De kwaliteit van de consumptiemelk

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
 
Regel 4: Regel 4:
 
'''Bacteriologisch kwaliteitscontroles:'''
 
'''Bacteriologisch kwaliteitscontroles:'''
  
De industrie ondernam tevens pogingen om het imago van melk als een drank voor kinderen en zieken te veranderen en gezonde volwassenen melk te laten drinken. Kwaliteit en kwaliteitshandhaving waren in dit kader van groot belang, niet alleen voor medici en industrie, maar tevens voor de overheid. Gemeentelijke overheden, die zich in toenemende mate met de volksgezondheid bezighielden, zagen door middel van hun [[Warenwet en vleeskeuringswet|'''Keuringsdiensten van Waren''']] toe op de kwaliteit van melk. De industrie en (lokale) overheden ontwikkelden respectievelijk meetmethoden en verordeningen om de samenstelling en bacteriologische kwaliteit van melk te kunnen beheersen.  
+
De industrie ondernam tevens pogingen om het imago van melk als een drank voor kinderen en zieken te veranderen en gezonde volwassenen melk te laten drinken. [[Een wetenschappelijke benadering van het fabricageproces|'''Kwaliteit en kwaliteitshandhaving''']] waren in dit kader van groot belang, niet alleen voor medici en industrie, maar tevens voor de overheid. Gemeentelijke overheden, die zich in toenemende mate met de volksgezondheid bezighielden, zagen door middel van hun [[Warenwet en vleeskeuringswet|'''Keuringsdiensten van Waren''']] toe op de kwaliteit van melk. De industrie en (lokale) overheden ontwikkelden respectievelijk meetmethoden en verordeningen om de samenstelling en bacteriologische kwaliteit van melk te kunnen beheersen.  
  
  
Regel 27: Regel 27:
  
 
Anders oordeelde ze over de toevoeging van [[Conserveermiddelen, antioxidanten en andere additieven|'''anti-oxidanten''']] ter verbetering van de houdbaarheid. Fabrikanten onderkenden de voordelen hiervan, maar ook deze toevoegingen werden door de overheid niet toegestaan.[[Noten TIN20-3-H6#6-19|<sup>[19]</sup>]]  
 
Anders oordeelde ze over de toevoeging van [[Conserveermiddelen, antioxidanten en andere additieven|'''anti-oxidanten''']] ter verbetering van de houdbaarheid. Fabrikanten onderkenden de voordelen hiervan, maar ook deze toevoegingen werden door de overheid niet toegestaan.[[Noten TIN20-3-H6#6-19|<sup>[19]</sup>]]  
Deze oordeelde dat aangezien oxidatie en het bijbehorende kwaliteitsverlies van zuivel ontstonden door een gebrekkige distributie, opslag en koeling, en tot een verbetering van deze gebrekkige factoren diende te worden overgegaan. Het ongekoelde bewaren van flessenmelk in een winkeletalage vol in het zonlicht bevorderde [[Begrippenlijst#Oxideren|oxidatieve]] processen. De introductie van kartonnen melkpakken, donkere koelopslag en de gestage groei van de koelketen tussen productie en consumptie in de jaren zestig maakte hieraan een einde.
+
Deze oordeelde dat aangezien oxidatie en het bijbehorende kwaliteitsverlies van zuivel ontstonden door een gebrekkige distributie, opslag en koeling, en tot een verbetering van deze gebrekkige factoren diende te worden overgegaan. Het ongekoelde bewaren van [[Melkfles versus melkpak|'''flessenmelk in een winkeletalage''']] vol in het zonlicht bevorderde [[Begrippenlijst#Oxideren|oxidatieve]] processen. De introductie van [[Melkverpakking en melkdistributie|'''kartonnen melkpakken''']], donkere koelopslag en de gestage groei van de koelketen tussen productie en consumptie in de jaren zestig maakte hieraan een einde.
  
  
Regel 35: Regel 35:
  
 
Het onderzoek naar de kwaliteit van consumptiemelk werd in de loop van de twintigste eeuw steeds vaker door laboratoria verricht. [[De Boterwet van 1889|'''Voor het verrichten van onderzoek''']] kon de zuivelindustrie aan het begin van de eeuw een beroep doen op het in 1889 opgerichte Rijkslandbouwproefstation in Hoorn, dat orde moest brengen in het [[begrippenlijst#Fragmenteren|
 
Het onderzoek naar de kwaliteit van consumptiemelk werd in de loop van de twintigste eeuw steeds vaker door laboratoria verricht. [[De Boterwet van 1889|'''Voor het verrichten van onderzoek''']] kon de zuivelindustrie aan het begin van de eeuw een beroep doen op het in 1889 opgerichte Rijkslandbouwproefstation in Hoorn, dat orde moest brengen in het [[begrippenlijst#Fragmenteren|
gefragmenteerde]] lokale chemische en bacteriologische zuivelonderzoek in Nederland, maar zich met name richtte op kaas en boter.[[Noten TIN20-3-H6#6-20|<sup>[20]</sup>]] Ook het Rijkszuivelstation te Leiden, opgericht in 1903, had tot na de Tweede Wereldoorlog alleen een taak bij de botercontrole. In opdracht van verscheidene bedrijfschappen, de Centrale Controle Dienst en andere instanties richtte het Rijkszuivelstation zich in de tweede helft van de twintigste eeuw echter ook op de verbetering van de kwaliteit van consumptiemelk.[[Noten TIN20-3-H6#6-21|<sup>[21]</sup>]]  
+
gefragmenteerde]] lokale chemische en bacteriologische zuivelonderzoek in Nederland, maar zich met name richtte op kaas en boter.[[Noten TIN20-3-H6#6-20|<sup>[20]</sup>]]  
  
