De raffinaderijen tot 1830
Van Techniek in Nederland
Regel 2: | Regel 2: | ||
− | De Franse tijd, tot 1813, was zwaar geweest voor de Nederlandse raffinadeurs. De aanvoer van [[begrippenlijst#ruwsuiker|Ruwsuiker]] in Amsterdam had in 1807 nog ruim 50.000 ton bedragen, maar het jaar daarop bereikte nog slechts 9100 ton de stad, en in 1809 was de aanvoer geslonken tot minder dan 1800 ton.[[Noten TIN19-1-H7#7-11|<sup>[11]</sup>]] | + | [[De bietsuikerindustrie|'''De Franse tijd''']], tot 1813, was zwaar geweest voor de Nederlandse raffinadeurs. De aanvoer van [[begrippenlijst#ruwsuiker|Ruwsuiker]] in Amsterdam had in 1807 nog ruim 50.000 ton bedragen, maar het jaar daarop bereikte nog slechts 9100 ton de stad, en in 1809 was de aanvoer geslonken tot minder dan 1800 ton.[[Noten TIN19-1-H7#7-11|<sup>[11]</sup>]] |
Door de bepalingen van het [[begrippenlijst#Continentaal-Stelsel|Continentaal Stelsel]] te verscherpen, had Napoleon in maart 1811 het handelsisolement werkelijk [[begrippenlijst#Hermetisch|hermetisch]] gemaakt. Tropische ruwsuiker was onbereikbaar geworden voor iedereen in het [[begrippenlijst#Keizerrijk|Keizerrijk]]. Engeland, daarentegen, haalde alle rietsuiker waar het beslag op kon leggen, naar zich toe. De Franse reactie op deze suikerschaarste was om de fabricage van suiker uit bieten te ontwikkelen door middel van onderzoek, opleiding van fabrikanten en de massale aanbouw van bieten. | Door de bepalingen van het [[begrippenlijst#Continentaal-Stelsel|Continentaal Stelsel]] te verscherpen, had Napoleon in maart 1811 het handelsisolement werkelijk [[begrippenlijst#Hermetisch|hermetisch]] gemaakt. Tropische ruwsuiker was onbereikbaar geworden voor iedereen in het [[begrippenlijst#Keizerrijk|Keizerrijk]]. Engeland, daarentegen, haalde alle rietsuiker waar het beslag op kon leggen, naar zich toe. De Franse reactie op deze suikerschaarste was om de fabricage van suiker uit bieten te ontwikkelen door middel van onderzoek, opleiding van fabrikanten en de massale aanbouw van bieten. | ||
Regel 16: | Regel 16: | ||
Na het einde van de Franse overheersing duurde het nog enkele jaren voordat de aanvoer van ruwsuiker weer op gang kwam en tegelijkertijd begonnen enkele belangrijke afnemers van geraffineerde suiker, zoals Engeland en Duitse staten, invoerrechten te heffen op de Nederlandse producten. In 1816 beschreven de Amsterdamse raffinadeurs hun toestand dan ook als | Na het einde van de Franse overheersing duurde het nog enkele jaren voordat de aanvoer van ruwsuiker weer op gang kwam en tegelijkertijd begonnen enkele belangrijke afnemers van geraffineerde suiker, zoals Engeland en Duitse staten, invoerrechten te heffen op de Nederlandse producten. In 1816 beschreven de Amsterdamse raffinadeurs hun toestand dan ook als | ||
− | + | '' '[vroeger] bloeyend, vervolgens bijna geheel vervallen [en tegenwoordig] in een staat van eenige ontwikkeling.' ''[[Noten TIN19-1-H7#7-13|<sup>[13]</sup>]] | |
[[Afbeelding:Halfweg_afvoer_zakken_bruine_suiker.jpg|thumb|left|330px|De zakken met bruine suiker verlaten de fabriek ]] | [[Afbeelding:Halfweg_afvoer_zakken_bruine_suiker.jpg|thumb|left|330px|De zakken met bruine suiker verlaten de fabriek ]] | ||
Regel 37: | Regel 37: | ||
