Conserveermiddelen, antioxidanten en andere additieven
Van Techniek in Nederland
Regel 15: | Regel 15: | ||
− | Chemische toevoegingen aan voedsel om bederf te weren, waren in de [[De productie van voedsel|'''voedingsmiddelenindustrie''']] van het begin af aan gebruikelijk. Vanouds bekende voorbeelden zijn [[Begrippenlijst#Boorzuur|boorzuur]], zwaveligzuur, [[Begrippenlijst# | + | Chemische toevoegingen aan voedsel om bederf te weren, waren in de [[De productie van voedsel|'''voedingsmiddelenindustrie''']] van het begin af aan gebruikelijk. Vanouds bekende voorbeelden zijn [[Begrippenlijst#Boorzuur|boorzuur]], [[Begrippenlijst#Zwavelig-zuur| zwaveligzuur]], [[Begrippenlijst#Salicyl|salicylzuur]], [[Begrippenlijst#Formaline|formaline]] en fluorwaterstof, waarvan de laatste drie later schadelijk bleken. De toepassing van deze middelen was enigszins omstreden en door innovaties in de chemie kon de mate en aard van (on)schadelijkheid voor mensen en dieren beter worden vastgesteld. |
De [[Warenwet en vleeskeuringswet|'''Keuringsdiensten''']] traden na de Eerste Wereldoorlog streng op tegen het gebruik van middelen die de gezondheid benadeelden of waardoor bederf en bedrog mogelijk was. In de jaren twintig en dertig kwam een reeks Warenwetbesluiten tot stand, waarin toegelaten en verboden stoffen precies werden omschreven. | De [[Warenwet en vleeskeuringswet|'''Keuringsdiensten''']] traden na de Eerste Wereldoorlog streng op tegen het gebruik van middelen die de gezondheid benadeelden of waardoor bederf en bedrog mogelijk was. In de jaren twintig en dertig kwam een reeks Warenwetbesluiten tot stand, waarin toegelaten en verboden stoffen precies werden omschreven. | ||
Regel 29: | Regel 29: | ||
− | Conserveren en conserveermiddelen stonden na de Tweede Wereldoorlog hoog op de agenda van wetenschappers en bedrijven vanwege de groeiende productie van land- en tuinbouw. Tijdens een symposium gehouden in 1949 door de genoemde Sectie Voedingsleer stelde dr. M. van Eekelen, directeur van het Centraal Instituut voor Voedingsonderzoek TNO: ‘''Door de hedendaagse bouw van de maatschappij, waarbij de productie- en consumptiegebieden veelal ver uiteen liggen, hetgeen | + | Conserveren en conserveermiddelen stonden na de Tweede Wereldoorlog hoog op de agenda van wetenschappers en bedrijven vanwege de groeiende productie van land- en tuinbouw. Tijdens een symposium gehouden in 1949 door de genoemde Sectie Voedingsleer stelde dr. M. van Eekelen, directeur van het Centraal Instituut voor Voedingsonderzoek TNO: ‘''Door de hedendaagse bouw van de maatschappij, waarbij de productie- en consumptiegebieden veelal ver uiteen liggen, hetgeen'' vervoer en opslag van de bederfelijke voedingsmiddelen ''noodzakelijk maakt, is de strijd tegen bederf van bijzonder belang geworden.’'' |
− | Het onderzoek naar nieuwe conserveringsmogelijkheden en bewaarcondities trok sterk de aandacht, zoals dat naar antioxidanten. Tijdens dit symposium ging de (vet)chemicus F.D. Tollenaar, werkzaam bij TNO, op dit onderwerp in en pleitte voor erkenning van deze stoffen in de Nederlandse Warenwet (in navolging van Amerika). Antioxidanten vertragen chemische reacties en verschillen daardoor van conserveermiddelen, die microbiologische processen remmen.[[Noten TIN20-3-H5#5-34|<sup>[34]</sup>]] | + | Het onderzoek naar [[Revolutionaire veranderingen in de levensmiddelenproductie|'''nieuwe conserveringsmogelijkheden en bewaarcondities''']] trok sterk de aandacht, zoals dat naar antioxidanten. Tijdens dit symposium ging de (vet)chemicus F.D. Tollenaar, werkzaam bij TNO, op dit onderwerp in en pleitte voor erkenning van deze stoffen in de Nederlandse Warenwet (in navolging van Amerika). Antioxidanten vertragen chemische reacties en verschillen daardoor van conserveermiddelen, die microbiologische processen remmen.[[Noten TIN20-3-H5#5-34|<sup>[34]</sup>]] |