Melkconsumptie en consumenten
Van Techniek in Nederland
Regel 1: | Regel 1: | ||
− | Volwassenen dronken aan het begin van de twintigste eeuw weinig melk. Wanneer ze al melk dronken, was die gekookt met toevoegingen als cacao, suiker of anijs en andere kruiden.[[Noten TIN20-3-H6#6-30|<sup>[30]</sup>]] Wel werden melk en karnemelk gebruikt voor het bereiden van pap, pudding, pannenkoeken en dergelijke en waren ze een belangrijke aanvulling van de traditioneel eiwitarme voeding. | + | Volwassenen dronken aan het begin van de twintigste eeuw weinig melk. Wanneer ze al melk dronken, was die gekookt met toevoegingen als cacao, suiker of anijs en andere kruiden.[[Noten TIN20-3-H6#6-30|<sup>[30]</sup>]] |
+ | Wel werden melk en karnemelk gebruikt voor het bereiden van pap, pudding, pannenkoeken en dergelijke en waren ze een belangrijke aanvulling van de traditioneel eiwitarme voeding. | ||
Er is weinig cijfermatige informatie voorhanden over de melkconsumptie van vóór 1940. In 1906/1907 leverden melkslijters en melkinrichtingen in Amsterdam dagelijks ruim 0,2 liter per hoofd van de bevolking, maar daarnaast betrokken consumenten ook melk direct van de boeren. Tijdens de Eerste Wereldoorlog nam de melkconsumptie toe doordat veel andere producten schaars werden.[[Noten TIN20-3-H6#6-31|<sup>[31]</sup>]] In 1919 was de dagelijkse consumptie per hoofd van de bevolking door prijsstijgingen van de melk weer gedaald tot ongeveer 0,2 liter. Rond 1930 consumeerden Amsterdammers circa 0,5 liter per persoon per dag, in bijvoorbeeld Zaandam lag de consumptie op 0,8 liter.[[Noten TIN20-3-H6#6-32|<sup>[32]</sup>]] | Er is weinig cijfermatige informatie voorhanden over de melkconsumptie van vóór 1940. In 1906/1907 leverden melkslijters en melkinrichtingen in Amsterdam dagelijks ruim 0,2 liter per hoofd van de bevolking, maar daarnaast betrokken consumenten ook melk direct van de boeren. Tijdens de Eerste Wereldoorlog nam de melkconsumptie toe doordat veel andere producten schaars werden.[[Noten TIN20-3-H6#6-31|<sup>[31]</sup>]] In 1919 was de dagelijkse consumptie per hoofd van de bevolking door prijsstijgingen van de melk weer gedaald tot ongeveer 0,2 liter. Rond 1930 consumeerden Amsterdammers circa 0,5 liter per persoon per dag, in bijvoorbeeld Zaandam lag de consumptie op 0,8 liter.[[Noten TIN20-3-H6#6-32|<sup>[32]</sup>]] | ||
Regel 35: | Regel 36: | ||
− | Uit het verrichte onderzoek bleek dat het verbruik van los verkochte melk afnam door toenemend koffiemelkgebruik en aanschaf van [[Melkfles versus melkpak|'''‘flessenmelk’''']].[[Noten TIN20-3-H6#6-45|<sup>[45]</sup>]] Uit het NIAM-onderzoek bleek tevens dat onrust onder de bevolking over te veel vetverbruik zijn effecten had op de melkconsumptie. Bijna alle huisvrouwen bleken de door de zuivelindustrie gehanteerde kreet ‘melk is goed voor elk’ te onderschrijven. Een groot deel van de huisvrouwen, met name 50-plussers, bleek echter zelf geen melk te drinken omdat je daar dik van zou worden. Huisvrouwen associeerden melk met kinderen, met name schooljeugd, en met ‘sport’. Volgens het NIAM was melk in de ogen van huisvrouwen een ‘gezonde kinderdrank’.[[Noten TIN20-3-H6#6-46|<sup>[46]</sup>]] | + | Uit het verrichte onderzoek bleek dat het verbruik van los verkochte melk afnam door toenemend koffiemelkgebruik en aanschaf van [[Melkfles versus melkpak|'''‘flessenmelk’''']].[[Noten TIN20-3-H6#6-45|<sup>[45]</sup>]] |
+ | Uit het NIAM-onderzoek bleek tevens dat onrust onder de bevolking over te veel vetverbruik zijn effecten had op de melkconsumptie. Bijna alle huisvrouwen bleken de door de zuivelindustrie gehanteerde kreet [[Melk is goed voor elk|'''‘melk is goed voor elk’''']] te onderschrijven. | ||
+ | |||
+ | Een groot deel van de huisvrouwen, met name 50-plussers, bleek echter zelf geen melk te drinken omdat je daar dik van zou worden. Huisvrouwen associeerden melk met kinderen, met name schooljeugd, en met ‘sport’. Volgens het NIAM was melk in de ogen van huisvrouwen een ‘gezonde kinderdrank’.[[Noten TIN20-3-H6#6-46|<sup>[46]</sup>]] |