Zuivel in Zuid Nederland

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 1: Regel 1:
Zandgronden met klein gemengde bedrijven
+
'''Zandgronden met klein gemengde bedrijven'''
  
  
Regel 6: Regel 6:
 
Van oudsher was hier wegens de bodemgesteldheid te weinig land voor de veehouderij beschikbaar geweest in verhouding tot het voor akkerbouw bruikbare land. Deze ongunstige verhouding maakte dat de boeren moesten woekeren met de mest die zij van hun beperkte veestapel kregen. Om vooral geen mest verloren te laten gaan was al voor 1800 in Brabant het zogenaamde Vlaamse bouwstelsel in zwang gekomen. Daarbij stond het vee nagenoeg het hele jaar op stal en zette voedergewassen om in mest. Het melken vond in deze veelal kleine en bedompte ruimten plaats.  
 
Van oudsher was hier wegens de bodemgesteldheid te weinig land voor de veehouderij beschikbaar geweest in verhouding tot het voor akkerbouw bruikbare land. Deze ongunstige verhouding maakte dat de boeren moesten woekeren met de mest die zij van hun beperkte veestapel kregen. Om vooral geen mest verloren te laten gaan was al voor 1800 in Brabant het zogenaamde Vlaamse bouwstelsel in zwang gekomen. Daarbij stond het vee nagenoeg het hele jaar op stal en zette voedergewassen om in mest. Het melken vond in deze veelal kleine en bedompte ruimten plaats.  
  
Reeds hiervoor zagen wij dat dergelijke omstandigheden geen goed uitgangspunt konden zijn voor een optimale zuivelbereiding. Bovendien waren de weilanden te schraal en ontbrak het de meeste boeren aan geld om aanvullend veevoer van goede kwaliteit te kopen.[[Noten TIN19-1-H4#4-58|<sup>[58]</sup>]]  Boter was in deze bedrijven een bijprodukt, de melk werd merendeels aan de kalveren gevoederd, kaas werd nauwelijks gemaakt.
+
Reeds hiervoor zagen wij dat dergelijke omstandigheden geen goed uitgangspunt konden zijn voor een optimale zuivelbereiding. Bovendien waren de weilanden te schraal en ontbrak het de meeste boeren aan geld om aanvullend veevoer van goede kwaliteit te kopen.[[Noten TIN19-1-H4#4-58|<sup>[58]</sup>]]  Boter was in deze bedrijven een bijproduct, de melk werd merendeels aan de kalveren gevoederd, kaas werd nauwelijks gemaakt.
  
'De huisgezinnen, die zich in het bezit van zoo'n paar koeien mogen verheu¬gen, behooren tot de eenvoudigste klasse van menschen. Gewoonlijk bewonen zij een huisje, dat uit één vertrek bestaat, hetwelk dus dient tot woon-, eet- en slaapkamer en keuken. De kippen hebben er vrijen toegang en ook het varken komt er nu en dan eene visite maken en ontziet zich niet, den snuit eens in den pappot der familie te steken. In dat vertrek wordt ook de melk bewaard, waarvan boter gemaakt zal worden. Het gereedschap waarin ze bewaard wordt, bestaat uit een paar potten, een oud vaatje, of zoo iets, dat men bij de hand heeft. Men karnt, als er eens tijd voor is, want de man werkt den ganschen dag buitenshuis en de vrouw, die zeer veel en verschillend werk moet verrichten, kan slechts zelden tijd vinden voor het karnen. (...) Herinneren wij ons nu, wat wij gezegd hebben van de eigenschappen der melk en van haar vatbaarheid voor bederf, dan hoeft het ons niet te verwonderen, dat de boter, op deze wijze bereid, slecht van hoedanigheid is en weinig waarde heeft.'[[Noten TIN19-1-H4#4-59|<sup>[5]</sup>]]  
+
'De huisgezinnen, die zich in het bezit van zoo'n paar koeien mogen verheugen, behooren tot de eenvoudigste klasse van menschen. Gewoonlijk bewonen zij een huisje, dat uit één vertrek bestaat, hetwelk dus dient tot woon-, eet- en slaapkamer en keuken. De kippen hebben er vrijen toegang en ook het varken komt er nu en dan eene visite maken en ontziet zich niet, den snuit eens in den pappot der familie te steken. In dat vertrek wordt ook de melk bewaard, waarvan boter gemaakt zal worden. Het gereedschap waarin ze bewaard wordt, bestaat uit een paar potten, een oud vaatje, of zoo iets, dat men bij de hand heeft. Men karnt, als er eens tijd voor is, want de man werkt den ganschen dag buitenshuis en de vrouw, die zeer veel en verschillend werk moet verrichten, kan slechts zelden tijd vinden voor het karnen. (...) Herinneren wij ons nu, wat wij gezegd hebben van de eigenschappen der melk en van haar vatbaarheid voor bederf, dan hoeft het ons niet te verwonderen, dat de boter, op deze wijze bereid, slecht van hoedanigheid is en weinig waarde heeft.'[[Noten TIN19-1-H4#4-59|<sup>[5]</sup>]]  
 
