De eerste stappen naar luchthaven Schiphol

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
 
Regel 1: Regel 1:
Na 1918 werd het vliegtuig, naast wapensysteem en [[Het vliegen als avontuur|'''sportmiddel voor particulier gebruik''']], ook een nieuwe vorm van [[De beginjaren van de burgerluchtvaart|'''openbaar vervoer''']]. Stimulering van de [[Het ontstaan van een luchthaven|'''burgerluchtvaart''']] leek de enige manier om de tijdens de Eerste Wereldoorlog opgevoerde productie van vliegtuigen aan een markt te kunnen koppelen. In het vroege voorjaar van 1919 kreeg Nederland zelfs een eigen vliegtuigindustrie, toen de naar Duitsland uitgeweken vliegtuigbouwer Anthony Fokker met zijn bedrijf in Amsterdam neerstreek. De vliegtuigtechniek had in de vier voorbije jaren een forse sprong gemaakt. Het vliegtuig dat vooral geschikt was voor waarneming, was ontwikkeld tot bommenwerper. Vliegtuigen waren in staat grotere afstanden af te leggen met meerdere personen aan boord. Ook in Nederland werd het idee van burgerluchtvaart tot ontwikkeling gebracht. Een netwerk van personen die waren verzameld rond de Koninklijke Nederlandsche Vereeniging voor Luchtvaart, werd in stelling gebracht, aangevoerd door de oud-minister van Oorlog, Eerste-Kamerlid en Shell-directeur Hendrik Colijn en de ex-opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, generaal Cornelis Snijders. Het bleef niet bij belangstelling in [[begrippenlijst#Schrifturen|schrifturen]] en rapporten. Twee luitenant-vliegers van de Luchtvaart-Afdeeling, Marinus Hofstee en Albert Plesman, kwamen met een bruikbaar alternatief voor de verering van piloten: een grootse tentoonstelling waarin niet de vliegmens, maar de vliegmachine centraal zou staan. Door het exposeren van de techniek kon de gehele [[begrippenlijst#Ambiance|ambiance]] waarin de luchtvaart zich afspeelde onder de aandacht van het Nederlandse publiek worden gebracht.  
+
Na 1918 werd het vliegtuig, naast wapensysteem en [[Het vliegen als avontuur|'''sportmiddel voor particulier gebruik''']], ook een nieuwe vorm van [[De beginjaren van de burgerluchtvaart|'''openbaar vervoer''']]. Stimulering van de [[Het ontstaan van een luchthaven|'''burgerluchtvaart''']] leek de enige manier om de tijdens de Eerste Wereldoorlog opgevoerde productie van vliegtuigen aan een markt te kunnen koppelen. In het vroege voorjaar van 1919 kreeg Nederland zelfs een eigen vliegtuigindustrie, toen de naar Duitsland uitgeweken vliegtuigbouwer Anthony Fokker met zijn bedrijf in Amsterdam neerstreek.  
 +
De vliegtuigtechniek had in de vier voorbije jaren een forse sprong gemaakt. Het vliegtuig dat vooral geschikt was voor waarneming, was ontwikkeld tot bommenwerper. Vliegtuigen waren in staat grotere afstanden af te leggen met meerdere personen aan boord.  
 +
 
 +
Ook in Nederland werd het idee van burgerluchtvaart tot ontwikkeling gebracht. Een netwerk van personen die waren verzameld rond de Koninklijke Nederlandsche Vereeniging voor Luchtvaart, werd in stelling gebracht, aangevoerd door de oud-minister van Oorlog, Eerste-Kamerlid en Shell-directeur Hendrik Colijn en de ex-opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, generaal Cornelis Snijders. Het bleef niet bij belangstelling in [[begrippenlijst#Schrifturen|schrifturen]] en rapporten. Twee luitenant-vliegers van de Luchtvaart-Afdeeling, Marinus Hofstee en Albert Plesman, kwamen met een bruikbaar alternatief voor de verering van piloten: een grootse tentoonstelling waarin niet de vliegmens, maar de vliegmachine centraal zou staan. Door het exposeren van de techniek kon de gehele [[begrippenlijst#Ambiance|ambiance]] waarin de luchtvaart zich afspeelde onder de aandacht van het Nederlandse publiek worden gebracht.  
  
 
[[afbeelding:05_J8_65.JPG|thumb|450px|right|Koffers van passagiers werden nog met handkarren en bakfietsen naar het vliegtuig gebracht.]]
 
