Controle op de melkkwaliteit

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
 
Regel 9: Regel 9:
  
  
Bij de chemische en microbiologische bepalingen lag dat anders. [[De kwaliteit van consumptiemelk|'''Bacteriologische melkcontrole''']] was een taak van stedelijke gezondheidscommissies en later van de keuringsdiensten.  
+
Bij de chemische en microbiologische bepalingen lag dat anders. [[De kwaliteit van de consumptiemelk|'''Bacteriologische melkcontrole''']] was een taak van stedelijke gezondheidscommissies en later van de keuringsdiensten.  
  
 
[[Afbeelding:05_G357_V_6_7.JPG|thumb|right|460px|Een laborant is in een zuivelfabriek bezig met onderzoek naar het vetgehalte van de melk (circa 1940).]]
 
[[Afbeelding:05_G357_V_6_7.JPG|thumb|right|460px|Een laborant is in een zuivelfabriek bezig met onderzoek naar het vetgehalte van de melk (circa 1940).]]
Regel 18: Regel 18:
  
  
Tot aan de invoering van het Melkbesluit van 1925 stonden het vetgehalte en het soortelijk gewicht centraal in de kwaliteitscontrole van melk - de zogenaamde ‘economische melkcontrole’. Met het melkbesluit kwam de nadruk te liggen op bepalingsmethoden waarmee voor de mens schadelijke ziektekiemen konden worden opgespoord en de gezondheid van het melkvee gecontroleerd.[[Noten TIN20-3-H6#6-27|<sup>[27]</sup>]] De vaststelling van de zuurgraad en de [[begrippenlijst#Peroxidase|peroxidase]] reactie, respectievelijk voor de bepaling van de versheid en de mate van bedorvenheid van melk, waren al langer bekend, net als manieren om de bacteriologische kwaliteit vast te stellen: de [[begrippenlijst#Katalase|katalase]]proef, de [[begrippenlijst#Reductase|reductase]] proef en de bepaling van het kiemgetal.
+
Tot aan de invoering van het Melkbesluit van 1925 stonden het vetgehalte en het soortelijk gewicht centraal in de [[Gist, zetmelen en enzymen|'''kwaliteitscontrole van melk''']] - de zogenaamde ‘economische melkcontrole’. Met het melkbesluit kwam de nadruk te liggen op bepalingsmethoden waarmee voor de mens schadelijke ziektekiemen konden worden opgespoord en de gezondheid van het melkvee gecontroleerd.[[Noten TIN20-3-H6#6-27|<sup>[27]</sup>]]  
  
De [[begrippenlijst#Fosfatase|fosfataseproef]], waarmee de [[Een wetenschappelijke benadering van het fabricageproces|'''pasteurisatiegraad''']] van de melk kon worden bepaald, was nieuw en dateerde uit 1934. Voor veel bedrijfslaboratoria was toepassing van deze methode aanvankelijk te ingewikkeld. Veel zuivelcontroleurs en laboranten verzetten zich tegen het toepassen van het meer [[begrippenlijst#Geavanceerd|
+
De vaststelling van de zuurgraad en de [[begrippenlijst#Peroxidase|peroxidase]] reactie, respectievelijk voor de bepaling van de versheid en de mate van bedorvenheid van melk, waren al langer bekend, net als manieren om de bacteriologische kwaliteit vast te stellen: de [[begrippenlijst#Katalase|katalase]]proef, de [[begrippenlijst#Reductase|reductase]] proef en de bepaling van het kiemgetal.
geavanceerde]] bacteriologische onderzoek binnen de daarvoor niet goed geoutilleerde fabriekslaboratoria. Deze weerstand werd in de jaren dertig echter geleidelijk overwonnen door de uitvoerbaarheid van de controles te verbeteren, onder andere door de toepassing van kant en klare voedingsbodems voor de [[begrippenlijst#Bacterieculture|
+
 
bacteriecultures]] geleverd door gespecialiseerde bedrijven. Bovendien stelden sommige fabriekslaboratoria universitair geschoolde bacteriologen en scheikundigen aan, die tot dan toe slechts bij uitzondering binnen de zuivelindustrie waren te vinden.  
+
De [[begrippenlijst#Fosfatase|fosfataseproef]], waarmee de pasteurisatiegraad van de melk kon worden bepaald, was nieuw en dateerde uit 1934. Voor veel bedrijfslaboratoria was toepassing van deze methode aanvankelijk te ingewikkeld. Veel zuivelcontroleurs en laboranten verzetten zich tegen het toepassen van het meer [[begrippenlijst#Geavanceerd|geavanceerde]] bacteriologische onderzoek binnen de daarvoor niet goed geoutilleerde fabriekslaboratoria.  
 +
Deze weerstand werd in de jaren dertig echter geleidelijk overwonnen door de uitvoerbaarheid van de controles te verbeteren, onder andere door de toepassing van kant en klare voedingsbodems voor de [[begrippenlijst#Bacterieculture|bacteriecultures]] geleverd door gespecialiseerde bedrijven. Bovendien stelden sommige fabriekslaboratoria universitair geschoolde bacteriologen en scheikundigen aan, die tot dan toe slechts bij uitzondering binnen de zuivelindustrie waren te vinden.  
  