[[Afbeelding:TIN19_blz125.jpg|thumb|370px|left|Een Brabantse boerin in de open lucht bij het karnen]]
 
[[Afbeelding:TIN19_blz125.jpg|thumb|370px|left|Een Brabantse boerin in de open lucht bij het karnen]]
  
Regel 26: Regel 26:
  
 
'' 'De groote boeren hebben in den regel de grootste huishoudens; (...) zij hebben veel mondbehoeften en kleedingstoffen noodig, en nu spreekt het van zelf dat de winkelier-boterkoopman liever boter koopt van een boer die veel bij hem koopt. Hij laat bij die gelegenheid waar van mindere qualiteit wat duurder betalen en kan door de winst, die hij uit de winkelgoederen maakt, best wat hoogeren prijs voor de boter besteden; men koopt dus wel eens boter niet om de boter, maar om de klanten. (...) De arbeider en keuter [krijgt] van den winkelier-boterkoopman minderen prijs betaald, omdat hij minder winkelwaren noodig heeft; hij moet zich tot het strikst noodzakelijke bepalen, of hij ziet zich verplicht bij aankoop van kleedingstoffen elders goedkoope winkels op te zoeken. Het spreekt van zelf, dat meenig boer in andere winkels ook beter en voor minderen prijs zijne benoodigdheden zou kunnen aanschaffen, doch dit doet men niet, omdat de prijs voor de boter dan ook lager wordt.' ''[[Noten TIN19-1-H4#4-61|<sup>[61]</sup>]]  
 
'' 'De groote boeren hebben in den regel de grootste huishoudens; (...) zij hebben veel mondbehoeften en kleedingstoffen noodig, en nu spreekt het van zelf dat de winkelier-boterkoopman liever boter koopt van een boer die veel bij hem koopt. Hij laat bij die gelegenheid waar van mindere qualiteit wat duurder betalen en kan door de winst, die hij uit de winkelgoederen maakt, best wat hoogeren prijs voor de boter besteden; men koopt dus wel eens boter niet om de boter, maar om de klanten. (...) De arbeider en keuter [krijgt] van den winkelier-boterkoopman minderen prijs betaald, omdat hij minder winkelwaren noodig heeft; hij moet zich tot het strikst noodzakelijke bepalen, of hij ziet zich verplicht bij aankoop van kleedingstoffen elders goedkoope winkels op te zoeken. Het spreekt van zelf, dat meenig boer in andere winkels ook beter en voor minderen prijs zijne benoodigdheden zou kunnen aanschaffen, doch dit doet men niet, omdat de prijs voor de boter dan ook lager wordt.' ''[[Noten TIN19-1-H4#4-61|<sup>[61]</sup>]]  
 +
 +
 +
 +
'''Botermijnen'''
 +
  
 
Er was maar één kruid gewassen tegen dergelijke willekeur en winkelnering. De wettelijke mogelijkheid bestond sinds 1860 om botermijnen te openen. Daar werd de boter bij afslag verkocht, 'afgemijnd', omdat degene die als eerste 'mijn!' roept, eigenaar wordt van de geveilde partij.  
 
