De stoomkorenmolen van Cantillon
Van Techniek in Nederland
Regel 1: | Regel 1: | ||
[[Afbeelding:TIN19_blz81.jpg|thumb|left|370px|Een windkorenmolen kon aangepast worden om op stoom te werken]]Een van de eerste [[Stoom en de Nederlandse brouwerijen|'''stoomkorenmolens''']], waarschijnlijk de eerste op het huidige Nederlandse grondgebied, was die van Lodewijk Cantillon in 1828 te Amsterdam.[[Noten H2#2-18|<sup>[18]</sup>]] De molen bracht heel wat beroering teweeg, zijn geschiedenis was er een van tegenstand en tegenslagen, en illustreerde de problemen rond de eerste stoomkorenmolens. | [[Afbeelding:TIN19_blz81.jpg|thumb|left|370px|Een windkorenmolen kon aangepast worden om op stoom te werken]]Een van de eerste [[Stoom en de Nederlandse brouwerijen|'''stoomkorenmolens''']], waarschijnlijk de eerste op het huidige Nederlandse grondgebied, was die van Lodewijk Cantillon in 1828 te Amsterdam.[[Noten H2#2-18|<sup>[18]</sup>]] De molen bracht heel wat beroering teweeg, zijn geschiedenis was er een van tegenstand en tegenslagen, en illustreerde de problemen rond de eerste stoomkorenmolens. | ||
− | Cantillon, inwoner en vermoedelijk graanhandelaar te Hasselt, diende op 31 januari 1827 een verzoek in bij koning Willem I om een stoomkorenmolen te mogen oprichten. De procedure vereiste raadpleging van de direct omwonenden. Deze waren volstrekt tegen, vanwege het 'springen der stoom ketel, de gevaar van brand en andere ... onberekenbare rampen ...'. Zij vreesden ook een ernstige waardevermindering van hun panden door de 'dikke wolken der kolendamp, de slegte reuk, het geraas der machiene, zelfs 't vermenigvuldigen der ratten en andere ongedierten door het koren aangehaald ...'. Zeventien omwonenden ondertekenden het protest.[[Noten H2#2-19|<sup>[19]</sup>]] | + | Cantillon, inwoner en vermoedelijk graanhandelaar te Hasselt, diende op 31 januari 1827 een [[Reacties in Nederland|'''verzoek''']] in bij koning Willem I om een stoomkorenmolen te mogen oprichten. De procedure vereiste raadpleging van de direct omwonenden. Deze waren volstrekt tegen, vanwege het 'springen der stoom ketel, de gevaar van brand en andere ... onberekenbare rampen ...'. Zij vreesden ook een ernstige waardevermindering van hun panden door de 'dikke wolken der kolendamp, de slegte reuk, het geraas der machiene, zelfs 't vermenigvuldigen der ratten en andere ongedierten door het koren aangehaald ...'. Zeventien omwonenden ondertekenden het protest.[[Noten H2#2-19|<sup>[19]</sup>]] |
Een snelle reactie kwam eveneens van de windkorenmolenaars die 'met schrik en verbazing vernomen hebben, dat aan Uwe Majesteit een verzoek is ingediend tot authorisatie van een stoomkorenmolen ..'.[[Noten H2#2-20|<sup>[20]</sup>]] Zij vreesden 'eene totale ruïne' voor het molenbedrijf, 34 in getal en bestaansrecht verschaffend aan ruim 170 huisgezinnen. Er was aan een stoomkorenmolen in Amsterdam in het geheel geen behoefte. De molen zou slechts 'ongelukkige gevolgen' hebben voor de molenaars met 'hunne zoo zwaaraangekochte panden ...', maar ook voor de overheid, omdat door de windmolens 'zeer aanzienlijke lasten worden opgebragt. ...die grotendeels zouden komen te vervallen ...'.[[Noten H2#2-21|<sup>[21]</sup>]] | Een snelle reactie kwam eveneens van de windkorenmolenaars die 'met schrik en verbazing vernomen hebben, dat aan Uwe Majesteit een verzoek is ingediend tot authorisatie van een stoomkorenmolen ..'.[[Noten H2#2-20|<sup>[20]</sup>]] Zij vreesden 'eene totale ruïne' voor het molenbedrijf, 34 in getal en bestaansrecht verschaffend aan ruim 170 huisgezinnen. Er was aan een stoomkorenmolen in Amsterdam in het geheel geen behoefte. De molen zou slechts 'ongelukkige gevolgen' hebben voor de molenaars met 'hunne zoo zwaaraangekochte panden ...', maar ook voor de overheid, omdat door de windmolens 'zeer aanzienlijke lasten worden opgebragt. ...die grotendeels zouden komen te vervallen ...'.[[Noten H2#2-21|<sup>[21]</sup>]] | ||
De gemeente Amsterdam deelde de ingebrachte bezwaren. De commissaris van de publieke werken merkte op dat 'de plaats waar de oprichting verzocht is, het fraayste en aanzienlijkste gedeelte van dat kwartier deezer stad uitmaakt ...'. In het algemeen was zijn principe dat stoomwerktuigen 'van de woonhuizen behoren te worden verwijderd en in min bebouwde en min aanzienlijke gedeelte der stad ... behoren te worden opgerigt'.[[Noten H2#2-22|<sup>[22]</sup>]] De commissaris voor de stedelijke accijnzen en belastingen ondersteunde de bezwaren van de windmolenaars. Zijns inziens was er geen behoefte aan een toenemende concurrentie en het zou 'derhalve nuttiger zijn de ondernemingsgeest der Inlanders eene rigting te geven, die niet uitloopt tot omverwerping van hetgeen goed aanwezig is, maar tot vermeerdering en verbetering der algemeene middelen van bestaan en welvaart'.[[Noten H2#2-23|<sup>[23]</sup>]] Burgemeester en wethouders brachten de verschillende bezwaren en commentaren ter kennis van de gouverneur van Noord Holland, die op zijn beurt weer rapporteerde aan de Koning. [[Afbeelding:Haarlem_Stoomkorenmolen_Bouwtek_1838.jpg|thumb|left|400px|Bouwtekening Haarlemmer Houttuinen 39-43, Stoomkorenmolen (1838)]] | De gemeente Amsterdam deelde de ingebrachte bezwaren. De commissaris van de publieke werken merkte op dat 'de plaats waar de oprichting verzocht is, het fraayste en aanzienlijkste gedeelte van dat kwartier deezer stad uitmaakt ...'. In het algemeen was zijn principe dat stoomwerktuigen 'van de woonhuizen behoren te worden verwijderd en in min bebouwde en min aanzienlijke gedeelte der stad ... behoren te worden opgerigt'.[[Noten H2#2-22|<sup>[22]</sup>]] De commissaris voor de stedelijke accijnzen en belastingen ondersteunde de bezwaren van de windmolenaars. Zijns inziens was er geen behoefte aan een toenemende concurrentie en het zou 'derhalve nuttiger zijn de ondernemingsgeest der Inlanders eene rigting te geven, die niet uitloopt tot omverwerping van hetgeen goed aanwezig is, maar tot vermeerdering en verbetering der algemeene middelen van bestaan en welvaart'.[[Noten H2#2-23|<sup>[23]</sup>]] Burgemeester en wethouders brachten de verschillende bezwaren en commentaren ter kennis van de gouverneur van Noord Holland, die op zijn beurt weer rapporteerde aan de Koning. [[Afbeelding:Haarlem_Stoomkorenmolen_Bouwtek_1838.jpg|thumb|left|400px|Bouwtekening Haarlemmer Houttuinen 39-43, Stoomkorenmolen (1838)]] |