− | [[De Nederlandsche | + | [[De Nederlandsche Handel-Maatschappij|''''''Nederlandsche Handel-Maatschappij en overheid steken helpende hand toe'''''']] |
De [[begrippenlijst#Nederlandsche-Handel-Maatschappij|Nederlandsche Handel-Maatschappij]] was bij uitstek degene die door haar activiteiten de helpende hand zou kunnen bieden bij het grondstoftekort van de raffinadeurs, maar de directie had in 1825 besloten om haar ruwsuiker in Antwerpen te lossen.[[Noten TIN19-1-H7#7-16|<sup>[16]</sup>]] Aan die toestand kwam een einde toen de zuidelijke provincies besloten hun eigen weg te gaan en in 1830 het koninkrijk België te vormen. Sindsdien nam de aanvoer van met name Javaanse ruwsuiker naar Amsterdam toe. | De [[begrippenlijst#Nederlandsche-Handel-Maatschappij|Nederlandsche Handel-Maatschappij]] was bij uitstek degene die door haar activiteiten de helpende hand zou kunnen bieden bij het grondstoftekort van de raffinadeurs, maar de directie had in 1825 besloten om haar ruwsuiker in Antwerpen te lossen.[[Noten TIN19-1-H7#7-16|<sup>[16]</sup>]] Aan die toestand kwam een einde toen de zuidelijke provincies besloten hun eigen weg te gaan en in 1830 het koninkrijk België te vormen. Sindsdien nam de aanvoer van met name Javaanse ruwsuiker naar Amsterdam toe. | ||
− | Van staatswege was overigens al wel enige steun geboden door de bouw van het hoofdstedelijk [[begrippenlijst# | + | Van staatswege was overigens al wel enige steun geboden door de bouw van het hoofdstedelijk [[begrippenlijst#Entrepotdok|Entrepôtdok]] in 1828.[[Noten TIN19-1-H7#7-17|<sup>[17]</sup>]] |
− | Daar kon de handel, en ook de raffinadeur, zijn aangekochte ruwsuiker opslaan zonder er meteen [[Suikeraccijns|'''accijns''']] over te hoeven betalen. Pas wanneer een partij vanuit deze bewaakte [[begrippenlijst# | + | Daar kon de handel, en ook de raffinadeur, zijn aangekochte ruwsuiker opslaan zonder er meteen [[Suikeraccijns|'''accijns''']] over te hoeven betalen. Pas wanneer een partij vanuit deze bewaakte [[begrippenlijst#Douanepakhuis| douanepakhuizen]] naar een raffinaderij werd overgebracht, betaalde de eigenaar het verschuldigde bedrag. Dat betekende een kredietverlening door de staat, en een ontlasting van de opslagcapaciteit van de raffinaderij. Nu hoefde er niet meer ineens een voorraad suiker te worden opgeslagen waar de raffinaderij mee moest kunnen werken tot de volgende massale aanvoer van overzee. |
Ook de Nederlandsche Handel-Maatschappij, die na 1830 de hele aanvoer van ruwsuiker beheerste, kwam nu aan de raffinadeurs tegemoet door vijf, soms zes keer per jaar een grote suikerveiling te houden. | Ook de Nederlandsche Handel-Maatschappij, die na 1830 de hele aanvoer van ruwsuiker beheerste, kwam nu aan de raffinadeurs tegemoet door vijf, soms zes keer per jaar een grote suikerveiling te houden. | ||
Regel 50: | Regel 50: | ||
− | + | i ii | |
+ | |||
+ | |||
1834 15.000 ton | 1834 15.000 ton | ||
− | 1835 20.000 | + | 1835 20.000 ton |
− | 1836 ?? 13.000 ton | + | 1836 ?? 13.000 ton |
− | 1837 ?? 4.400 | + | 1837 ?? 4.400 ton |
− | 1838 20.000 3.700 | + | 1838 20.000 3.700 ton |
− | 1839 27.500 11.300 | + | 1839 27.500 11.300 ton |
− | 1840 37.000 15.000 | + | 1840 37.000 15.000 ton |