Er was maar één kruid gewassen tegen dergelijke willekeur en winkelnering. De wettelijke mogelijkheid bestond sinds 1860 om botermijnen te openen. Daar werd de boter bij afslag verkocht, 'afgemijnd', omdat degene die als eerste 'mijn!' roept, eigenaar wordt van de geveilde partij.  
Regel 35: Regel 40:
  
 
Veel kennis omtrent wat er zoal in de rest van de wereld op zuivelgebied gaande was, bestond er niet in Brabant. Alleen als er in de nabije omgeving voorbeelden te zien waren van een andere werkwijze, ging daarvan enige uitstraling uit. Zo namen de boeren in Reusel, langs de Belgische grens, een goed voorbeeld aan hun collega's aan de andere kant, die '' 'kosten noch moeiten ontzien om dat produkt zoo goed mogelijk te maken' '',[[Noten TIN19-1-H4#4-64|<sup>[64]</sup>]] wat inderdaad een vooruitgang in de zuiverheid van de Reuselse boter opleverde. Nieuwe methoden van bereiding kon een waarnemer ter plaatse in 1887 echter nog niet vermelden.
 
Veel kennis omtrent wat er zoal in de rest van de wereld op zuivelgebied gaande was, bestond er niet in Brabant. Alleen als er in de nabije omgeving voorbeelden te zien waren van een andere werkwijze, ging daarvan enige uitstraling uit. Zo namen de boeren in Reusel, langs de Belgische grens, een goed voorbeeld aan hun collega's aan de andere kant, die '' 'kosten noch moeiten ontzien om dat produkt zoo goed mogelijk te maken' '',[[Noten TIN19-1-H4#4-64|<sup>[64]</sup>]] wat inderdaad een vooruitgang in de zuiverheid van de Reuselse boter opleverde. Nieuwe methoden van bereiding kon een waarnemer ter plaatse in 1887 echter nog niet vermelden.
 +
 +
 +
 +
 +
'''Handkracht-boterfabriekjes'''
 +
  
 
Uiteindelijk waren de barre winter 1890/91 en een hagelbui die de oogst vernielde in de daaropvolgende zomer voor schoolmeester J.J.C. Ament in Tungelroy bij Weert aanleiding om een kleine, met handkracht gedreven boterfabriek op te zetten. De misère die hij bij de boeren in zijn dorp zag, zou enigszins verlicht kunnen worden als zij het voorbeeld volgden van boeren in Bree, net over de Belgische grens. Daar was sinds 1891 een zogenaamde 'samenmelkerij' in werking. De boeren brachten er de melk van hun koeien bijeen en maakten er met behulp van een handcentrifuge en een goede karn boter van betere kwaliteit dan voorheen. De investering was gering geweest, maar de resultaten van de boterverkoop waren hoopgevend.
 
Uiteindelijk waren de barre winter 1890/91 en een hagelbui die de oogst vernielde in de daaropvolgende zomer voor schoolmeester J.J.C. Ament in Tungelroy bij Weert aanleiding om een kleine, met handkracht gedreven boterfabriek op te zetten. De misère die hij bij de boeren in zijn dorp zag, zou enigszins verlicht kunnen worden als zij het voorbeeld volgden van boeren in Bree, net over de Belgische grens. Daar was sinds 1891 een zogenaamde 'samenmelkerij' in werking. De boeren brachten er de melk van hun koeien bijeen en maakten er met behulp van een handcentrifuge en een goede karn boter van betere kwaliteit dan voorheen. De investering was gering geweest, maar de resultaten van de boterverkoop waren hoopgevend.
Regel 59: Regel 70:
  
 
Het grote voordeel van de handkracht-boterfabriekjes was dat ze goedkoop en simpel waren. Voor ongeveer ƒ 2000 stond er een gebouw met inventaris[[Noten TIN19-1-H4#4-68|<sup>[68]</sup>]] en een knecht kon het werk in enkele dagen leren. De boter was zoveel beter van kwaliteit dat er doorgaans een prijs van ongeveer ƒ 1,10 voor werd gegeven, terwijl de boerderijboter circa 20 cent lager noteerde op de plaatselijke markten en botermijnen.
 
