Het fabricageproces van oleomargarine

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 2: Regel 2:
 
De inhoud van de kuip werd goed geroerd en verwarmd tot een temperatuur van 45 °C. Hoger mag niet verhit worden, omdat het vet zich dan scheidt in zijn bestanddelen, vetzuur en glycerine. Nadat de massa in de kuip een paar uur had gerust, kwam er een laag, inmiddels gesmolten, vet bovendrijven. Dit vet werd afgeschept en via een buis overgebracht naar een andere kuip, die in een waterbad van 30 tot 40 °C werd geplaatst. Nu werd er keukenzout toegevoegd om de zuivering te versnellen en na circa 2 uur had het vet zowel zijn water als de laatste resten weefsel verloren.
 
De inhoud van de kuip werd goed geroerd en verwarmd tot een temperatuur van 45 °C. Hoger mag niet verhit worden, omdat het vet zich dan scheidt in zijn bestanddelen, vetzuur en glycerine. Nadat de massa in de kuip een paar uur had gerust, kwam er een laag, inmiddels gesmolten, vet bovendrijven. Dit vet werd afgeschept en via een buis overgebracht naar een andere kuip, die in een waterbad van 30 tot 40 °C werd geplaatst. Nu werd er keukenzout toegevoegd om de zuivering te versnellen en na circa 2 uur had het vet zowel zijn water als de laatste resten weefsel verloren.
 
Het vet was ondertussen lichtgeel geworden en had zijn onaangename geur verloren. Men liet nu het vloeibare vet in vertinde ijzeren bakken stromen en plaatste die in een tot maximaal 25 °C verwarmde ruimte. Het vet koelde af en stolde tot een halfvaste, korrelige substantie. Met behulp van een hydraulische pers werd de gestolde massa uitgeperst, waardoor ongeveer 60% van het vet in de vorm van vloeibare oleomargarine wegstroomde, terwijl de overige 40% als stearine achterbleef. Deze stearine was voor de fabricage van [[Botervervalsing|'''kunstboter''']] niet meer van belang en werd gebruikt voor de kaarsenindustrie.
 
Het vet was ondertussen lichtgeel geworden en had zijn onaangename geur verloren. Men liet nu het vloeibare vet in vertinde ijzeren bakken stromen en plaatste die in een tot maximaal 25 °C verwarmde ruimte. Het vet koelde af en stolde tot een halfvaste, korrelige substantie. Met behulp van een hydraulische pers werd de gestolde massa uitgeperst, waardoor ongeveer 60% van het vet in de vorm van vloeibare oleomargarine wegstroomde, terwijl de overige 40% als stearine achterbleef. Deze stearine was voor de fabricage van [[Botervervalsing|'''kunstboter''']] niet meer van belang en werd gebruikt voor de kaarsenindustrie.
De oleomargarine stolde na verdere afkoeling tot een korrelige massa, waarna ze op walsen met water werd gewassen en gekneed, waardoor het produkt een gelijkmatige vastheid kreeg. Deze oleomargarine werd door Mège Mouriès in Parijs onder de naam <margarine> als braadvet verkocht en werd vanwege haar lange houdbaarheid in het buitenland als <marineboter> te koop aangeboden. Maar behalve als eindprodukt was de oleomargarine ook bestemd om dienst te doen als grondstof voor de produktie van de eigenlijke kunstboter.
+
De oleomargarine stolde na verdere afkoeling tot een korrelige massa, waarna ze op walsen met water werd gewassen en gekneed, waardoor het produkt een gelijkmatige vastheid kreeg. Deze oleomargarine werd door [[De uitvinding van een nieuwe voedingsvet|'''Mège Mouriès''']] in Parijs onder de naam <margarine> als braadvet verkocht en werd vanwege haar lange houdbaarheid in het buitenland als <marineboter> te koop aangeboden. Maar behalve als eindprodukt was de oleomargarine ook bestemd om dienst te doen als grondstof voor de produktie van de eigenlijke kunstboter.
 
In zijn octrooi uit 1869 legde [[De uitvinding van een nieuwe voedingsvet|'''Mège Mouriès''']] de nadruk op de produktie van de oleomargarine. De omzetting van het vet in een botersubstituut kwam slechts zijdelings ter sprake. In feite was dit ook een betrekkelijk eenvoudig proces en in zijn fabriekje in Poissy paste hij het voor het eerst in de praktijk toe. Dit gebeurde op weliswaar zeer bescheiden schaal, maar helpt wel de mythe de wereld uit dat Jurgens de eerste zou zijn geweest die margarine maakte.  
 
In zijn octrooi uit 1869 legde [[De uitvinding van een nieuwe voedingsvet|'''Mège Mouriès''']] de nadruk op de produktie van de oleomargarine. De omzetting van het vet in een botersubstituut kwam slechts zijdelings ter sprake. In feite was dit ook een betrekkelijk eenvoudig proces en in zijn fabriekje in Poissy paste hij het voor het eerst in de praktijk toe. Dit gebeurde op weliswaar zeer bescheiden schaal, maar helpt wel de mythe de wereld uit dat Jurgens de eerste zou zijn geweest die margarine maakte.  
 
In een handkarn bracht Mège 50 kilo gesmolten oleomargarine, 25 liter koeiemelk en 25 liter water samen, waaraan hij nog 100 gram fijngesneden koeie-uier en wat gele kleurstof toevoegde. Na circa twee uur karnen ontstond een emulsie, een dikke room, die hij gewoon boter noemde. Er werd koud water bij deze <boter> gedaan, die vervolgens in een kneder werd bewerkt; het produkt onderging nog een behandeling onder een wals, en het resultaat was een botersubstituut met een gelijkmatige structuur en smeerbaarheid.
 
In een handkarn bracht Mège 50 kilo gesmolten oleomargarine, 25 liter koeiemelk en 25 liter water samen, waaraan hij nog 100 gram fijngesneden koeie-uier en wat gele kleurstof toevoegde. Na circa twee uur karnen ontstond een emulsie, een dikke room, die hij gewoon boter noemde. Er werd koud water bij deze <boter> gedaan, die vervolgens in een kneder werd bewerkt; het produkt onderging nog een behandeling onder een wals, en het resultaat was een botersubstituut met een gelijkmatige structuur en smeerbaarheid.

Versie op 24 sep 2007 12:30