  
Regel 29: Regel 30:
  
  
Ook na 1950 stond de kwaliteit en het vetgehalte van de melk in de belangstelling. De vraag die de zuivelindustrie in het midden van de jaren vijftig bezighield, was of de controles moesten gebeuren door zuivelfabrieken of door onpartijdige instanties als de melkcontrolestations en of de controle op vrijwillige basis of volgens overheidsvoorschriften diende te gebeuren. De instelling van de Stichting Centraal Orgaan voor Melkhygiëne in 1957 maakte een einde aan deze discussie. In elke [[Zuivel in Zuid Nederland|'''provincie werden Regionale Organen voor Melkhygiëne opgericht''']], die bindende voorschriften konden uitvaardigen en belast werden met het toezicht.[[Noten TIN20-3-H6#6-28|<sup>[28]</sup>]] De indiening in 1968 van de ontwerp-Landbouwkwaliteitswet regelde de betaling aan boeren op basis van de bacteriologische kwaliteit van de melk die ze aan zuivelfabrieken leverden.[[Noten TIN20-3-H6#6-29|<sup>[29]</sup>]]   
+
Ook na 1950 stond de kwaliteit en het vetgehalte van de melk in de belangstelling. De vraag die de zuivelindustrie in het midden van de jaren vijftig bezighield, was of de controles moesten gebeuren door zuivelfabrieken of door onpartijdige instanties als de melkcontrolestations en of de controle op vrijwillige basis of volgens overheidsvoorschriften diende te gebeuren. De instelling van de Stichting Centraal Orgaan voor Melkhygiëne in 1957 maakte een einde aan deze discussie. In elke provincie werden Regionale Organen voor Melkhygiëne opgericht, die bindende voorschriften konden uitvaardigen en belast werden met het toezicht.[[Noten TIN20-3-H6#6-28|<sup>[28]</sup>]]  
 +
De indiening in 1968 van de ontwerp-Landbouwkwaliteitswet regelde de betaling aan boeren op basis van de bacteriologische kwaliteit van de melk die ze aan zuivelfabrieken leverden.[[Noten TIN20-3-H6#6-29|<sup>[29]</sup>]]   
  
  
Regel 36: Regel 38:
  
  
Kennis en controle beïnvloedden de eisen die aan kwaliteit werden gesteld. Omgekeerd genereerden kwaliteitseisen ook nieuwe kennis, professionalisering, institutionalisering en nieuwe methoden van kwaliteitscontrole. De kwaliteit van melk was in de twintigste eeuw inzet en uitkomst van interactieprocessen waaraan veel maatschappelijke groepen met verschillende belangen en professionele perspectieven deelnamen. Het nieuwe product consumptiemelk ‘haakte aan’ bij de bestaande kennis- en onderzoeksinfrastructuur (met eigen instituten, netwerken, regelgeving en propaganda) van boter en kaas en voegde er nieuwe dimensies aan toe. Dit verklaart waarom eisen op het gebied van de volksgezondheid en voedingwaarde verbonden konden raken met bestaande eisen inzake ‘economische melkcontrole’ en konden leiden tot nieuwe eisen inzake de bacteriologische kwaliteit van melk. Onder invloed van de discussies over en de ontwikkeling van consumptiemelk in de eerste helft van de twintigste eeuw verschoof de betekenis van melkkwaliteit van ‘vet’ naar ‘bacterie’.
+
Kennis en controle beïnvloedden de eisen die aan kwaliteit werden gesteld. Omgekeerd genereerden kwaliteitseisen ook nieuwe kennis, professionalisering, institutionalisering en nieuwe methoden van kwaliteitscontrole. De kwaliteit van melk was in de twintigste eeuw inzet en uitkomst van interactieprocessen waaraan veel maatschappelijke groepen met verschillende belangen en professionele perspectieven deelnamen.  
 +
 
 +
Het nieuwe product consumptiemelk ‘haakte aan’ bij de bestaande kennis- en onderzoeksinfrastructuur (met eigen instituten, netwerken, regelgeving en propaganda) van boter en kaas en voegde er nieuwe dimensies aan toe. Dit verklaart waarom eisen op het gebied van de volksgezondheid en voedingwaarde verbonden konden raken met bestaande eisen inzake ‘economische melkcontrole’ en konden leiden tot nieuwe eisen inzake de bacteriologische kwaliteit van melk. Onder invloed van de discussies over en de ontwikkeling van consumptiemelk in de eerste helft van de twintigste eeuw verschoof de betekenis van melkkwaliteit van ‘vet’ naar ‘bacterie’.

Huidige versie van 14 apr 2008 om 15:50