− | 1841 39.000 15.000 | + | 1841 39.000 15.000 ton |
− | 1842 31.000 4.600 | + | 1842 31.000 4.600 ton |
− | 1843 30.250 3.700 | + | 1843 30.250 3.700 ton |
− | 1844 35.000 4.900 | + | 1844 35.000 4.900 ton |
− | 1845 42.500 2.100 | + | 1845 42.500 2.100 ton |
Kolom i: totale uitvoer van geraffineerde suiker vanuit Amsterdam | Kolom i: totale uitvoer van geraffineerde suiker vanuit Amsterdam | ||
Regel 99: | Regel 101: | ||
'' 'de Suiker-raffinaderijen meestal het ongeluk [hebben] gehad van lieden tot hunne meesters te hebben die zich zeer zelden ophielden met uitvindingen of wijsgeerige aanmerkingen te maken.' ''[[Noten TIN19-1-H7#7-22|<sup>[22]</sup>]] | '' 'de Suiker-raffinaderijen meestal het ongeluk [hebben] gehad van lieden tot hunne meesters te hebben die zich zeer zelden ophielden met uitvindingen of wijsgeerige aanmerkingen te maken.' ''[[Noten TIN19-1-H7#7-22|<sup>[22]</sup>]] | ||
− | Karakteristiek mag in dit verband ook zijn dat er na [[ | + | Karakteristiek mag in dit verband ook zijn dat er na [[Reacties in Nederland|'''Reisigs handboek''']] uit 1793 geen enkele uitgebreide verhandeling over het bedrijf meer van Nederlandse hand is verschenen. |
Verder is het opvallend dat er tot 1869 - het jaar waarin in Nederland de octrooiwet werd afgeschaft - omstreeks 90 octrooien zijn verleend op het gebied van de suikerraffinage, die vrijwel uitsluitend van buitenlandse oorsprong waren.[[Noten TIN19-1-H7#7-23|<sup>[23]</sup>]] | Verder is het opvallend dat er tot 1869 - het jaar waarin in Nederland de octrooiwet werd afgeschaft - omstreeks 90 octrooien zijn verleend op het gebied van de suikerraffinage, die vrijwel uitsluitend van buitenlandse oorsprong waren.[[Noten TIN19-1-H7#7-23|<sup>[23]</sup>]] | ||
Hoewel de Nederlandse raffinaderijen in 1830 niet zichtbaar veranderd waren sinds de tijd dat Reisig zijn verhandeling schreef, zijn er ook kleine aanwijzingen dat sommige raffinadeurs goed bijhielden welke buitenlandse voorbeelden navolging verdienden. Hier en daar werden thermometers gebruikt,[[Noten TIN19-1-H7#7-24|<sup>[24]</sup>]] | Hoewel de Nederlandse raffinaderijen in 1830 niet zichtbaar veranderd waren sinds de tijd dat Reisig zijn verhandeling schreef, zijn er ook kleine aanwijzingen dat sommige raffinadeurs goed bijhielden welke buitenlandse voorbeelden navolging verdienden. Hier en daar werden thermometers gebruikt,[[Noten TIN19-1-H7#7-24|<sup>[24]</sup>]] | ||
− | terwijl de meest handboeken nog met geen woord repten over de precieze temperatuur, uitgedrukt in graden Celsius of Fahrenheit. Het stroopontkleuringsmiddel [[ | + | terwijl de meest handboeken nog met geen woord repten over de precieze temperatuur, uitgedrukt in graden Celsius of Fahrenheit. Het stroopontkleuringsmiddel [[Vernieuwingen in het buitenland|'''beenzwart''']] werd in 1824 gebruikt in de raffinaderij van Van der Masch Spakler[[Noten TIN19-1-H7#7-25|<sup>[25]</sup>]] |
en drie jaar later werd gezegd dat dit ontkleuringsmiddel in een aantal Amsterdamse bedrijven toepassing had gevonden.[[Noten TIN19-1-H7#7-26|<sup>[26]</sup>]] | en drie jaar later werd gezegd dat dit ontkleuringsmiddel in een aantal Amsterdamse bedrijven toepassing had gevonden.[[Noten TIN19-1-H7#7-26|<sup>[26]</sup>]] |