Het grote voordeel van de handkracht-boterfabriekjes was dat ze goedkoop en simpel waren. Voor ongeveer ƒ 2000 stond er een gebouw met inventaris[[Noten TIN19-1-H4#4-68|<sup>[68]</sup>]] en een knecht kon het werk in enkele dagen leren. De boter was zoveel beter van kwaliteit dat er doorgaans een prijs van ongeveer ƒ 1,10 voor werd gegeven, terwijl de boerderijboter circa 20 cent lager noteerde op de plaatselijke markten en botermijnen.
 +
 +
 +
 +
'''Verbetering afzet'''
 +
  
 
De boterhandel was geenszins unaniem gelukkig met deze ontwikkeling. De winkeliers zagen hun winkelnering omzeild worden, boterkopers vreesden dat onderling overleg tussen het groeiend aantal coöperaties zou maken dat willekeurige prijsvorming, die altijd voor de handelaar het voordeligst was geweest, tot het verleden ging behoren. Inderdaad begonnen al in de zomer van 1893 Ament en enkele medestanders te werken aan een organisatie die de afzet van de fabrieksboter in betere banen kon leiden. Dat was een van de belangrijkste redenen om de bestaande [[begrippenlijst#Coöperatieve|coöperatieve]] fabrieken in één vereniging samen te brengen en zo ontstond de Zuid-Nederlandsche Zuivelbond (znz),'' 'eene Centrale Vereeniging van coöperatieve melkerijen in Limburg en Noord-Brabant. Het doel van den Bond is de bevordering van alle belangen der Vereenigde melkerijen, vooral van die welke met de bereiding en den verkoop van zuivelproducten in verband staan'.''[[Noten TIN19-1-H4#4-69|<sup>[69]</sup>]]  
 
De boterhandel was geenszins unaniem gelukkig met deze ontwikkeling. De winkeliers zagen hun winkelnering omzeild worden, boterkopers vreesden dat onderling overleg tussen het groeiend aantal coöperaties zou maken dat willekeurige prijsvorming, die altijd voor de handelaar het voordeligst was geweest, tot het verleden ging behoren. Inderdaad begonnen al in de zomer van 1893 Ament en enkele medestanders te werken aan een organisatie die de afzet van de fabrieksboter in betere banen kon leiden. Dat was een van de belangrijkste redenen om de bestaande [[begrippenlijst#Coöperatieve|coöperatieve]] fabrieken in één vereniging samen te brengen en zo ontstond de Zuid-Nederlandsche Zuivelbond (znz),'' 'eene Centrale Vereeniging van coöperatieve melkerijen in Limburg en Noord-Brabant. Het doel van den Bond is de bevordering van alle belangen der Vereenigde melkerijen, vooral van die welke met de bereiding en den verkoop van zuivelproducten in verband staan'.''[[Noten TIN19-1-H4#4-69|<sup>[69]</sup>]]  
  
 
In 1895 vestigde de znz een botermijn in Maastricht. Een eigen mijn had drie voordelen: de fabrieken waren onafhankelijker van de boterkooplui en winkeliers in de grote steden konden zonder tussenkomst van de tussenhandel boter kopen Bovendien kon de Bond de zuiverheid van de verhandelde boter garanderen. Zo kregen de aangesloten fabrieken een hogere prijs voor hun boter, mits die van goede kwaliteit was. Voor kwaliteitshandhaving bood de znz de helpende hand via adviezen, [[Zuivel en onderwijs|'''cursussen''']] voor personeel en controle van de geleverde waar.
 
In 1895 vestigde de znz een botermijn in Maastricht. Een eigen mijn had drie voordelen: de fabrieken waren onafhankelijker van de boterkooplui en winkeliers in de grote steden konden zonder tussenkomst van de tussenhandel boter kopen Bovendien kon de Bond de zuiverheid van de verhandelde boter garanderen. Zo kregen de aangesloten fabrieken een hogere prijs voor hun boter, mits die van goede kwaliteit was. Voor kwaliteitshandhaving bood de znz de helpende hand via adviezen, [[Zuivel en onderwijs|'''cursussen''']] voor personeel en controle van de geleverde waar.

Versie op 9 okt 2007 14:01