[[afbeelding:05_J8_65.JPG|thumb|450px|right|Koffers van passagiers werden nog met handkarren en bakfietsen naar het vliegtuig gebracht.]]
Regel 14: Regel 17:
  
 
De verwachtingen waren hooggespannen. De investeerders in de in 1919 opgerichte Koninklijke Luchtvaart Maatschappij (KLM) gingen ervan uit dat het luchtvaartbedrijf na een verliesgevende aanloopperiode van vijf jaar min of meer op eigen benen zou kunnen staan.[[Noten H6#6-9|<sup>[9]</sup>]]  
 
De verwachtingen waren hooggespannen. De investeerders in de in 1919 opgerichte Koninklijke Luchtvaart Maatschappij (KLM) gingen ervan uit dat het luchtvaartbedrijf na een verliesgevende aanloopperiode van vijf jaar min of meer op eigen benen zou kunnen staan.[[Noten H6#6-9|<sup>[9]</sup>]]  
Ondanks dit optimisme was binnen een half jaar na oprichting van de KLM duidelijk dat indien de overheid niet met publieke middelen zou bijspringen, de kans groot was het in het bedrijf geïnvesteerde vermogen verloren zou gaan. Vandaar dat een dringend beroep werd gedaan op de overheid om de luchtvaartmaatschappij subsidie te verlenen. Het was tijd voor König om zijn op de ELTA gedane belofte in te lossen. Veel discussie was daarvoor niet nodig. In het verschiet lag immers het perspectief van een eigen, Nederlandse luchtverbinding met Nederlands-Indië, een doel dat zelfs in de volledige naamgeving van de KLM tot uiting was gebracht: Koninklijke Luchtvaart Maatschappij voor Nederland en Koloniën. Met de luchtverbinding was niet alleen een [[begrippenlijst#Potentieel|potentieel]] bedrijfsbelang gemoeid, maar bovenal een nationaal belang. Een versnelling van de verbinding met het koloniale rijk was immers van grote betekenis voor het Nederlands bestuur overzee – en voor het Nederlandse zakenleven met Indische belangen. Al in het voorjaar van 1918 zag Hofstee een vijfdaagse luchtverbinding met Indië in het verschiet en hij verbaasde zich er een paar maanden later over ‘dat het postverkeer door de lucht al niet lang is tot stand gekomen’.[[Noten H6#6-10|<sup>[10]</sup>]]  
+
Ondanks dit optimisme was binnen een half jaar na oprichting van de KLM duidelijk dat indien de overheid niet met publieke middelen zou bijspringen, de kans groot was het in het bedrijf geïnvesteerde vermogen verloren zou gaan. Vandaar dat een dringend beroep werd gedaan op de overheid om de luchtvaartmaatschappij subsidie te verlenen. Het was tijd voor König om zijn op de ELTA gedane belofte in te lossen. Veel discussie was daarvoor niet nodig.  
 +
In het verschiet lag immers het perspectief van een eigen, Nederlandse luchtverbinding met Nederlands-Indië, een doel dat zelfs in de volledige naamgeving van de KLM tot uiting was gebracht: Koninklijke Luchtvaart Maatschappij voor Nederland en Koloniën.  
 +
 
 +
Met de luchtverbinding was niet alleen een [[begrippenlijst#Potentieel|potentieel]] bedrijfsbelang gemoeid, maar bovenal een [[De ontwikkeling van luchthaven Schiphol tot 1940|'''nationaal belang''']]. Een versnelling van de verbinding met het koloniale rijk was immers van grote betekenis voor het Nederlands bestuur overzee – en voor het Nederlandse zakenleven met Indische belangen. Al in het voorjaar van 1918 zag Hofstee een vijfdaagse luchtverbinding met Indië in het verschiet en hij verbaasde zich er een paar maanden later over ‘dat het postverkeer door de lucht al niet lang is tot stand gekomen’.[[Noten H6#6-10|<sup>[10]</sup>]]  
 
Er zou, in de woorden van Snijders, een ‘Groot-Nederlandsche luchtgemeenschap’ kunnen ontstaan die de banden zou versterken tussen het moederland en de koloniën.[[Noten H6#6-11|<sup>[11]</sup>]]
 
Er zou, in de woorden van Snijders, een ‘Groot-Nederlandsche luchtgemeenschap’ kunnen ontstaan die de banden zou versterken tussen het moederland en de koloniën.[[Noten H6#6-11|<sup>[11]</sup>]]
  

Huidige versie van 13 mei 2008 om 13:52