De brouwnijverheid tot omstreeks 1850
Van Techniek in Nederland
Regel 1: | Regel 1: | ||
In de vroege Middeleeuwen waren er in grote delen van West-Europa drie soorten bierbrouwers. Kloosters brouwden hoofdzakelijk voor de consumptie in eigen kring, de zogeheten koopbrouwers werkten voor de vrije verkoop en in huisbrouwerijen werd voornamelijk voor eigen gebruik gebrouwen. Het brouwen in kloosters is in Nederland in tegenstelling tot Zuid-Duitsland en Oostenrijk nooit van groot belang geweest. Het huisbrouwen, dat vaak door vrouwen gebeurde, wist zich in het bijzonder in het oosten van het land tot omstreeks 1900 staande te houden, maar het heeft hier anders dan op het Duitse platteland nooit een hoge vlucht genomen. In dit hoofdstuk zal dan ook vooral aandacht worden besteed aan de commerciële brouwerij.[[Afbeelding:TIN19_blz180.jpg|thumb|right|380px|Een kleine, ambachtelijke brouwerij uit het midden van de negentiende eeuw]] | In de vroege Middeleeuwen waren er in grote delen van West-Europa drie soorten bierbrouwers. Kloosters brouwden hoofdzakelijk voor de consumptie in eigen kring, de zogeheten koopbrouwers werkten voor de vrije verkoop en in huisbrouwerijen werd voornamelijk voor eigen gebruik gebrouwen. Het brouwen in kloosters is in Nederland in tegenstelling tot Zuid-Duitsland en Oostenrijk nooit van groot belang geweest. Het huisbrouwen, dat vaak door vrouwen gebeurde, wist zich in het bijzonder in het oosten van het land tot omstreeks 1900 staande te houden, maar het heeft hier anders dan op het Duitse platteland nooit een hoge vlucht genomen. In dit hoofdstuk zal dan ook vooral aandacht worden besteed aan de commerciële brouwerij.[[Afbeelding:TIN19_blz180.jpg|thumb|right|380px|Een kleine, ambachtelijke brouwerij uit het midden van de negentiende eeuw]] | ||
− | In de tweede helft van de veertiende eeuw ontwikkelde de brouwnijverheid zich in de opkomende steden van een vooral op zelfvoorziening gerichte vorm van bedrijvigheid tot een voor de interstedelijke handel en export werkende tak van nijverheid. Naast de vervaardiging van textiele stoffen was de bierbereiding in veel Hollandse steden de belangrijkste industriële activiteit. De brouwers organiseerden zich in [[begrippenlijst#Gilde|gilden]][[Korenmolenaar als beroep|'''gilden''']], die vaak voor de stad en soms ook voor de omgeving een monopoliepositie voor de bereiding van bier verwierven. Mede omdat voor het opzetten van een brouwerij in verhouding tot een aantal andere ambachten vrij veel moest worden geïnvesteerd, genoten eigenaren van wat grotere bedrijven het nodige aanzien. We treffen hen dan ook in menige stad aan als burgemeesters of leden van de [[begrippenlijst#Vroedschap|vroedschap]].[[Noten H2#2-9|<sup>[9]</sup>]] | + | In de tweede helft van de veertiende eeuw ontwikkelde de brouwnijverheid zich in de opkomende steden van een vooral op zelfvoorziening gerichte vorm van bedrijvigheid tot een voor de interstedelijke handel en export werkende tak van nijverheid. Naast de vervaardiging van textiele stoffen was de bierbereiding in veel Hollandse steden de belangrijkste industriële activiteit. De brouwers organiseerden zich in [[begrippenlijst#Gilde|gilden]]/[[Korenmolenaar als beroep|'''gilden''']], die vaak voor de stad en soms ook voor de omgeving een monopoliepositie voor de bereiding van bier verwierven. Mede omdat voor het opzetten van een brouwerij in verhouding tot een aantal andere ambachten vrij veel moest worden geïnvesteerd, genoten eigenaren van wat grotere bedrijven het nodige aanzien. We treffen hen dan ook in menige stad aan als burgemeesters of leden van de [[begrippenlijst#Vroedschap|vroedschap]].[[Noten H2#2-9|<sup>[9]</sup>]] |
In de vijftiende en zestiende eeuw hadden brouwerijen op zijn hoogst een tiental knechts in dienst. Wat hierbij opvalt is dat een deel van het werk in die tijd door vrouwen werd gedaan. Uit Haarlem wordt uit het begin van de zestiende eeuw gemeld, dat het koken van de wort met de hop een typisch vrouwelijke taak was. Aan het roeren van het brouwsel werkten eveneens vrouwen mee. Aan de mannen was de zorg voor het [[begrippenlijst#Gistproces|gistproces]] toevertrouwd. Zij vulden verder de vaten en kruiken en zorgden voor het transport, dat in die tijd en nog lang daarna vaak met een soort draagbaar gebeurde. Mannen hadden in Haarlem tevens de leiding van de brouwerij. Uit andere plaatsen, zoals Breda, zijn echter uit de zestiende en zeventiende eeuw wel vrouwelijke eigenaren van brouwerijen bekend. In veel gevallen waren het weduwen, die na de dood van hun man het bedrijf voortzetten.[[Afbeelding:TIN19_blz179.jpg|thumb|270px|right|Brouwinstructie voor de knechts]] | In de vijftiende en zestiende eeuw hadden brouwerijen op zijn hoogst een tiental knechts in dienst. Wat hierbij opvalt is dat een deel van het werk in die tijd door vrouwen werd gedaan. Uit Haarlem wordt uit het begin van de zestiende eeuw gemeld, dat het koken van de wort met de hop een typisch vrouwelijke taak was. Aan het roeren van het brouwsel werkten eveneens vrouwen mee. Aan de mannen was de zorg voor het [[begrippenlijst#Gistproces|gistproces]] toevertrouwd. Zij vulden verder de vaten en kruiken en zorgden voor het transport, dat in die tijd en nog lang daarna vaak met een soort draagbaar gebeurde. Mannen hadden in Haarlem tevens de leiding van de brouwerij. Uit andere plaatsen, zoals Breda, zijn echter uit de zestiende en zeventiende eeuw wel vrouwelijke eigenaren van brouwerijen bekend. In veel gevallen waren het weduwen, die na de dood van hun man het bedrijf voortzetten.[[Afbeelding:TIN19_blz179.jpg|thumb|270px|right|Brouwinstructie voor de knechts]] | ||
Dat vrouwen soms vooraanstaande posities in brouwerijen hadden, was mogelijk omdat deze bedrijfstak geen uitgebreid [[begrippenlijst#Gildereglement|gildereglement]] met bekwaamheidsproeven kende, waaraan alleen mannen mochten deelnemen. Wel hield de overheid in veel grotere steden de kwaliteit van het geproduceerde bier scherp in de gaten. De functionarissen die de controles uitvoerden waren nogal eens corrupt en dit deed de naam van het bier geen goed.[[Noten H2#2-10|<sup>[10]</sup>]] | Dat vrouwen soms vooraanstaande posities in brouwerijen hadden, was mogelijk omdat deze bedrijfstak geen uitgebreid [[begrippenlijst#Gildereglement|gildereglement]] met bekwaamheidsproeven kende, waaraan alleen mannen mochten deelnemen. Wel hield de overheid in veel grotere steden de kwaliteit van het geproduceerde bier scherp in de gaten. De functionarissen die de controles uitvoerden waren nogal eens corrupt en dit deed de naam van het bier geen goed.[[Noten H2#2-10|<sup>[10]</sup>]] |