 +
Ook het Rijkszuivelstation te Leiden, opgericht in 1903, had tot na de Tweede Wereldoorlog alleen een taak bij de botercontrole. In opdracht van verscheidene bedrijfschappen, de Centrale Controle Dienst en andere instanties richtte het Rijkszuivelstation zich in de tweede helft van de twintigste eeuw echter ook op de verbetering van de kwaliteit van consumptiemelk.[[Noten TIN20-3-H6#6-21|<sup>[21]</sup>]]
  
Het wetenschappelijk melk- en zuivelonderzoek startte in Nederland na de Tweede Wereldoorlog.[[Noten TIN20-3-H6#6-22|<sup>[22]</sup>]] Vanaf 1948 werd dit geconcentreerd in het Nederlands Instituut voor Zuivel Onderzoek (NIZO), opgericht door de samenwerkende zuivelorganisaties.[[Noten TIN20-3-H6#6-23|<sup>[23]</sup>]] Ook het Melkhygiënisch Onderzoek Centrum (MOC), dat door de overheid werd betaald, het Laboratorium voor Zuivelbereiding en de afdeling Melkkunde van de Landbouw Hogeschool verrichtten onderzoek. Tot het begin van de jaren zestig lag het accent van de binnen het NIZO verrichte werkzaamheden op de verbetering van de kwaliteit en duurzaamheid van melk en andere zuivelproducten en het verlagen van de kostprijs ervan. Om de kwaliteitsbepaling ter hand te nemen, werd in 1957 de [[begrippenlijst#Privaatrechtelijk|
 
privaatrechtelijke]] Stichting Centraal Orgaan voor Melkhygiëne opgericht.
 
  
 +
Het wetenschappelijk melk- en zuivelonderzoek startte in Nederland na de Tweede Wereldoorlog.[[Noten TIN20-3-H6#6-22|<sup>[22]</sup>]]
 +
Vanaf 1948 werd dit geconcentreerd in het Nederlands Instituut voor Zuivel Onderzoek (NIZO), opgericht door de samenwerkende zuivelorganisaties.[[Noten TIN20-3-H6#6-23|<sup>[23]</sup>]]
 +
Ook het Melkhygiënisch Onderzoek Centrum (MOC), dat door de overheid werd betaald, het Laboratorium voor Zuivelbereiding en de afdeling Melkkunde van de Landbouw Hogeschool verrichtten onderzoek.
  
Discussies onder deskundigen over hygiëne en het meten ervan waren van grote invloed op de verbetering van de gebruikte meetmethoden. Door debatten over voedselvergiftiging en ziekteverwekkende organismen in voedsel verschoof in het microbiologische zuivelonderzoek de aandacht van het aantal naar de soort bacteriën. Vanaf het begin van de jaren zestig werd gewerkt aan de ontwikkeling van nieuwe meetmethoden voor de [[begrippenlijst#Detectie|
+
Tot het begin van de jaren zestig lag het accent van de binnen het NIZO verrichte werkzaamheden op de verbetering van de kwaliteit en duurzaamheid van melk en andere zuivelproducten en het verlagen van de kostprijs ervan. Om de kwaliteitsbepaling ter hand te nemen, werd in 1957 de [[begrippenlijst#Privaatrechtelijk|privaatrechtelijke]] Stichting Centraal Orgaan voor Melkhygiëne opgericht.
detectie]] van bacteriën, sporenvormers en micro-organismen als [[begrippenlijst#Stafylokok|
+
 
 +
 
 +
Discussies onder deskundigen over hygiëne en het meten ervan waren van grote invloed op de verbetering van de gebruikte meetmethoden. Door debatten over voedselvergiftiging en ziekteverwekkende organismen in voedsel verschoof in het microbiologische zuivelonderzoek de aandacht van het aantal naar de soort bacteriën.
 +
 
 +
Vanaf het begin van de jaren zestig werd gewerkt aan de ontwikkeling van nieuwe meetmethoden voor de [[begrippenlijst#Detectie|detectie]] van bacteriën, sporenvormers en micro-organismen als [[begrippenlijst#Stafylokok|
 
stafylokokken]].  
 
stafylokokken]].  
  
Regel 51: Regel 57:
  
  
In de jaren zestig ontstond tevens een debat over chemische hygiëne. Mede naar aanleiding van maatschappelijke discussies over de chemisering van voedsel en ‘chemische vervuiling’ ontwikkelde het NIZO methoden voor de detectie van chemische verontreiniging door reinigings- en desinfecteermiddelen, antibiotica, fungiciden, pesticiden en radioactieve elementen.[[Noten TIN20-3-H6#6-24|<sup>[24]</sup>]]
+
In de jaren zestig ontstond tevens een debat over chemische hygiëne. Mede naar aanleiding van maatschappelijke discussies over de [[Onbehagen onder consumenten over de samenstelling van voedsel|'''chemisering van voedsel''']] en ‘chemische vervuiling’ ontwikkelde het NIZO methoden voor de detectie van chemische verontreiniging door reinigings- en desinfecteermiddelen, antibiotica, [[Begrippenlijst#Fungiciden|fungiciden]], [[Begrippenlijst#Pesticiden|pesticiden]] en radioactieve elementen.[[Noten TIN20-3-H6#6-24|<sup>[24]</sup>]]

Huidige versie van 14 apr 2008 om 15:37