeders de melk voor gebruik moesten koken om bacteriële ziektekiemen zoals die van tuberculose te vernietigen. | In de negentiende eeuw werd slechts een zeer gering deel van de geproduceerde melk gedronken. Voorzover melk gedronken werd, gebeurde dit voornamelijk door zuigelingen en kinderen. Het grootste deel van de pasgeborenen (70-80%) kreeg in de eerste decennia van de twintigste eeuw borstvoeding. Na twee maanden gaf nog slechts de helft van de moeders borstvoeding, meestal in combinatie met bijvoeding. De kinderen die helemaal geen of slechts gedeeltelijk borstvoeding kregen, werden (bij)gevoed met allerlei melkpappen; deze konden door hun ongeschikte samenstelling en onhygiënische bereiding en toediening leiden tot ernstige voedingsstoornissen, met de dood van het kind tot gevolg. Medici hadden sinds het midden van de negentiende eeuw in toenemende mate belangstelling gekregen voor de hoge zuigelingensterfte. Ze concludeerden dat, aangezien met de borst gevoede baby’s de beste levenskansen bleken te hebben, melk alle voor het leven noodzakelijke stoffen bevat. Chemische analyses hadden de aanwezigheid in melk aangetoond van eiwitten, vetten en koolhydraten, die respectievelijk werden aangeduid als ‘eitwitachtige’, ‘olieachtige’ en ‘suikerachtige’ stoffen. De mineralen kende men onder de naam ‘asbestanddelen’. Een belangrijke volgende stap was om te weten te komen in welke verhouding deze stoffen in diverse soorten melk en in andere voedingsmiddelen voorkomen, en wat de behoeften van de mens aan deze stoffen is. Het wetenschappelijke onderzoek richtte zich hierop, waarbij allerlei soorten melk werden onderzocht, inclusief moedermelk. In het Interbellum kwam het onderzoek naar de waarde van melk voor de voeding van de mens sterk in de belangstelling te staan. Hoewel melk van oudsher al als een compleet voedingsmiddel werd beschouwd, leverde het voedingsonderzoek hiervoor nu ook de chemische en fysiologische bewijzen. De resultaten van het onderzoek waren van belang voor medici en voor producenten van levensmiddelen die werden gebruikt als zuigelingenvoeding. Fabrikanten streefden ernaar voedingsmiddelen op de markt te brengen die zouden lijken op vrouwenmelk. Gewapend met hun kennis over de samenstelling van melk, prezen medici melk steeds meer aan als voedingsmiddel voor zuigelingen die geen of slechts gedeeltelijk borstvoeding kregen. Ze benadrukten dat moeders de melk voor gebruik moesten koken om bacteriële ziektekiemen zoals die van tuberculose te vernietigen. | ||
− | Het steriliseren van melk, waarbij de melk aanvankelijk langdurig werd verhit boven de 100˚ C [[Noten TIN20-3-H6#6-2|<sup>[2]</sup>]]- leek nog beter geschikt, ware het niet dat bij zuigelingen die uitsluitend met gesteriliseerde melk werden gevoed al snel een ziekte werd vastgesteld die de naam ‘ziekte van Barlow’ kreeg. De ziekte bleek te genezen door het kind rauwe melk te geven; ook aanvullende voeding met groenten en fruit deed de symptomen verdwijnen. | + | Het steriliseren van melk, waarbij de melk aanvankelijk langdurig werd verhit boven de 100˚ C [[Noten TIN20-3-H6#6-2|<sup>[2]</sup>]]- leek nog beter geschikt, ware het niet dat bij zuigelingen die uitsluitend met gesteriliseerde melk werden gevoed al snel een ziekte werd vastgesteld die de naam ‘ziekte van Barlow’ kreeg. De ziekte bleek te genezen door het kind rauwe melk te geven; ook aanvullende voeding met groenten en fruit deed de symptomen verdwijnen.[[Noten TIN20-3-H6#6-3|<sup>[3]</sup>]] Niet alleen bacteriën maakten koemelk echter ongeschikt voor zuigelingen, ook de samenstelling ervan voldeed niet aan de behoeften van jonge kinderen. |
Uit het wetenschappelijke melkonderzoek bleek dat koemelk en vrouwenmelk weliswaar dezelfde bestanddelen hebben, maar dat de in de melk aanwezige hoeveelheden eiwitten, vetten, suikers en mineralen verschillen. Koemelk bevat naar verhouding meer [[begrippenlijst#Caseïne| | Uit het wetenschappelijke melkonderzoek bleek dat koemelk en vrouwenmelk weliswaar dezelfde bestanddelen hebben, maar dat de in de melk aanwezige hoeveelheden eiwitten, vetten, suikers en mineralen verschillen. Koemelk bevat naar verhouding meer [[begrippenlijst#Caseïne| | ||
caseïne]] en mineralen, terwijl vrouwenmelk meer melksuiker bevat. Het vetgehalte van zowel koemelk als vrouwenmelk varieert (zie tabel 6.1). | caseïne]] en mineralen, terwijl vrouwenmelk meer melksuiker bevat. Het vetgehalte van zowel koemelk als vrouwenmelk varieert (zie tabel 6.1). |