De prijs van margarine
Van Techniek in Nederland
Regel 2: | Regel 2: | ||
In de vroege jaren zeventig had de kunstboter geen echte bedreiging voor de botermarkt gevormd, omdat de afzet van het artikel in een ander [[begrippenlijst#Segment|segment]] van de markt plaatsvond. Vooral diegenen die zich slechts wat vet of [[begrippenlijst#Reuzel|reuzel]] als voedingsvet konden veroorloven, toonden interesse. Bij het toenemen van de kwaliteit van de kunstboter, werd het echter vanzelfsprekender dat bevolkingsgroepen (bijvoorbeeld uit de middenklasse) de overstap maakten van boter naar kunstboter. De toenemende consumptie van kunstboter ging in dit geval vooral ten koste van die van [[begrippenlijst#Inferieur|inferieure]] kwaliteiten boter, waartoe overigens veel [[Botervervalsing|'''Nederlandse boter''']] was gaan behoren. Betere soorten als de [[Ontwikkelingen in Denemarken|'''Deense boter''']] hadden weinig last van deze concurrentie. | In de vroege jaren zeventig had de kunstboter geen echte bedreiging voor de botermarkt gevormd, omdat de afzet van het artikel in een ander [[begrippenlijst#Segment|segment]] van de markt plaatsvond. Vooral diegenen die zich slechts wat vet of [[begrippenlijst#Reuzel|reuzel]] als voedingsvet konden veroorloven, toonden interesse. Bij het toenemen van de kwaliteit van de kunstboter, werd het echter vanzelfsprekender dat bevolkingsgroepen (bijvoorbeeld uit de middenklasse) de overstap maakten van boter naar kunstboter. De toenemende consumptie van kunstboter ging in dit geval vooral ten koste van die van [[begrippenlijst#Inferieur|inferieure]] kwaliteiten boter, waartoe overigens veel [[Botervervalsing|'''Nederlandse boter''']] was gaan behoren. Betere soorten als de [[Ontwikkelingen in Denemarken|'''Deense boter''']] hadden weinig last van deze concurrentie. | ||
De marktverhouding tussen boter en kunstboter was voornamelijk gebaseerd op een negatieve keuze: gingen de boterprijzen omlaag, dan ging de consument razendsnel over op echte boter en liet het [[begrippenlijst#Surrogaat|surrogaat]]artikel liggen. De afzet van de kunstboter producenten stond derhalve in nauw verband met de [[begrippenlijst#Prijsfluctuatie|prijsfluctuaties]] van de boter.[[Noten H2#2-58|<sup>[58]</sup>]] Vooral in de zomer, wanneer de boterproduktie groter was dan in de andere seizoenen, had de kunstboterfabrikant het moeilijk. Lage natuurboterprijzen waren dikwijls fataal voor de fabrikanten, vooral voor degenen die mindere kwaliteiten kunstboter maakten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat rond 1883/1884, toen de boterprijzen erg laag waren, een groot aantal kunstboterfabrieken ophield te bestaan. Van de fabrikanten uit de [[begrippenlijst#Boom-fase|boom-fase]] (1879 1883) waren er veel die het niet konden bolwerken: van de bijna zeventig fabrieken waren er in 1883 nog ruim veertig over. | De marktverhouding tussen boter en kunstboter was voornamelijk gebaseerd op een negatieve keuze: gingen de boterprijzen omlaag, dan ging de consument razendsnel over op echte boter en liet het [[begrippenlijst#Surrogaat|surrogaat]]artikel liggen. De afzet van de kunstboter producenten stond derhalve in nauw verband met de [[begrippenlijst#Prijsfluctuatie|prijsfluctuaties]] van de boter.[[Noten H2#2-58|<sup>[58]</sup>]] Vooral in de zomer, wanneer de boterproduktie groter was dan in de andere seizoenen, had de kunstboterfabrikant het moeilijk. Lage natuurboterprijzen waren dikwijls fataal voor de fabrikanten, vooral voor degenen die mindere kwaliteiten kunstboter maakten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat rond 1883/1884, toen de boterprijzen erg laag waren, een groot aantal kunstboterfabrieken ophield te bestaan. Van de fabrikanten uit de [[begrippenlijst#Boom-fase|boom-fase]] (1879 1883) waren er veel die het niet konden bolwerken: van de bijna zeventig fabrieken waren er in 1883 nog ruim veertig over. | ||
− | Meer dan 90 procent van de Engelse kunstboter-import bleef uit Nederland komen en er leken weinig kapers op de kust. Vanaf 1891 kwamen er echter grote hoeveelheden Australische boter op de Engelse markt, die de prijs van de Europese boter en de kunstboter spectaculair deden dalen. In de jaren hierna namen deze aanvoeren reusachtige proporties aan, met als gevolg dat de afzet van de kunstboter in gevaar kwam. | + | Meer dan [[Octrooien in Nederland|'''90 procent''']] van de Engelse kunstboter-import bleef uit Nederland komen en er leken weinig kapers op de kust. Vanaf 1891 kwamen er echter grote hoeveelheden Australische boter op de Engelse markt, die de prijs van de Europese boter en de kunstboter spectaculair deden dalen. In de jaren hierna namen deze aanvoeren reusachtige proporties aan, met als gevolg dat de afzet van de kunstboter in gevaar kwam. |
De jaren negentig waren voor de kunstboter industrie een slechte periode. Deze crisis werd veroorzaakt door de zware concurrentie van de genoemde 'koloniale' boter en door de prijs van [[Het fabricageproces van oleomargarine|'''oleomargarine''']], die periodiek een enorme hoogten bereikte. Bovendien vonden de fabrikanten in verschillende landen tariefmuren op hun weg. Frankrijk en Duitsland hadden hoge invoerrechten ingesteld om de import van Nederlandse kunstboter te beperken en daardoor de ontwikkeling van een binnenlandse margarine industrie te bevorderen. In 1895 nam ook België soortgelijke maatregelen en juist in dit land hadden verschillende kleinere fabrieken een redelijke afzet gehad. Jurgens en Van den Bergh hadden voor dergelijke problemen een simpele remedie: ze richtten eigen fabrieken op over de grenzen. Bedrijven die tot dergelijke investeringen niet in staat waren, moesten afhaken. | De jaren negentig waren voor de kunstboter industrie een slechte periode. Deze crisis werd veroorzaakt door de zware concurrentie van de genoemde 'koloniale' boter en door de prijs van [[Het fabricageproces van oleomargarine|'''oleomargarine''']], die periodiek een enorme hoogten bereikte. Bovendien vonden de fabrikanten in verschillende landen tariefmuren op hun weg. Frankrijk en Duitsland hadden hoge invoerrechten ingesteld om de import van Nederlandse kunstboter te beperken en daardoor de ontwikkeling van een binnenlandse margarine industrie te bevorderen. In 1895 nam ook België soortgelijke maatregelen en juist in dit land hadden verschillende kleinere fabrieken een redelijke afzet gehad. Jurgens en Van den Bergh hadden voor dergelijke problemen een simpele remedie: ze richtten eigen fabrieken op over de grenzen. Bedrijven die tot dergelijke investeringen niet in staat waren, moesten afhaken. | ||