Spoorwegplannen in Nederland
Van Techniek in Nederland
Regel 18: | Regel 18: | ||
'''Discussie over de IJzeren Rijn''' | '''Discussie over de IJzeren Rijn''' | ||
− | De echte discussie concentreerde zich intussen op de al of niet noodzakelijke verbinding van de beide havensteden met het Duitse achterland door middel van een IJzeren Rijn. Het initiatief tot de aanleg van een spoorweg van Amsterdam naar het Rijnland werd genomen door William Archibald Bake (1783-1843), officier van de artillerie en tijdens een verblijf in Engeland, waar hij geschut voor het Nederlandse leger moest aankopen, getuige van de opening van de Liverpool-Manchester spoorweg in september 1830. Hij was zeer onder de indruk van de mogelijkheden van het nieuwe vervoermiddel, en thuisgekomen stelde hij een project op voor een spoorweg Amsterdam-Keulen. | + | De echte discussie concentreerde zich intussen op de al of niet noodzakelijke verbinding van de beide havensteden met het Duitse achterland door middel van een IJzeren Rijn. Het initiatief tot de aanleg van een spoorweg van Amsterdam naar het Rijnland werd genomen door [[De Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij|'''William Archibald Bake (1783-1843)''']], officier van de artillerie en tijdens een verblijf in Engeland, waar hij geschut voor het Nederlandse leger moest aankopen, getuige van de opening van de Liverpool-Manchester spoorweg in september 1830. Hij was zeer onder de indruk van de mogelijkheden van het nieuwe vervoermiddel, en thuisgekomen stelde hij een project op voor een spoorweg Amsterdam-Keulen. |
[[Afbeelding:TIN19II_blz132.jpg|thumb|right|425px|Prospectus voor het spoorwegplan Amsterdam-Keulen 1832.]] | [[Afbeelding:TIN19II_blz132.jpg|thumb|right|425px|Prospectus voor het spoorwegplan Amsterdam-Keulen 1832.]] | ||
Regel 54: | Regel 54: | ||
''' Staatsschuld''' | ''' Staatsschuld''' | ||
− | De betaling van de spoorwegaanleg uit de staatskas was een zeer omstreden punt. De staatsfinanciën waren in de jaren dertig in een zeer slechte toestand geraakt, mede door de tot 1839 durende [[begrippenlijst#Mobilisatie|mobilisatie]] van het leger.[[Noten TIN19-2-H7#7-14|<sup>[14]</sup>]] | + | [[De financiering van spoorwegen|'''De betaling van de spoorwegaanleg''']] uit de staatskas was een zeer omstreden punt. De staatsfinanciën waren in de jaren dertig in een zeer slechte toestand geraakt, mede door de tot 1839 durende [[begrippenlijst#Mobilisatie|mobilisatie]] van het leger.[[Noten TIN19-2-H7#7-14|<sup>[14]</sup>]] |
De financiering van de staatsschuld werd zo een molensteen om de nek van elke minister van Financiën. In 1849 bedroeg het bedrag, nodig voor de rentebetaling en aflossing van de schuld, nog meer dan 36 miljoen gulden, ruim de helft van de totale rijksuitgaven, en het zou nog tot in de jaren zeventig duren voordat het percentage bestemd voor de nationale schuld zou gaan dalen tot circa 30% van het totale budget. | De financiering van de staatsschuld werd zo een molensteen om de nek van elke minister van Financiën. In 1849 bedroeg het bedrag, nodig voor de rentebetaling en aflossing van de schuld, nog meer dan 36 miljoen gulden, ruim de helft van de totale rijksuitgaven, en het zou nog tot in de jaren zeventig duren voordat het percentage bestemd voor de nationale schuld zou gaan dalen tot circa 30% van het totale budget. | ||
Regel 65: | Regel 65: | ||
'''Koning Willem I en particulieren zetten door''' | '''Koning Willem I en particulieren zetten door''' | ||
− | Hoewel het er dus op leek dat de Rijnspoorweg er voorlopig niet zou komen, gelastte de koning bij Koninklijk Besluit van 30 april 1838 de aanleg van de lijn Amsterdam-Arnhem. Rentebetaling op de lening van (voorlopig) 9 miljoen gulden werd door de koning uit eigen middelen gegarandeerd. B.H.Goudriaan en zijn assistent L.J.A.van der Kun werden met de leiding van de aanleg belast. De tijd voor spoorwegaanleg door de staat was blijkbaar nog niet rijp, en alleen door het inzetten van zijn persoonlijk vermogen was de koning er in geslaagd, buiten het parlement om, zijn zin door te drijven. Maar tegelijkertijd slaagde een groep particulieren er wel in de nodige middelen voor de aanleg van een spoorlijn Amsterdam-Haarlem te vinden. | + | Hoewel het er dus op leek dat de Rijnspoorweg er voorlopig niet zou komen, gelastte de koning bij Koninklijk Besluit van 30 april 1838 de aanleg van de lijn Amsterdam-Arnhem. Rentebetaling op de lening van (voorlopig) 9 miljoen gulden werd door de koning uit eigen middelen gegarandeerd. B.H.Goudriaan en zijn assistent L.J.A.van der Kun werden met de [[Ingenieurs en de aanleg van de Staatsspoorwegen|'''leiding van de aanleg''']] belast. De tijd voor spoorwegaanleg door de staat was blijkbaar nog niet rijp, en alleen door het inzetten van zijn persoonlijk vermogen was de koning er in geslaagd, buiten het parlement om, zijn zin door te drijven. Maar tegelijkertijd slaagde een groep particulieren er wel in de nodige middelen voor de aanleg van een spoorlijn Amsterdam-Haarlem te vinden. |